3.1.Het gaat in deze zaak om het volgende.
( i) [appellant], geboren op 25 november 1964, is met ingang van 1 oktober 1998 in dienst getreden bij Struyk Verwo als productiemedewerker. Zijn salaris bedroeg laatstelijk € 2.379,= bruto per maand exclusief vakantietoeslag en andere arbeidsvoorwaarden. De Cao voor de Betonproductenindustrie is van toepassing.
(ii) Struyk Verwo heeft tien productielocaties in Nederland, twee regionale verkoopkantoren in Alphen aan den Rijn en Tiel en een hoofdkantoor in Oosterhout.
(iii) Op 3 april 2007 heeft een bedrijfsongeval plaatsgevonden in de nevenvestiging van Struyk Verwo in Leimuiden, waar [appellant] toen werkzaam was. Bij werkzaamheden aan een betonproducteninstallatie is [appellant] met zijn hand bekneld geraakt tussen de bewegende delen en de trechter van deze installatie. Ten gevolge daarvan heeft hij letsel opgelopen aan zijn rechterhand. Dit heeft zich kunnen voordoen omdat een veiligheidsscherm ontbrak. De Arbeidsinspectie heeft Struyk Verwo op 28 maart 2008 een boete van € 12.000,= opgelegd wegens overtreding van de arbeidsomstandighedenwetgeving. In het kader van een letselschadeprocedure heeft Struyk Verwo [appellant] een bedrag van € 7.500,= ter zake van schadevergoeding betaald.
(iv) Op 10 oktober 2007 heeft de bedrijfsarts in een periodieke evaluatie aangegeven dat de beperkingen aan de vierde vinger van [appellant]’s rechterhand blijvend zijn. [appellant] is vanaf medio augustus 2007 voor 50% hersteld gemeld en vanaf begin 2008 voor 100% arbeidsgeschikt verklaard.
( v) Op 19 mei 2008 heeft een gesprek met [appellant] plaatsgevonden omdat de onderlinge samenwerking niet goed verliep, wat is bevestigd bij brief van 23 mei 2008 van Struyk Verwo aan [appellant].
(vi) Op 16 februari 2009 is met [appellant] gesproken naar aanleiding van een ziekmelding. In dit gesprek is, blijkens een door Struyk Verwo overgelegd e-mailbericht van 16 februari 2009, tevens de productiviteit van [appellant] aan de orde gekomen.
(vii) In het verslag van het op 30 maart 2011 gehouden evaluatiegesprek staat als totaalbeoordeling het volgende vermeld:
“(…)
TOTAAL BEOORDELING
Totaal oordeel (…) Onvoldoende (…)
Trend (…) Dalend
Opmerkingen Arbeidsverhouding verslechteren, omdat [appellant] niet mee kan/wil werken om zijn gedrag en houding te veranderen om aan de verwachtingspatronen van de leidinggevende te voldoen.”
Nadat op 16 juni 2011 was vastgesteld dat mediation tussen partijen niet tot gewenst resultaat had geleid, heeft Struyk Verwo [appellant] meegedeeld dat zij hem wilde overplaatsten naar de vestiging te Amsterdam.
(viii) In het e-mailbericht van [appellant] van 4 juni 2011 aan zijn leidinggevende, [X] (verder: [X]), staat onder meer het volgende:
“(…) Ik word naar Amsterdam gestuurd tegen mijn wil in. Als het ware word ik gedwongen. Uit protest zal ik uiteindelijk wel gaan, maar een vaste datum kan ik niet geven.
Bij deze wil ik gelijk mededelen dat ik ook van plan ben dit besluit aan te vechten middels een rechtszaak. (…)”
[appellant] heeft zich op 25 mei 2011 en op 3 juni 2011 ziek gemeld, doch in beide gevallen oordeelde de bedrijfsarts dat [appellant] arbeidsgeschikt was en dat de functie in Amsterdam passend was.
(ix) Bij brief van 17 juni 2011 heeft Struyk Verwo het aanbod van de functie in Amsterdam opnieuw gedaan. Bij brief van 1 juli 2011 heeft zij [appellant] opnieuw opgeroepen om zich op 4 juli 2011 te melden bij de productieleider, [Y]. [appellant] is op 4 juli 2011 gestart met werken bij de vestiging Amsterdam.
( x) In de brief van 25 juli 2011 van Struyk Verwo aan [appellant] staat onder meer het volgende:
“(…) Conform de gemaakte afspraken heeft u op dinsdag 19 juli jl. met de heer [Y], productieleider, en [Z], HR adviseur, uw start op de productielocatie in Amsterdam en de ontwikkelingen tot op heden geëvalueerd. (…)
Zowel uit het gesprek als uit de ervaring van [Y] is in het gesprek geconcludeerd dat u slechts een marginaal aantal taken volledig zelfstandig uitvoert (…) daarnaast heeft u meegewerkt met het uitvoeren van een aantal taken. [Y] heeft hierbij duidelijk aangegeven dat u hierbij achter blijft bij de verwachtingen en dat er in de komende maand een duidelijke progressie wordt verwacht. (…)”
(xi) Het UWV heeft, naar aanleiding van een door [appellant] aangevraagd deskundigenoordeel met betrekking tot het oordeel van de bedrijfsarts over zijn ziekmelding op 6 juni 2011, op 11 augustus 2011 geoordeeld dat [appellant] op 6 juni 2011 in staat was om zijn eigen werk te doen.
(xii) Bij brieven van 6 september 2011 heeft Struyk Verwo [appellant] bevestigd dat in het gesprek van 31 augustus 2011 – waarbij aanwezig waren [appellant], [A] (Plantmanager) en [B] (HR adviseur) – onder meer is gezegd door Meijerink dat hij wederom progressie bij [appellant] ziet, maar dat het nog steeds erg langzaam gaat en dat nog steeds wordt verwacht dat [appellant] meer initiatief gaat nemen en een minder afwachtende houding aanneemt.
(xiii) Op 14 november 2011 heeft een evaluatiegesprek plaatsgevonden, waarna Struyk Verwo [appellant] bij brief van 2 december 2011 heeft meegedeeld dat zij niet het vertrouwen in [appellant] heeft dat hij de functie van pakketeerder in Amsterdam binnen afzienbare periode op het vereiste niveau zal kunnen uitvoeren, door zijn afwachtende houding en omdat zijn inzet en werktempo niet naar behoren zijn.
(xiv) Op 12 januari 2012 heeft [appellant] zich, na een eerdere ziekmelding, beter gemeld en zich beschikbaar gesteld om te werken. Struyk Verwo heeft [appellant] echter meegedeeld dat er een ontslagprocedure lopende was en dat hij hangende die procedure was vrijgesteld van het verrichten van arbeid.
(xv) Het UWV heeft Struyk Verwo op 29 maart 2012 toestemming verleend de arbeidsovereenkomst met [appellant] op te zeggen. In de beslissing van het UWV staat onder meer het volgende:
“(…) Wij hebben in de stukken niets gezien wat erop duidt dat werknemer verwacht op grond van de functiebeschrijving en de tussen hem en u gemaakte afspraken zijn functie van productiemedewerker B vanaf medio 2008 niet zou kunnen uitoefenen zoals van hem mag worden. Naar onze mening is er dan ook geen sprake van dat werknemer zijn functie niet zou kunnen uitoefenen. Dit betekent dat wij de gevraagde toestemming niet op de ontslaggrond disfunctioneren kunnen verlenen. (…)”
Vervolgens overweegt het UWV echter dat er zich vanaf juni 2008 een aantal incidenten heeft voorgedaan, die betrekking hebben op de regels en voorschriften waaraan [appellant] zich moest houden. Tevens blijkt er kritiek te zijn op de manier waarop [appellant] zijn werkzaamheden uitoefent. Het UWV stelt vast dat Struyk Verwo de incidenten regelmatig met [appellant] heeft besproken en hem mondeling heeft gewaarschuwd, alsmede dat niet is gebleken dat [appellant] heeft geprotesteerd tegen die waarschuwingen. Het UWV stelt tevens vast dat Struyk Verwo medio 2011 duidelijke afspraken met [appellant] heeft gemaakt inzake zijn overplaatsing naar de vestiging in Amsterdam, doch dat [appellant] deze afspraken vele malen ter discussie heeft gesteld. Het UWV concludeert dan ook dat er geen sprake is van een situatie dat de werknemer niet mee lijkt te kunnen werken aan zijn overplaatsing of aan een goede uitoefening van zijn functie na de overplaatsing, doch dat bij hem de bereidheid daartoe lijkt te ontbreken en dat [appellant] daarom verwijtbaar handelt of nalaat.
(xvi) Struyk Verwo heeft bij brief van 30 maart 2012 de arbeidsovereenkomst met [appellant] opgezegd tegen 1 juli 2012.