ECLI:NL:GHAMS:2014:4513

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
31 oktober 2014
Zaaknummer
23-000089-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van rechtbank Noord-Holland in strafzaak met meerdere tenlasteleggingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vrijspraak van de rechtbank Noord-Holland, uitgesproken op 24 december 2013. De verdachte, geboren in Irak in 1970, was in eerste instantie vrijgesproken van meerdere tenlasteleggingen, waaronder mishandeling, belediging en vernieling. Het gerechtshof Amsterdam heeft op 28 oktober 2014 uitspraak gedaan. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank. Het hof heeft de zaak vervolgens inhoudelijk beoordeeld en heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verschillende feiten, waaronder opzettelijke mishandeling en vernieling van eigendommen van anderen. De bewezenverklaring is gebaseerd op de verklaringen van slachtoffers en getuigen, die door het hof als betrouwbaar zijn aangemerkt. De verdachte heeft zich herhaaldelijk schuldig gemaakt aan het veroorzaken van maatschappelijke overlast en heeft geen respect getoond voor de lichamelijke integriteit van anderen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met bijzondere voorwaarden voor behandeling van psychische klachten en alcoholgebruik. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de daden van de verdachte schade hebben geleden. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] tot €300 en [slachtoffer 6] tot €150 toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is deze bedragen te betalen.

Uitspraak

parketnummer: 23-000089-14
datum uitspraak: 28 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 december 2013 in de strafzaak onder parketnummer
15-710569-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedag] 1970,
adres: [adres 1].

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1, 3, 5 en 14 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 oktober 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
Feit 2
hij op of omstreeks 5 juni 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk een (politie)overhemd en/of epaulet, althans een of meerdere kledingstuk(ken), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (verbalisant) [verbalisant] en/of de politie Kennemerland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, (met kracht) aan de kleding van voornoemde verbalisant getrokken en/of gerukt;
Feit 4hij op/in of omstreeks 9 september 2011 te Hoofddorp in de gemeente Haarlemmermeer opzettelijk beledigend [slachtoffer 1], in diens/dier tegenwoordigheid op/tegen en/of in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gespuugd, althans een handeling van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Feit 6hij op of omstreeks 9 september 2011 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door eenmaal of meermalen zijn fiets op/tegen die auto te gooien;
Feit 7hij op of omstreeks 27 oktober 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]),
- ( met kracht) in de arm heeft gebeten en/of
- met een vijl, althans een voorwerp, in/tegen de rug heeft gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 8hij op of omstreeks 27 oktober 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk een t-shirt en/of een ruit (van een deur) van een woning, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte,
- aan het t-shirt van die [slachtoffer 3] getrokken en/of
- ( met) een (bloem)pot, althans een voorwerp, tegen de ruit en/of de deur geslagen en/of gegooid;
Feit 9hij op of omstreeks 27 oktober 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]),
- met een vijl, althans een voorwerp, in de arm heeft gesneden en/of
- met de (tot vuist gebalde) hand in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 10hij op of omstreeks 27 oktober 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk een stoel (van een politievoertuig), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Regiopolitie Kennemerland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, (met kracht) in de bekleding van voornoemde stoel gebeten;
Feit 11hij op of omstreeks 5 april 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 5] (buitengewoonopsporingsambtenaar en conducteur werkzaam bij de NS Groep), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in het openbaar in diens gezicht heeft gespuugd;
Feit 12hij op of omstreeks 5 april 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
- [slachtoffer 5] (buitengewoonopsporingsambtenaar en conducteur in diens van de NS Groep) en/of
- [slachtoffer 6] (treinmachinist),
heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een bierpul/bierfles, althans een (glazen) voorwerp, (een) slaande en/of (een) zwaaiende beweging(en) gemaakt richting (het hoofd van) die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] althans (een) daad/daden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 13hij op of omstreeks 4 januari 2013 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk een (deurstijl van een) (voor)deur (van een woning gelegen aan [adres 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (woningbouwvereniging) Ymere, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, met een mes, althans een (scherp) voorwerp, in voornoemde (deurstijl van een) (voor)deur gesneden en/of gekrast;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof een andere bewijsconstructie bezigt en tot een enigszins andere beslissing en straf komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 2hij op 5 juni 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk een overhemd en epaulet, toebehorende aan verbalisant [verbalisant] en/of de politie Kennemerland, heeft vernield, immers heeft hij, verdachte, met kracht aan de kleding van voornoemde verbalisant gerukt;
Feit 4hij op 9 september 2011 te Hoofddorp in de gemeente Haarlemmermeer opzettelijk beledigend [slachtoffer 1], in diens tegenwoordigheid in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gespuugd;
Feit 6hij op 9 september 2011 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft beschadigd, door zijn fiets tegen die auto te gooien;
Feit 7hij op 27 oktober 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 3], met kracht in de arm heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Feit 8hij op 27 oktober 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk een t-shirt en een ruit van een deur van een woning, toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield, immers heeft hij
- aan het t-shirt van die [slachtoffer 3] getrokken en
- met een bloempot tegen de ruit gegooid;
Feit 9hij op 27 oktober 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 4],
- met een vijl in de arm heeft gesneden, waardoor deze letsel heeft bekomen en
- met de tot vuist gebalde hand in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
Feit 10hij op 27 oktober 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk een stoel van een politievoertuig, toebehorende aan Regiopolitie Kennemerland, heeft beschadigd, immers heeft hij in de bekleding van voornoemde stoel gebeten;
Feit 11hij op 5 april 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 5] (buitengewoon opsporingsambtenaar en conducteur, werkzaam bij de NS Groep), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in het openbaar in diens gezicht heeft gespuugd;
Feit 12hij op of omstreeks 5 april 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, [slachtoffer 5] (buitengewoon opsporingsambtenaar en conducteur, in dienst van de NS Groep) en
[slachtoffer 6] (treinmachinist), heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een bierpul slaande en zwaaiende bewegingen gemaakt richting (het hoofd van) die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6];
Feit 13hij op 4 januari 2013 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk een deurstijl van een voordeur van een woning gelegen aan [adres 2], toebehorende aan woningbouwvereniging Ymere, heeft beschadigd, immers heeft hij met een mes in voornoemde deurstijl van een voordeur gesneden;
Hetgeen onder 2, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bespreking verweren

De door de raadsvrouw gevoerde verweren met betrekking tot de feiten 4, 6, 7, 8, 9 en 13 zoals weergegeven in de door haar overgelegde pleitnotities, worden verworpen nu zij hun weerlegging vinden in de door het hof gebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de feiten 7, 8 en 9 overweegt het hof voorts dat het hof geen reden heeft te twijfelen aan de betrouwbaarheid en juistheid van de verklaringen van de aangevers en de getuige [getuige]; in de kern komen hun verklaringen overeen en deze worden ook ondersteund door het bij de aangevers geconstateerde letsel.
Ten aanzien van de feiten 9 en 13 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat, nu er geen bloed- respectievelijk verfsporen op de vijl respectievelijk het mes zijn aangetroffen, het redelijkerwijs niet zo kan zijn dat met voornoemde voorwerpen is gesneden. Het hof verwerpt dit verweer, reeds omdat de stelling van de raadsvrouw dat deze voorwerpen (forensisch) zijn onderzocht, geen steun vindt in het dossier.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De raadsvrouw heeft ten aanzien van de feiten 7, 8 en 9 een beroep gedaan op noodweer. Het hof verwerpt dit verweer, nu het hof uitgaat van de verklaringen van de aangevers en de getuige [getuige]. Dat er sprake is geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van verdachte waartegen deze zich heeft moeten verdedigen, is derhalve niet aannemelijk geworden.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2, 8 en 13 bewezen verklaarde levert op:
telkens: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging.
Het onder 6 en 10 bewezen verklaarde levert op:
telkens: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het onder 7 en 9 bewezen verklaarde levert op:
telkens: mishandeling.
Het onder 11 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 12 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft ten aanzien van de feiten 7, 8 en 9 een beroep gedaan op noodweerexces. Het hof verwerpt dit verweer, nu, zoals hiervoor overwogen, geen sprake is geweest van een noodweersituatie.
Door de raadsvrouw is voorts in verband met het onder 10 ten laste gelegde bepleit dat de verdachte geen strafbare dader is en de verdachte op grond van psychische overmacht dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte verkeerde in een hevige gemoedstoestand waaraan hij geen weerstand kon bieden, omdat de verdachte lijdt aan PTSS en de Nederlandse taal niet beheerst, waardoor hij niet aan de autoriteiten duidelijk kon maken wat er was gebeurd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Niet aannemelijk is geworden dat de verdachte in een dermate hevige gemoedstoestand verkeerde dat hij hieraan geen weerstand kon bieden. Daar komt bij dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte alcohol had geconsumeerd en derhalve zelf (mede) debet is aan het ontstaan van de gemoedstoestand waarin hij zich op dat moment bevond.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden met een proeftijd van 3 (drie) jaren met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, zich ambulant laat behandelen voor zijn psychische klachten, zich laat behandelen voor zijn alcoholgebruik en een Nederlands taallesprogramma volgt en afrondt.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden met een proeftijd van 2 (twee) jaren en de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en verplichte behandeling voor de psychische klachten van de verdachte en zijn alcoholgebruik.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan beschadiging/vernieling van eigendommen, beledigingen, mishandelingen en bedreigingen. Door deze handelwijze heeft de verdachte bij herhaling maatschappelijk overlast veroorzaakt en geen respect getoond voor het eigendom en de lichamelijke integriteit van anderen. Enkele van deze misdrijven zijn bovendien gepleegd tegen ambtenaren/toezichthouders in de uitoefening van hun ambt en functie.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 1 oktober 2014 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld.
Uit het psychiatrisch Pro Justitia rapport (dat is uitgebracht in verband met de oorspronkelijk onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde feiten) blijkt dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, te weten PTSS en alcoholafhankelijkheid bij problematische acculturatie. Daarnaast zijn er cluster C (afhankelijke en rigide) persoonlijkheidstrekken, mogelijk een lage intelligentie en autistoïde tendensen. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was er sprake van genoemde ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De deskundige heeft geadviseerd de verdachte, voor zover hier van belang, voor de feiten 2, 4 en 6 verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Het hof neemt dit advies over en acht, gelet op de aard van de door de deskundige vastgestelde stoornis en gebrekkige ontwikkeling, aannemelijk dat de verdachte hierdoor ook ten tijde van de overige bewezenverklaarde feiten is beïnvloed.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 300. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 150. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 11 en 12 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt €200. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van €100. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 12 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 266, 267, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1, 3, 5 en 14 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de proeftijd te melden bij GGZ Reclassering Palier zolang zij dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 5] ter zake van het onder 11 en 12 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 300 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 5], een bedrag te betalen van
€ 300 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 6] ter zake van het onder 12 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 150 (honderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 6], een bedrag te betalen van
€ 150 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. H.A. Marquart Scholtz, in tegenwoordigheid van P. Draijer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 oktober 2014.
mr. H.A. Marquart Scholtz is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[........]
.