ECLI:NL:GHAMS:2014:4478

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2014
Publicatiedatum
31 oktober 2014
Zaaknummer
23-002489-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing van toeristen met bedreiging en geweld in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname en thans gedetineerd in P.I. Flevoland, was in eerste aanleg vrijgesproken van bepaalde tenlasteleggingen, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. De zaak betreft meerdere gevallen van afpersing van toeristen in Amsterdam, waarbij de verdachte geweld en bedreiging met geweld heeft gebruikt om geldbedragen van zijn slachtoffers te verkrijgen. De tenlasteleggingen omvatten onder andere het dreigen met een mes en het tonen van een schaar aan slachtoffers, alsook het gebruik van bedreigende taal. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en poging tot afpersing, en heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft daarbij bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder verblijf in een instelling voor begeleid wonen. De verdachte heeft door zijn handelen niet alleen de slachtoffers, maar ook het gevoel van veiligheid van toeristen in Amsterdam ernstig aangetast.

Uitspraak

parketnummer: 23-002489-14
datum uitspraak: 30 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 juni 2014 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-741094-14 (A) en 13-684356-13 (B), alsmede 13-650367-11 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te distrikt Suriname (Suriname) op [geboortedag] 1960,
thans gedetineerd in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem in zaak A onder 5 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van 14 augustus 2014 en 16 oktober 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 13-741094-14 (A):
1:
hij op of omstreeks 01 april 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de Haarlemmerstraat, in elk geval op of aan de openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van 20 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, eenmaal of meermalen
- met zijn lichaam (tegen) de schouder, in elk geval (tegen) het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1], is gebotst en/of heeft geraakt en/of
- ( dreigend) tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft geroepen en/of gezegd dat voornoemde [slachtoffer 1] een geldbedrag van 20 euro aan hem, verdachte, moest geven en/of voornoemde [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: ‘geef mij mijn geld’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( daarbij) voornoemde [slachtoffer 1] (op zeer geringe afstand) met een schaar, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond en/of voorgehouden en/of voornoemde schaar, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of gericht gehouden en/of met voornoemde schaar, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer steekbeweging(en) en/of steekgeba(a)r(en) heeft gemaakt in de richting van de buik, in elk geval in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1];
2 ( gevoegde zaak 741.079-14):
hij op of omstreeks 11 maart 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de Prins Hendrikkade, in elk geval op of aan de openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (van 20 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, naar voornoemde [slachtoffer 2] is toegegaan, waarna hij, verdachte, eenmaal of meermalen
- ( dreigend) tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft geroepen en/of gezegd dat voornoemde [slachtoffer 2] 20 euro aan hem, verdachte, moest geven, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( daarbij) voornoemde [slachtoffer 2] met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond en/of voorgehouden en/of met voornoemd mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer steekbeweging(en) en/of steekgeba(a)r(en) heeft gemaakt in de richting van de borst, in elk geval in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2];
3 ( gevoegde zaak 13/689.435-14):
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 28 maart 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, (telkens) opzettelijk dreigend eenmaal of meermalen
- in de richting van het gezicht, in elk geval in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3], slaande en/of stompende bewegingen gemaakt en/of
- ( daarbij) voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: ‘Ik steek je kakerrat. Ik snij je open. Ik steek je neer. Ik wacht op je.’, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
gevoegde zaak 13/741.004-14):
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 januari 2013 tot en met 5 januari 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg (te weten de Haarlemmerstraat) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van één of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, naar voornoemde [slachtoffer 4] is toegegaan en/of voornoemde [slachtoffer 4] op/bij de schouder heeft geslagen en/of vastgepakt en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 4] een hand met daarop een hoeveelheid wit poeder (als ware het harddrugs) heeft getoond en/of (vervolgens) de hoeveelheid wit poeder heeft laten vallen en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 4] heeft beschuldigd van het laten vallen van de hoeveelheid wit poeder en/of voornoemde [slachtoffer 4] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft getoond en/of (daarbij) opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer 4] de woorden heeft toegevoegd: ‘Cash, cash, cash’, althans woorden van gelijke dreigende aarde of strekking;
5 ( gevoegde zaak 13/741.004-13):
hij op of omstreeks 27 december 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg (te weten de Binnen Wieringerstraat en/of Haarlemmerstraat) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van EURO 50,- en/of een geldbedrag van EURO 5,-, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, naar voornoemde [slachtoffer 5] is toegegaan en/of voornoemde [slachtoffer 5] heeft aangesproken met de woorden: ‘You want drugs?’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of voornoemde [slachtoffer 5] om geld heeft gevraagd en/of voornoemde [slachtoffer 5] heeft gezegd dat hij, verdachte, een mes had.
parketnummer 13-684356-13 (B):
primair:
hij op of omstreeks 30 juni 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg (te weten Borneostraat) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) EURO 20,-, althans één of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- naar voornoemde [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] is toegegaan en/of
- voornoemde [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] (tijdens het passeren) (met kracht) tegen de arm heeft gestoten/gestompt/geslagen en/of
- voornoemde [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] opzettelijk dreigend de woorden heeft toegeroepen: ‘Ik ga jullie slaan’ en/of ‘I don’t want to be agressive, give me the money’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] een pijp(je) heeft getoond en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] heeft beschuldigd van het feit dat hij, verdachte een pijp(je) en/of (vermoedelijk) een hoeveelheid verdovende heeft laten vallen (als gevolg van de aanraking die plaatsvond tussen voornoemde [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] met verdachte)
- ( vervolgens) bij voornoemde [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] de indruk heeft gewekt een wapen in zijn(broek)zak te houden doordat hij, verdachte, zijn hand in zijn (broek)zak stak en/of
- voornoemde [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] één of meermalen om geld heeft gevraagd;
subsidiair:
hij op of omstreeks 30 juni 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] dreigend de woorden toegevoegd: ‘Ik ga jullie slaan’ en/of ‘I don’t want to be agressive, give me the money’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (daarbij) opzettelijk dreigend zijn, verdachtes, hand in zijn (broek)zak gestoken alsof hij een wapen in zijn, verdachtes, (broek)zak had.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Ter terechtzitting gevoerde verweren

Door de raadsman is bepleit dat ten aanzien van het in zaak B primair ten laste gelegde de aangifte van [slachtoffer 6] en de verklaring van de getuige [slachtoffer 7] van 30 juni 2013 uitgesloten dienen te worden van het bewijs, aangezien bij voornoemde aangifte geen beëdigde vertaler aanwezig is geweest. Doordat [slachtoffer 7] voor [slachtoffer 6] als tolk heeft opgetreden bestaat de mogelijkheid dat de woorden zoals opgenomen in de aangifte van [slachtoffer 6] niet diens eigen woorden zijn en voorts dat [slachtoffer 7] als getuige verklaringen heeft afgelegd gebaseerd op hetgeen hij eerder van [slachtoffer 6] had gehoord en vice versa, aldus de raadsman.
Het hof onderkent de mogelijke gevaren van een dergelijke wijze van verhoor door de politie en zal de verklaringen met de nodige behoedzaamheid beschouwen. Het hof constateert dat de verklaringen op onderdelen niet gelijk lopen, maar overigens redelijk consistent zijn. Daaruit kan worden afgeleid dat de ‘tolk’ de woorden van degene voor wie hij tolkte in elk geval niet volledig tot de zijne heeft gemaakt. Voor zover er toch twijfel zou blijven, moet worden vastgesteld dat zowel [slachtoffer 6] als [slachtoffer 7] later door tussenkomst van een Estische tolk is gehoord door de rechter-commissaris, in welke verhoren zij hun eerdere verklaringen op essentiële onderdelen hebben herhaald. Nu in dit geval verder opvallende overeenkomsten zijn aan te wijzen met de werkwijze die in de andere aan het hof voorliggende feiten in dit dossier kan worden vastgesteld, is het hof van oordeel dat beide verklaringen voldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te worden gebezigd. Het verweer van de raadsman wordt aldus verworpen.
Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte in de zaken A 1, 2 en 4 en B geen opzet had op de hem tenlastegelegde geweldshandelingen. Hij heeft daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de verschillende aangiften die zich in het dossier bevinden onvoldoende worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de handelwijze van de verdachte in termen van zijn gedragingen en door hem geuite dreigende woorden reeds in het samenstel van de tenlastegelegde feiten in de sleutel van de opvallende gelijkenissen in de werkwijze van de verdachte toereikend is om aan te nemen dat de verdachte niet telkens per ongeluk tegen zijn slachtoffers aanliep, maar dat met opzet deed om de aan hem tenlastegelegde afpersing en de pogingen daartoe te begaan. Het verweer van de raadsman vindt aldus zijn weerlegging in de modus operandi van de verdachte.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1, 2, 3 en 4 en in zaak B primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 13-741094-14 (A):
1:
hij op 1 april 2014 te Amsterdam, op de Haarlemmerstraat, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 20 euro, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte,
- met zijn lichaam tegen de schouder van voornoemde [slachtoffer 1] is gebotst en
- dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft gezegd dat voornoemde [slachtoffer 1] een geldbedrag van 20 euro aan hem, verdachte, moest geven en voornoemde [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: ‘geef mij mijn geld’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- daarbij voornoemde [slachtoffer 1] op zeer geringe afstand een schaar heeft getoond en voorgehouden en voornoemde schaar in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gehouden;
2:
hij op 11 maart 2014 te Amsterdam, op de Prins Hendrikkade, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 20 euro, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 2], naar voornoemde [slachtoffer 2] is toegegaan, waarna hij, verdachte, meermalen
- dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft gezegd dat voornoemde [slachtoffer 2] 20 euro aan hem, verdachte, moest geven en
- daarbij een steekbeweging heeft gemaakt in de richting van de borst van voornoemde [slachtoffer 2];
3:
hij op 28 maart 2014 te Amsterdam [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend
- in de richting van het gezicht, in elk geval in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3], slaande bewegingen gemaakt en
- daarbij voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: ‘Ik steek je kankerrat. Ik snij je open. Ik steek je neer. Ik wacht op je.’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4:
hij in de nacht van 4 januari 2013 op 5 januari 2013 te Amsterdam, op de Haarlemmerstraat, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 4], naar voornoemde [slachtoffer 4] is toegegaan en voornoemde [slachtoffer 4] op de schouder heeft geslagen vervolgens voornoemde [slachtoffer 4] een hand met daarop een hoeveelheid wit poeder als ware het harddrugs heeft getoond en vervolgens de hoeveelheid wit poeder heeft laten vallen en vervolgens voornoemde [slachtoffer 4] heeft beschuldigd van het laten vallen van de hoeveelheid wit poeder opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer 4] de woorden heeft toegevoegd: ‘Cash, cash, cash’.
parketnummer 13-684356-13 (B):
primair:
hij op 30 juni 2013 te Amsterdam, op de Borneostraat, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 20 euro, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7],
- naar voornoemde [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] is toegegaan en
- voornoemde [slachtoffer 6] tijdens het passeren met kracht tegen de arm heeft gestoten en
- voornoemde [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] opzettelijk dreigend de woorden heeft toegeroepen: ‘Ik ga jullie slaan’ en ‘I don’t want to be agressive, give me the money’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- voornoemde [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] een pijpje heeft getoond en
- voornoemde [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft beschuldigd van het feit dat hij, verdachte een pijpje en een hoeveelheid verdovende heeft laten vallen als gevolg van de aanraking die plaatsvond tussen voornoemde [slachtoffer 6] met verdachte
- bij voornoemde [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] de indruk heeft gewekt een wapen in zijn broekzak te houden doordat hij, verdachte, zijn hand in zijn broekzak stak.
Hetgeen in zaak A (met parketnummer 13-741094-14) onder 1, 2, 3 en 4 en in zaak B (met parketnummer 13-684356-13) primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A (met parketnummer 13-741094-14) onder 1, 2, 3 en 4 en in zaak B (met parketnummer 13-684356-13) primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het in zaak A (met parketnummer 13-741094-14) onder 1 bewezen verklaarde levert op:
afpersing.
het in zaak A (met parketnummer 13-741094-14) onder 2 en 4 en in zaak B (met parketnummer 13-684356-13) primair bewezen verklaarde levert op:
telkens:
poging tot afpersing.
het in zaak A (met parketnummer 13-741094-14) onder 3 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A (met parketnummer 13-741094-14) onder 1, 2, 3 en 4 en in zaak B (met parketnummer 13-684356-13) primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder A 1, 2, 3 en 4 en B primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 23 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en heeft daarbij een gebiedsverbod opgelegd voor twee dealeroverlastgebieden in Amsterdam.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere gevallen van (poging tot) afpersing. De verdachte is op straat tegen zijn slachtoffers – buitenlandse toeristen – aangebotst om ze vervolgens – al dan niet onder bedreiging van verder geweld – voor te houden dat door deze botsing zijn drugs op straat waren gevallen en dat de slachtoffers hem daar geld voor moesten geven. De verdachte heeft hiermee buitenlandse bezoekers aan Amsterdam de stuipen op het lijf gejaagd. Door aldus te handelen heeft de verdachte het gevoel van veiligheid van de toeristen ernstig aangetast en het imago van de stad Amsterdam geschaad. De ervaring leert dat de slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Voorts heeft de verdachte een hulpverlener, werkzaam bij inloophuis/gebruikersruimte [naam 1], fysiek en woordelijk bedreigd. Door de door de verdachte gebruikte bedreigingen is deze hulpverlener in zijn persoonlijke integriteit geschaad en is zijn gevoel voor veiligheid aangetast.
De raadsman heeft bepleit om aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een onvoorwaardelijk deel van 16 maanden, zodat de verdachte aansluitend op zijn detentie direct geplaatst kan worden in een instelling voor begeleid wonen. Blijkens een reclasseringsadvies van 13 oktober 2014 is JVz Inforsa doende om de verdachte aansluitend op zijn detentie te plaatsen binnen de woonvoorziening [naam 2], waarbij de raadsman heeft aangevuld dat voor de intake en plaatsing nog maximaal vier maanden nodig zullen zijn.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 oktober 2014 is de verdachte eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof ziet aanleiding een langer voorwaardelijk strafdeel op te leggen dan door de rechtbank opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd, gelet op de aanzienlijke reeks eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn wens om nu hij een andere weg in is geslagen in zijn leven, daarbij geholpen te worden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 63, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 16 mei 2012 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-741094-14 onder 5 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-741094-14 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 13-684356-13 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-741094-14 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 13-684356-13 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde aansluitend op zijn detentie gedurende de volledige proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten [naam 2] of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden binnen de aan dit arrest gehechte dealeroverlastgebieden 1.1 en 1.2
Gelast de
teruggaveaan [slachtoffer 1] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag van € 17,70;
1 x 10, 1 x 5, 1 x 2, 1 x 0,50, 1 x 0,20 (4731544)
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Amsterdam van 16 mei 2012, parketnummer 13-650367-11, te weten een gevangenisstraf van 3 maanden, te vervangen door:
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. P.C. Kortenhorst en mr. A. Beijer, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Dudok van Heel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 oktober 2014.
mr. A. Beijer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen