In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997, was beschuldigd van diefstal met braak, gepleegd op 19 december 2013 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van goederen uit een personenauto, waaronder een Iphone oplader en een notitieboekje, door middel van braak. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 19 juni, 2 september en 16 oktober 2014 heeft het hof de verklaringen van getuigen en de verdediging van de verdachte gehoord. De raadsvrouw betwistte de betrouwbaarheid van de getuige, die wisselend had verklaard, maar het hof oordeelde dat de eerdere verklaringen van de getuige consistent en betrouwbaar waren. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.
De kinderrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie. In hoger beroep eiste de advocaat-generaal een lagere werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie. Het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte een werkstraf van 40 uren rechtvaardigden. Het hof benadrukte de impact van de auto-inbraak op de benadeelden en de gevoelens van onveiligheid die dergelijke feiten met zich meebrengen. De verdachte had geen eerdere strafrechtelijke veroordelingen, wat in zijn voordeel werd meegewogen. Het hof vernietigde het vonnis van de kinderrechter en legde de verdachte een werkstraf van 40 uren op, met de mogelijkheid van jeugddetentie indien deze niet naar behoren werd verricht.