ECLI:NL:GHAMS:2014:4461

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
30 oktober 2014
Zaaknummer
200.142.911-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris wegens niet uitvoeren van opdracht bank

In deze zaak hebben klagers, die eigenaar waren van een pand dat onder een kettingbeding viel, een klacht ingediend tegen de notaris. De klagers verwijten de notaris dat hij de bank niet heeft gewezen op de onmogelijkheid om de veilingvoorwaarden kort voor de veiling te wijzigen, dat hij de opdracht van de bank om de veilingvoorwaarden op de website 'veilingbiljet.nl' aan te passen niet heeft uitgevoerd, en dat hij tegen de voorzieningenrechter heeft gelogen over de aanpassing van de veilingvoorwaarden. De kamer voor het notariaat heeft de klacht van klagers in eerste instantie ongegrond verklaard. Het hof heeft de zaak in hoger beroep behandeld en vastgesteld dat de notaris inderdaad de opdracht van de bank om uitdrukkelijk melding te maken van het vervallen kettingbeding niet heeft uitgevoerd. Dit leidde tot de conclusie dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het hof heeft de beslissing van de kamer op dat punt vernietigd en de notaris de maatregel van waarschuwing opgelegd. Voor de overige klachtonderdelen heeft het hof de beslissing van de kamer bevestigd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.142.911/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2013/46
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 28 oktober 2014
inzake
1.[appellant],
2.[appellante],
beiden wonend te [plaats], gemeente [gemeente],
appellanten,
tegen
[geïntimeerde],
notaris te [plaats],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. W.M. Sturms, advocaat te Leeuwarden.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellanten (hierna: klagers) hebben op 5 maart 2014 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 7 februari 2014. De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klagers tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard.
1.2.
De notaris heeft op 11 april 2014 een verweerschrift tevens incidenteel beroepschrift bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 4 september 2014. Klagers en de notaris, vergezeld van diens gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klaagster sub 2. aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Klagers hebben tegen de vaststelling van een aantal feiten bezwaar gemaakt. Het hof zal hiermee (voor zover relevant) bij de beoordeling rekening houden.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
Klagers waren eigenaar van een pand gelegen aan[adres] te [plaats] (gemeente [gemeente]), zijnde een voormalig bankgebouw. Ten behoeve van de Rabobank (hierna: de bank) rustte op het pand een kettingbeding, inhoudende - kort gezegd - een verbod om in het pand het bankbedrijf en/of een ander beroep of bedrijf dat zich bezig houdt met financiële dienstverlening en/of een soortgelijk beroep of bedrijf uit te oefenen, op straffe van verbeurte van een boete.
In het najaar van 2011 heeft de bank, die ook recht van hypotheek op het pand had, de notaris ingeschakeld om het pand executoriaal te verkopen omdat klagers hun verplichtingen uit de hypotheekovereenkomst niet nakwamen. Op 13 maart 2012 en vervolgens op 13 november 2012 was de veiling van het pand gepland. Door middel van kort geding procedures hebben klagers die executieverkopen verhinderd. Vervolgens hebben klagers op 3 januari 2013 een verzoekschrift ingediend teneinde op voet van artikel 518 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een op 8 januari 2013 geplande executieverkoop te verhinderen. De bank heeft op 3 januari 2013 aan de advocaat van klagers bericht bereid te zijn het kettingbeding te laten vervallen en de notaris opdracht te zullen geven hiervan voorafgaand aan de veiling mededeling te doen.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens bij beschikking van 7 januari 2013 het verzoek van klagers afgewezen, waarna de veiling van het pand op 8 januari 2013 doorgang heeft gevonden.

4.Het standpunt van klagers

Klagers verwijten de notaris dat hij:
i. de bank niet erop heeft gewezen dat de veilingvoorwaarden zo kort voor de veiling niet meer mochten worden gewijzigd;
ii. de opdracht van de bank om de veilingvoorwaarden op de website “veilingbiljet.nl" aan te passen niet heeft uitgevoerd;
iii. ter zitting op 7 januari 2013 tegen de voorzieningenrechter heeft gelogen door te beweren dat de veilingvoorwaarden op 4 januari 2013 door hem waren aangepast;
iv. de opdracht van de bank om op de veiling uitdrukkelijk melding te maken van het feit dat het kettingbeding was vervallen niet heeft uitgevoerd en de beschikking van de voorzieningenrechter over het tijdstip van veilen van het pand naast zich heeft neergelegd.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.De beoordeling

Formele punten
6.1.
De notaris heeft een verweerschrift tevens incidenteel beroepschrift ingediend. Aangezien op de voet van artikel 107 lid 4 van de Wet op het notarisambt (Wna) de zaak opnieuw in volle omvang wordt behandeld, zal het hof het door de notaris ingestelde incidenteel hoger beroep buiten beschouwing laten als afzonderlijke rechtsingang en de daarin vervatte stellingen aanmerken als verweer.
6.2.
De notaris heeft aangevoerd dat klagers deze klachtprocedure gebruiken om een financiële tegemoetkoming door de notaris af te dwingen. Volgens de notaris maken klagers hiermee misbruik van recht, zodat klagers in hun klachten niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Met de kamer is het hof van oordeel dat een financiële tegemoetkoming buiten het bestek van deze tuchtprocedure valt en het klagers vrij staat om een klacht tegen de notaris in te dienen, zodat klagers kunnen worden ontvangen in hun klacht.
Inhoudelijk
Klachtonderdeel i.
6.3.
Het hof verenigt zich met het oordeel van de kamer dat het laten vervallen van het kettingbeding door de bank geen wijziging met zich bracht in de veilingvoorwaarden als bedoeld in artikel 517 Rv. Het kettingbeding was niet een veilingvoorwaarde als bedoeld in genoemd artikel maar maakt onderdeel uit van de aan het te veilen registergoed verbonden rechten en verplichtingen. Het daags voor de veiling laten vervallen van het kettingbeding behoefde dus voor de notaris geen reden te zijn de veiling uit te stellen, zoals klagers betogen. De in artikel 517 Rv genoemde termijn van 8 dagen ziet uitsluitend op veilingvoorwaarden als in dat artikel bedoeld. Het voorgaande brengt met zich dat het verwijt dat de notaris de bank niet erop heeft gewezen dat de veilingvoorwaarden zo kort voor de veiling niet meer mochten worden gewijzigd, geen doel treft. De kamer heeft dit klachtonderdeel terecht ongegrond verklaard.
Klachtonderdelen ii. en iii.
6.4.
De notaris heeft aangevoerd dat hij op 4 januari 2013 op de website “veilingbiljet.nl” een melding heeft geplaatst dat het in de bijzondere veilingvoorwaarden opgenomen kettingbeding is komen te vervallen. De notaris heeft een digitale print van het veilingdossier overgelegd waaruit dat blijkt (productie 4 verweerschrift in eerste aanleg).
Op de door de notaris overgelegde print blijkt niet op welke datum de mededeling is geplaatst. Mede op grond van de stellingen van klager is aannemelijk dat zulks op 4 januari 2013 is geschied. Klagers stellen immers dat alleen bij het doorklikken naar pagina 3 of 4 van de mededelingen betreffende het pand op “veilingbiljet.nl” potentiële kopers zouden kunnen weten dat het op een eerdere pagina genoemde kettingbeding was vervallen.
Op grond van een en ander kan naar het oordeel van het hof niet worden vastgesteld dat de notaris de opdracht van de bank om de veilingvoorwaarden op “veilingbiljet.nl" aan te passen niet direct heeft uitgevoerd. In het verlengde hiervan kan evenmin worden vastgesteld dat de notaris ter zitting op 7 januari 2013 tegen de voorzieningenrechter heeft gelogen door te beweren dat de bijzondere veilingvoorwaarden op
4 januari 2013 door hem zijn aangepast.
Nu niet is komen vast te staan dat de notaris op deze punten een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, acht het hof - evenals de kamer - de klachtonderdelen ii. en iii. ongegrond.
Klachtonderdeel iv.
6.5.1.
De notaris heeft erkend dat hij voorafgaande aan de veiling niet uitdrukkelijk melding heeft gemaakt van het feit dat het kettingbeding was komen te vervallen. Hiermee is komen vast te staan dat de notaris de opdracht van de bank om dat wel te doen niet heeft uitgevoerd. Dat de notaris naar eigen zeggen een andere invulling aan het verzoek van de bank heeft gegeven door voorafgaand aan de veiling te publiceren dat het kettingbeding was komen te vervallen, maakt dit niet anders. Ook de omstandigheid dat de veiling volgens de notaris chaotisch verliep, doet hieraan niet af. De notaris heeft gesteld dat hij op de veiling bij de aankondiging van het pand de belangrijkste zaken heeft vermeld en voor het overige heeft verwezen naar de website “veilingbiljet.nl”. Hieruit volgt dat er kennelijk wel gelegenheid was om mededelingen betreffende het te veilen object te doen. Mede gezien het belang dat klagers bij het vervallen van het kettingbeding hadden, valt niet in te zien waarom de notaris de opdracht van de bank niet heeft uitgevoerd en niet ook heeft vermeld dat het kettingbeding was vervallen, zoals de bank hem uitdrukkelijk had verzocht. Hierin valt de notaris tuchtrechtelijk een verwijt te maken.
Dit betekent dat klachtonderdeel iv. op dit punt gegrond zal worden verklaard.
6.5.2.
Met de kamer is het hof van oordeel dat de voorzieningenrechter in de beschikking van
7 januari 2013 niet heeft bepaald dat de veiling van het pand om 14:30 uur
moestplaatsvinden, maar (slechts) heeft overwogen dat tussen partijen niet in geschil was dat de veiling van het pand van klagers om 14:30 uur
zouplaatsvinden (naar aanleiding van een door klagers geconstateerd verschil tussen het op veilingbiljet.nl vermelde tijdstip (13.30 uur) en de in de veilingvoorwaarden vermelde tijd (14.30), op grond waarvan de veiling zou moeten worden uitgesteld, in welk standpunt de voorzieningenrechter hen niet heeft gevolgd). Het verwijt dat de notaris de beslissing van de voorzieningenrechter over het tijdstip van veilen van hun pand naast zich heeft neergelegd, gaat daarom niet op. Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat op een veiling de te veilen objecten volgens een vooraf vastgestelde volgorde worden geveild en het verloop van een veiling niet is te voorspellen. Dit betekent dat de tijdsaanduidingen slechts een indicatief karakter hebben en een bepaald object niet noodzakelijk exact op het aangekondigde tijdstip wordt geveild.
De kamer heeft klachtonderdeel iv. op dit punt terecht ongegrond verklaard.
6.6.
Het hof is van oordeel dat de notaris niet heeft gehandeld zoals een zorgvuldig handelend notaris betaamt door de opdracht van de bank om voorafgaand aan de veiling uitdrukkelijk te vermelden dat het kettingbeding was komen te vervallen, niet uit te voeren en dat de maatregel van waarschuwing op zijn plaats is.
6.7.
Nu het hof deels (in rechtsoverweging 6.5.1.) tot een ander oordeel komt dan de kamer en aan de handelwijze van de notaris op dat punt een maatregel verbindt, kan de beslissing van de kamer in zoverre niet in stand blijven en zal de beslissing op dat punt worden vernietigd. Voor het overige zal de beslissing worden bevestigd.
6.8.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.9.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing, voor zover klachtonderdeel iv. op het punt van het niet uitvoeren door de notaris van de opdracht van de bank om voorafgaand aan de veiling uitdrukkelijk te vermelden dat het kettingbeding was vervallen, ongegrond is verklaard;
en, in zoverre, opnieuw beslissende:
- verklaart klachtonderdeel iv. op voormeld punt gegrond
;
-legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.M.A. Verscheure en A.A. van Berge en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2014 door de rolraadsheer.