ECLI:NL:GHAMS:2014:4460

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
30 oktober 2014
Zaaknummer
200.142.810-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris over uniform uurtarief en opvolging van ringvoorzitter

In deze zaak gaat het om een tuchtrechtelijke klacht van klager tegen notaris [naam] over de wijze van declareren en het niet opvolgen van een beslissing van de ringvoorzitter. Klager verwijt de notaris dat hij geen nieuwe declaratie heeft opgesteld en niet adequaat heeft gereageerd op de beslissing van de ringvoorzitter van 19 februari 2013. De ringvoorzitter had in zijn beslissing onder andere overwogen dat de notaris de urenstaten moest aanvullen en dat de werkzaamheden van de notaris, kandidaat-notaris en administratief juridisch medewerkster tegen hun respectieve uurtarieven in rekening moesten worden gebracht. Klager verzoekt om beoordeling van de urenspecificatie, met name met betrekking tot het uniforme uurtarief dat door de notaris voor alle medewerkers van zijn kantoor is gehanteerd.

Het hof oordeelt dat de notaris de beslissing van de ringvoorzitter niet heeft genegeerd, maar deze op een manier heeft opgevolgd die voor hem begrijpelijk was. De overwegingen van de ringvoorzitter waren niet geheel in overeenstemming met zijn beslissing, waardoor de notaris niet kon worden verweten dat hij de beslissing niet had opgevolgd. Het hof verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.

Daarnaast oordeelt het hof dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht over het uniforme uurtarief, omdat hij deze klacht buiten de vervaltermijn van drie jaar heeft ingediend. Het hof vernietigt de beslissing van de kamer en komt tot een andere beslissing dan de kamer, waardoor de eerdere beslissing niet in stand kan blijven. De klacht van klager wordt in zijn geheel afgewezen.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.142.810/01 NOT
nummer eerste aanleg : 545460/NT 13-46 B
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 28 oktober 2014
inzake
[appellant],
notaris te [plaats],
appellant,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [plaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: de notaris) heeft op 4 maart 2014 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 11 februari 2014 (ECLI:NL:TNORAMS:2014:3). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klager) tegen de notaris gegrond verklaard en aan de notaris de maatregel van berisping opgelegd
.
1.2.
De notaris heeft op 28 maart 2014 een aanvullend beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.3.
Klager heeft op 25 april 2014 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 4 september 2014. De notaris, vergezeld van zijn kantoorgenoot [naam], en klager zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. De notaris heeft bezwaar gemaakt tegen het door de kamer vastgestelde feit dat de notaris één declaratie aan klager heeft gestuurd. De notaris heeft, zo voert hij aan, over de jaren 2008-2012 in totaal negen declaraties aan klager uitgebracht. Klager heeft dit erkend, zodat het hof hiervan zal uitgaan. Partijen hebben tegen de vaststelling van de overige feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
De moeder van klager, [naam] (hierna: erflaatster), is op 10 april 2008 overleden. Erflaatster heeft bij testament van 6 december 2007 de notaris benoemd tot executeur van haar nalatenschap. Verder zijn klager en zijn broer tot erfgenamen benoemd, waarbij de broer van klager in de legitieme is gesteld.
3.2.2.
Klager is vanwege een declaratiegeschil met de notaris een procedure gestart op de voet van artikel 55 lid 2 (oud) van de Wet op het notarisambt (Wna). De (oud)voorzitter van de Ring [plaats] van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie,[naam] (hierna: de ringvoorzitter), heeft in zijn beslissing van 19 februari 2013 onder meer het volgende overwogen:

1.a. De wijze van declareren (bestede uren te vermenigvuldigen met het gehanteerde uurtarief) is in beginsel niet onredelijk en niet ongebruikelijk.
1.b. Een notaris moet zijn kantoor zo hebben ingericht dat het werk wordt gedaan door degene die daarvoor het meest geschikt is. Dit betekent bijvoorbeeld dat administratief werk door een administratieve kracht dient te worden gedaan, en tegen een lager tarief in rekening dient te worden gebracht. Als de notaris ervoor kiest deze werkzaamheden zelf te verrichten dienen deze eveneens tegen een lager tarief in rekening te worden gebracht.
1.c. De notaris heeft alle werkzaamheden gedeclareerd aan de hand van één
(kantoor-)uurtarief. In het licht van het onder b. bepaalde is dit niet juist, tenzij het (kantoor-)uurtarief een middeling van uurtarieven die geheel overeenkomt met de werkverdeling in het betreffende dossier vormt en die dus feitelijk specifiek voor dit dossier (achteraf) zou zijn vastgesteld. Daarvan is geen sprake.
(…)
1.e. Iedere notaris mag in de huidige vrije markt, binnen de kaders van de wet- en regelgeving, zijn eigen beleid inzake tarifering voeren. Deze vrijheid kan echter eindigen indien (waar) de kosten in vergelijking met soortgelijke dossiers van andere notarissen buitenproportioneel hoger zijn.
Vervolgens komt de ringvoorzitter - voor zover van belang - tot de volgende beslissing:

Gezien het bovenstaande beslis ik dat de declaratie(s) opnieuw door de notaris moet(en) worden vastgesteld, waarbij:
- de urenstaten, voorzover onvolledig, worden aangevuld;
- wordt aangeven welke kosten zijn begrepen in de kantoorkosten, en waarbij – voor zover daarin administratieve werkzaamheden zijn begrepen – de urenstaten daarop worden gecorrigeerd;
- de in rekening gebrachte uren in overeenstemming met de urenstaten worden gebracht;
- de door de notaris aan het dossier bestede tijd in rekening wordt gebracht naar het door de notaris vast te stellen uurtarief ‘notaris’;
- de door de kandidaat-notaris verrichte werkzaamheden in rekening worden gebracht naar het door de notaris vast te stellen uurtarief ‘kandidaat-notaris’, dat in sommige gevallen hetzelfde uurtarief kan zijn als dat van de notaris, bijvoorbeeld als de kwaliteit van de werkzaamheden en het daarbij behorende kennisniveau hetzelfde is als die (dat) van de notaris;
- de door de administratief juridisch medewerkster verrichte werkzaamheden in rekening worden gebracht naar het door de notaris vast te stellen uurtarief ‘medewerkster’.
Tegen deze beslissing is door klager noch de notaris bezwaar aangetekend.
3.2.3.
Bij brief van 28 maart 2013 heeft de notaris - voor zover van belang - aan de ringvoorzitter geschreven:

1. Met betrekking tot de urenstaten
Zoals eerder aan u gemeld zijn er 285 uren aan werkzaamheden verricht, waarvan 283 uren verantwoord op de tijdschrijflijsten en 2 uren blijkens gespreksverslagen, telefoonnotities en losse notities, bestudering literatuur en werkoverleg etc. Zoals aan u aangegeven zijn in dit dossier regelmatig werkzaamheden verricht (met name de zeer regelmatige telefoongesprekken met klager en diens echtgenote) welke niet in rekening zijn gebracht. Voorzover nodig verantwoord ik bij deze 2 uren met bovengenoemde werkzaamheden.
(…)
3. De te in rekening gebrachte uren in overeenstemming te brengen met de urenstaten
Zie hiervoor onder 1.
4./5. Vaststelling uurtarieven medewerker/(kandidaat)notaris
De declaraties van 8 september 2008 en 23 december 2008 zijn uitgebracht op basis van uren tegen een uniform tarief van € 180,00 per uur. In deze tijd werd uitgegaan van een tarief voor een notarieel medewerker van € 95,00 per uur en een uurtarief van € 230,00 voor een notaris en een ervaren kandidaat-notaris.
De declaraties van 9 november 2009 en 10 november 2009 strekkende over de periode van december 2008 tot en met oktober 2009 zijn uitgebracht met een specificatie van de uurtarieven voor een medewerker (€ 95,00) en (kandidaat)notaris (€185,00). Gezien de specificatie van deze nota’s lijkt mij dat omtrent de wijze van declareren op deze beide nota’s sowieso geen discussie bestaat. Voorts licht ik hierbij nog toe dat mijn uurtarief in die tijd tijdelijk naar beneden was bijgesteld gezien de economisch zware tijd in het notariaat en de concurrentie van mijn collega’s.
Vanaf 1 januari 2010 is mijn kantoor, zoals bij u bekend, zich gaan specialiseren op het gebied van het erfrecht en zijn de uurtarieven door dit specialisme aangepast en heb ik besloten dit als een uniform kantooruurtarief aan mijn cliënten in rekening te brengen.
In het jaar 2010 ben ik begonnen een uurtarief voor een ervaren notarieel medewerker te hanteren van € 110,00, welk uurtarief in de periode 2010-2012 geleidelijk is opgelopen naar € 125,00 per uur. Het tarief voor een (kandidaat)notaris heb ik in 2010, bij aanvang van mijn specialisme, gesteld op € 240,00 en is in de periode 2010-2012 opgelopen tot € 295,00.
Over de periode 2010-2012 is in totaal een bedrag van afgerond € 19.972,00 exclusief BTW door middel van diverse nota’s bij de erfgenamen in rekening gebracht. Over deze periode is in totaal 98 uur en afgerond 30 minuten besteed aan de werkzaamheden waarvan 42 uur door een ervaren notarieel medewerker en 56 uur en 30 minuten door de (kandidaat)notaris, welke als volgt wordt opgebouwd:
Notarieel medewerker (€ 110,00 - € 125,00)
gemiddeld genomen € 115,00 x 42 uur = € 4.830,00
(kandidaat)notaris (€ 235,00 - € 300,00)
gemiddeld genomen € 268,00 x 56 uur en 30 min. = € 15.142,00
Totaal afgerond gedeclareerd (2010 – 2012) € 19.972,00
(…)”

4.Het standpunt van klager

Klager verwijt de notaris dat hij de beslissing van de ringvoorzitter van 19 februari 2013 niet heeft opgevolgd. De notaris heeft geen nieuwe declaratie opgesteld en hij heeft niet adequaat op de beslissing van de ringvoorzitter gereageerd.
Klager verzoekt om beoordeling van de urenspecificatie, met name voor wat betreft het door de notaris gehanteerde uniforme uurtarief voor alle medewerkers van zijn kantoor inclusief hijzelf.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.De beoordeling

6.1.
Met betrekking tot het verwijt dat de notaris de beslissing van de ringvoorzitter niet heeft opgevolgd, wordt het volgende overwogen.
In zijn beslissing overweegt de ringvoorzitter - voor zover van belang en kort gezegd - dat de wijze van declareren (bestede uren vermenigvuldigen met het gehanteerde uurtarief) in beginsel niet onredelijk en niet ongebruikelijk is en dat iedere notaris in de huidige vrije markt zijn eigen beleid inzake tarifering mag voeren. De ringvoorzitter overweegt voorts dat het declareren van de werkzaamheden tegen één (kantoor-)uurtarief niet juist is, tenzij dat tarief een middeling van uurtarieven is die geheel overeenkomt met de werkverdeling in het betreffende dossier en dus feitelijk specifiek voor dit dossier (achteraf) zou zijn vastgesteld.
De ringvoorzitter beslist vervolgens dat de declaratie(s) opnieuw door de notaris moet(en) worden vastgesteld. Onder meer dienden hiertoe de urenstaten, voor zover onvolledig, te worden aangevuld en de door de notaris, de kandidaat-notaris en de administratief juridisch medewerker verrichte werkzaamheden tegen een voor hen elk afzonderlijk vast te stellen uurtarief in rekening te worden gebracht.
6.2.
Het hof is van oordeel dat de overwegingen van de ringvoorzitter enerzijds en zijn beslissing anderzijds met name op het punt van het hanteren van een uniform uurtarief - niet (geheel) met elkaar in overeenstemming zijn, waardoor de beslissing van de ringvoorzitter onvoldoende duidelijk is. Gelet hierop heeft de notaris de beslissing van de ringvoorzitter zo mogen begrijpen dat hij aan de beslissing zou kunnen voldoen door urenstaten over te leggen en het in de periode 2010-2012 gehanteerde uurtarief in combinatie met de door de administratief juridisch medewerkster en de notaris/kandidaat-notaris aan het dossier bestede uren met rekenvoorbeelden toe te lichten en inzichtelijk te maken, zoals de notaris in zijn brief van 28 maart 2013 heeft gedaan. Gezien de door hem gegeven toelichting mocht de notaris er ook van uitgaan dat het niet noodzakelijk was dat hij nieuwe declaraties zou opstellen. Dit betekent dat niet kan worden gezegd dat de notaris de beslissing van de ringvoorzitter niet heeft opgevolgd. Dit klachtonderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard.
6.3.
Met betrekking tot de urenspecificatie behorende bij de door de notaris aan klager (en zijn broer) gedeclareerde nota’s wordt in de kern geklaagd over het feit dat de notaris een uniform uurtarief hanteerde. De notaris heeft in dit verband aangevoerd dat zijn kantoor zich vanaf
1 januari 2010 is gaan specialiseren op het gebied van het erfrecht en dat de uurtarieven in verband met dit specialisme zijn aangepast in die zin dat in erfrechtelijke kwesties één uniform uurtarief in rekening werd gebracht, waarbij niet langer onderscheid werd gemaakt door wie de desbetreffende werkzaamheden werden verricht, door hemzelf, zijn zeer ervaren kandidaat-notaris of de administratief juridisch medewerkster.
Het hof is van oordeel dat uit de aan klager (en zijn broer) uitgebrachte declaratie van 8 februari 2010 reeds duidelijk blijkt dat één uurtarief in rekening wordt gebracht. In die declaratie wordt, anders dan in de eerder verzonden declaraties van 9 en 10 november 2009 (waarbij voor de notaris en voor de andere medewerkers van zijn kantoor verschillende uurtarieven worden berekend), geen onderscheid gemaakt naar de persoon die de desbetreffende werkzaamheden in het dossier heeft verricht, maar worden de totaal in de desbetreffende periode aan het dossier bestede uren naar één uurtarief berekend.
Op de voet van artikel 99 lid 15 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot de klacht gerechtigde van het handelen of nalaten dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen. Het hof gaat ervan uit dat klager op of omstreeks 8 februari 2010 door de ontvangst van de declaratie van die datum op de hoogte is gekomen van het feit dat notaris een uniforme uurtarief is gaan hanteren. Aangezien de onderhavige klacht op 5 juli 2013 bij de kamer is ingekomen, betekent dit dat klager de klacht op dit punt niet tijdig - want buiten de vervaltermijn van drie jaren - heeft ingediend. Klager zal op dit onderdeel van de klacht niet-ontvankelijk worden verklaard.
6.4.
Nu het hof tot een andere beslissing komt dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven en zal deze beslissing worden vernietigd.
6.5.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing
en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klacht op het punt van het niet opvolgen van de beslissing van de ringvoorzitter door de notaris ongegrond;
- verklaart klager in zijn klacht met betrekking tot het door de notaris gehanteerde uniforme uurtarief niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.M.A. Verscheure en A.A. van Berge en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2014 door de rolraadsheer.