ECLI:NL:GHAMS:2014:4558
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R.G. Kemmers
- A.N. van de Beek
- M.M.A. Gerritzen - Gunst
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de onderhoudsplicht na samenleven als waren zij gehuwd
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de onderhoudsplicht van de man jegens de vrouw na hun echtscheiding. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin zijn verzoek om de alimentatieplicht te beëindigen werd afgewezen. De man stelt dat de vrouw samenleeft met een ander als waren zij gehuwd, wat volgens artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek leidt tot het einde van de alimentatieplicht. De vrouw betwist dit en stelt dat zij en haar partner ieder hun eigen woning hebben en onafhankelijk van elkaar leven. Het hof oordeelt dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen over de financiële verwevenheid en de duurzaamheid van de relatie tussen de vrouw en haar partner. Het hof benadrukt dat voor een geslaagd beroep op artikel 1:160 BW vereist is dat er sprake is van een duurzame affectieve relatie en een gezamenlijke huishouding. Aangezien de vrouw en haar partner niet samenwonen, kan de man niet slagen in zijn beroep. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de man af.