ECLI:NL:GHAMS:2014:4427

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2014
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
23-005237-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel en poging tot oplichting in het kader van illegale toegang tot Nederland

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1986, werd beschuldigd van mensensmokkel en poging tot oplichting. De tenlastelegging omvatte drie feiten waarbij de verdachte betrokken was bij het helpen van twee personen, aangeduid als [persoon 1] en [persoon 2], bij hun illegale toegang tot Nederland. De feiten vonden plaats tussen juni 2012 en november 2012, waarbij de verdachte en zijn mededaders gebruik maakten van vervalste documenten en valse voorwendselen om de toegang van deze personen te faciliteren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende manieren, waaronder het regelen van valse paspoorten en visums, heeft bijgedragen aan de illegale toegang van deze personen tot Nederland. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit humanitaire motieven, maar het hof verwierp dit verweer. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de straf herzien en de verdachte veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf, waarvan de uitvoering voorwaardelijk is, en een taakstraf van 240 uur. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensensmokkel en medeplegen van poging tot oplichting, en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het overheidsbeleid inzake illegale toegang tot Nederland.

Uitspraak

parketnummer: 23-005237-13
datum uitspraak: 23 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 12 november 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-840113-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 oktober 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
feit 1:hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juni 2012 tot en met 16 juli 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam Zuidoost en/of Diemen en/of elders in Nederland en/of Oeganda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten een persoon genaamd of zich noemende [persoon 1], behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), - met een of meer personen (telefonische) contacten onderhouden en/of overleg gevoerd en/of aanwijzingen gegeven en/of ontvangen en/of - een (vervalst) paspoort op naam van [medeverdachte 1], met daarin een goedgelijkende foto van die [persoon 1], geregeld en/of - een of meer geldbedragen aan die [persoon 1] ter beschikking gesteld en/of - (op valse gronden) een visum voor Duitsland geregeld voor die [persoon 1] en/of - dat paspoort en/of dat visum voor Duitsland ter beschikking gesteld aan die [persoon 1] en/of - een vliegticket van Oeganda naar Italië en/of een vliegticket van Italië naar Nederland geregeld en/of ter beschikking gesteld aan die [persoon 1] en/of - een treinticket voor de reis van Nederland naar Duitsland aan die [persoon 1] ter beschikking gesteld en/of - (telefonische) contacten onderhouden met die [persoon 1] en/of - die [persoon 1] aanwijzingen en/of opdrachten gegeven; terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
feit 2:hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juni 2012 tot en met 07 augustus 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam Zuidoost en/of Diemen en/of elders in Nederland en/of Oeganda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten een persoon genaamd of zich noemende [persoon 2], behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), - met een of meer personen (telefonische) contacten onderhouden en/of overleg gevoerd en/of aanwijzingen gegeven en/of ontvangen en/of - een (vervalst) paspoort op naam van [naam 1], met daarin een goedgelijkende foto van die [persoon 2], geregeld en/of - (op valse gronden) een Schengenvisum geregeld voor die [persoon 2] en/of - een paspoort inhoudende dat Schengenvisum ter beschikking gesteld aan die [persoon 2] en/of - een geldbedrag naaar Italë gestuurd ten behoeve van de aanschaf van een ticket van Italië naar Nederland en/of - een vliegticket van Oeganda naar Italië en/of een vliegticket van Italië naar Nederland geregeld en/of ter beschikking gesteld aan die [persoon 2] en/of - een telefoon en/of een simkaart aan die [persoon 2] ter beschikking gesteld en/of - een of meer geldbedragen aan die [persoon 2] ter beschikking gesteld en/of - (telefonische) contacten onderhouden met die [persoon 2] en/of - die [persoon 2] aanwijzingen en/of opdrachten gegeven; terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
feit 3:hij in of omstreeks de periode van 16 juli 2012 tot en met 26 november 2012 te Ter Apel, gemeente Vlagtwedde, en/of Amsterdam Zuidoost en/of Diemen en/of Almere en/of elders in Nederland en/of Oeganda, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de IND en/of de Nederlandse Staat te bewegen tot de afgifte van een beschikking tot het verlenen van een verblijfsvergunning/asiel voor bepaalde tijd (als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet), op naam van [persoon 1], in elk geval van enig goed, met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met een of meer van haar mededader(s), althans alleen, - medeverdachte [persoon 1] vanuit Diemen naar Ter Apel laten gegaan en/of - medeverdachte [persoon 1] een aanvraag heeft laten doen voor een verblijfsvergunning bepaalde tijd in Nederland/asielaanvraag in Nederland op naam van [persoon 1], - terwijl medeverdachte [persoon 1], daarbij en/of tijdens de daarbij behorende gehoren heeft verzwegen in bezit te zijn (geweest) van een visum van Duitsland en/of - heeft verzwegen dat medeverdachte [persoon 1] die visumbasis in Nederland verbleef en/of - medeverdachte [persoon 1] bij deze verblijfsvergunningsaanvraag/asielaanvraag en/of de daarbij behorende gehoren heeft verteld dat zij (rechtstreeks) uit Kenia kwam en/of op 10 oktober 2012 in Nederland was aangekomen en/of - medeverdachte [persoon 1] bij deze verblijfsvergunningsaanvraag/asielaanvraag en/of de daarbij behorende gehoren heeft verklaard nooit een authentiek Oegandees paspoort in bezit te hebben gehad en/of nooit een visum voor Nederland te hebben aangevraagd en/of - medeverdachte [persoon 1] bij die gehoren behorende bij die aanvraag een door verdachte en/of verdachtes mededader(s) verzonnen vluchtverhaal heeft verteld ((te weten: dat medeverdachte [persoon 1] in Oeganda in juni 2012 in een kamer werd opgesloten en/of meermalen werd verkracht en/of door een verkrachting zwanger was geworden en/of haar ongeboren kindje als gevolg van een miskraam zou zijn verloren, en/of ten tijde van het gehoor wederom zwanger was van een verkrachter, althans een verhaal van gelijke aard en/of strekking)), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring dan de rechtbank komt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:hij in de periode van 1 juni 2012 tot en met 16 juli 2012 in Nederland en/of Oeganda, tezamen en in vereniging met anderen, een ander, te weten een persoon genaamd of zich noemende [persoon 1], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, immers hebben verdachte en zijn mededaders,
- met een of meer personen (telefonische) contacten onderhouden en overleg gevoerd en aanwijzingen gegeven en ontvangen en
- een vervalst paspoort op naam van [medeverdachte 1], met daarin een goedgelijkende foto van die [persoon 1], geregeld en
- een of meer geldbedragen aan die [persoon 1] ter beschikking gesteld en
- op valse gronden een visum voor Duitsland geregeld voor die [persoon 1] en
- dat paspoort en dat visum voor Duitsland ter beschikking gesteld aan die [persoon 1] en
- een vliegticket van Italië naar Nederland geregeld en ter beschikking gesteld aan die [persoon 1] en
- ( telefonische) contacten onderhouden met die [persoon 1];
terwijl verdachte en zijn mededaders wisten dat die toegang wederrechtelijk was.
feit 2:hij in de periode van 1 juni 2012 tot en met 7 augustus 2012 in Nederland en/of Oeganda, tezamen en in vereniging met anderen, een ander, te weten een persoon genaamd of zich noemende [persoon 2], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, immers hebben verdachte en zijn mededaders,
- met een of meer personen (telefonische) contacten onderhouden en overleg gevoerd en aanwijzingen gegeven en ontvangen en
- een paspoort op naam van [naam 1], geregeld en
- dat paspoort inhoudende een Schengenvisum ter beschikking gesteld aan die [persoon 2] en
- een geldbedrag naar Italië gestuurd ten behoeve van de aanschaf van een ticket van Italië naar Nederland en
- een vliegticket van Italië naar Nederland geregeld en ter beschikking gesteld aan die [persoon 2] en
- een telefoon en een simkaart aan die [persoon 2] ter beschikking gesteld en
- een of meer geldbedragen aan die [persoon 2] ter beschikking gesteld en
- ( telefonische) contacten onderhouden met die [persoon 2] en
- die [persoon 2] aanwijzingen en/of opdrachten gegeven;
terwijl verdachte en zijn mededaders wist dat die toegang wederrechtelijk was.
feit 3:hij in de periode van 16 juli 2012 tot en met 26 november 2012 in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, de IND en/of de Nederlandse Staat te bewegen tot de afgifte van een beschikking tot het verlenen van een verblijfsvergunning/asiel voor bepaalde tijd (als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet), op naam van [persoon 1], in elk geval van enig goed, met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - bedrieglijk en in strijd met de waarheid met een of meer van zijn mededaders,
- medeverdachte [persoon 1] vanuit Diemen naar Ter Apel laten gegaan en
- medeverdachte [persoon 1] een aanvraag heeft laten doen voor een verblijfsvergunning bepaalde tijd in Nederland/asielaanvraag in Nederland op naam van [persoon 1],
- terwijl medeverdachte [persoon 1], daarbij en tijdens de daarbij behorende gehoren heeft verzwegen in bezit te zijn (geweest) van een visum van Duitsland en
heeft verzwegen dat medeverdachte [persoon 1] op die visumbasis in Nederland verbleef en
- medeverdachte [persoon 1] bij deze verblijfsvergunningsaanvraag/asielaanvraag en de daarbij behorende gehoren heeft verteld dat zij rechtstreeks uit Kenia kwam en op 10 oktober 2012 in Nederland was aangekomen en
- medeverdachte [persoon 1] bij deze verblijfsvergunningsaanvraag/asielaanvraag en de daarbij behorende gehoren heeft verklaard nooit een authentiek Oegandees paspoort in bezit te hebben gehad en nooit een visum voor Nederland te hebben aangevraagd en
- medeverdachte [persoon 1] bij die gehoren behorende bij die aanvraag een verzonnen vluchtverhaal heeft verteld ((te weten: dat medeverdachte [persoon 1] in Oeganda in juni 2012 in een kamer werd opgesloten en meermalen werd verkracht en door een verkrachting zwanger was geworden en haar ongeboren kindje als gevolg van een miskraam zou zijn verloren, en ten tijde van het gehoor wederom zwanger was van een verkrachter, althans een verhaal van gelijke aard en/of strekking)), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsoverwegingen

t.a.v. feiten 1 en 2
Ten aanzien van de feiten die zien op verdenking van mensensmokkel heeft de verdediging - kort gezegd - aangevoerd dat, nu de informatie zoals die beschikbaar was op 13 juni 2012 geen redelijke verdenking jegens de verdachte opleverde, concretere informatie met betrekking tot de identiteit van de verdachte op niet te controleren wijze is vergaard, en niet aan een verstrekkend middel als een telefoontap ten grondslag kan liggen. De reactie hierop dient aldus de raadsman te zijn dat uitsluiting van het bewijs met betrekking tot hetgeen uit de taps bleek als mede met betrekking tot de verboden vruchten daarvan dient te volgen.
Het hof overweegt hierover het volgende. Van de verdediging die een beroep doet op schending van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, mag worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van drie factoren wordt aangegeven tot welk in artikel 359a Sv omschreven rechtsgevolg dit dient te leiden. De eerste factor is ‘het belang dat het geschonden voorschrift dient’. De tweede factor is ‘de ernst van het verzuim’. Bij de beoordeling daarvan zijn de omstandigheden van belang waaronder het verzuim is begaan. Daarbij kan ook de mate van verwijtbaarheid van het verzuim een rol spelen. De derde factor is ‘het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt’. Bij de beoordeling daarvan is onder meer van belang of en in hoeverre de verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad. Reeds omdat het door de raadsman hiervoor aangevoerde niet ingaat op de zojuist genoemde derde factor, wordt aan het verweer voorbijgegaan.
Ten overvloede overweegt het hof in dit verband dat verdachten zich in beginsel niet kunnen beroepen op eventuele onregelmatigheden die kleven aan een tapmachtiging die niet ten laste van henzelf is gegeven. Zeer uitzonderlijke omstandigheden kunnen een doorbreking van die “Schutznorm” rechtvaardigen, waarbij moet worden gedacht aan strijd met fundamentele beginselen van een behoorlijke procesorde. Daarvan is in het onderhavige geval niet gebleken.
Gelet op het voorgaande verwerpt het hof het verweer van de raadsman.
t.a.v. feit 2
Ten aanzien van de mensensmokkel van [persoon 2] heeft de raadsman aangevoerd dat het de vraag is of de toegang van [persoon 2] tot Nederland wel wederrechtelijk was, wat een vereiste is om tot een veroordeling van mensensmokkel te komen.
Het hof overweegt hierover het volgende. Bij het eerste verhoor van de vreemdelingenpolitie heeft [persoon 2] de naam [persoon 2] opgegeven. [1] Uit het eerste gehoor van de Immigratie- en Naturalisatiedienst blijkt dat het paspoort van [persoon 2] vals was. De naam die het paspoort bevat, en overigens ook de boardingpas van de vliegtuigmaatschappij waarmee [persoon 2] naar Nederland is gekomen [2] , is [naam 1]. Volgens [persoon 2] zelf bevat het paspoort wel zijn foto, maar niet zijn naam. [3] Daarnaast is [persoon 2] nooit in het bezit geweest van een Oegandees paspoort en heeft hij nooit een Oegandees paspoort aangevraagd. [4] Voorts zijn bij medeverdachte [medeverdachte 2] documenten met de namen [naam 1], [naam 2], [naam 3] en [naam 4] gevonden. Het betreft volgens medeverdachte [medeverdachte 2] steeds dezelfde persoon, namelijk Dennis (het hof begrijpt: [persoon 2]). [5] Ten slotte zegt verdachte in een telefoongesprek met medeverdachte [medeverdachte 2] dat hij tegen [persoon 2] (het hof begrijpt: [persoon 2]) heeft gezegd ‘Je moet gewoon in het huis zijn, je hebt geen paspoort, je hebt geen visum, je hebt niks’. [6]
Op grond van het bovenstaande neemt het hof aan dat het paspoort niet op naam van de betreffende persoon stond, waardoor de toegang van [persoon 2] tot Nederland wederrechtelijk was. Het hof verwerpt aldus het verweer van de raadsman.
t.a.v. feit 3
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat sprake is geweest van een ondeugdelijke poging.
Het hof verwerpt dit verweer. Van een ondeugdelijke poging is in dit geval geen sprake. Dat zou pas het geval zijn als door verdachte een middel was aangewend dat in geen geval tot succes kan leiden. Dat is hier zeker niet het geval. Beoordeling van een asielaanvraag is complex, waarbij vele variabelen een rol kunnen spelen. In de onderhavige situatie kan niet op voorhand worden gezegd dat de asielaanvraag op basis van het (verzonnen) relaas van [persoon 1] volstrekt kansloos was. Dat zij geen reis- of identiteitspapieren heeft overgelegd maakt dit niet anders, nu dit geen absolute belemmering vormt voor het verkrijgen van een asielgerelateerde verblijfsvergunning. Dat sprake was van een lopend onderzoek waarbij [persoon 1] betrokken was, heeft evenmin tot gevolg dat gezegd moet worden dat de betreffende poging van de verdachte en zijn medeverdachten in geen geval tot succes kon leiden.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 een beroep gedaan op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid en ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat - kort gezegd - de verdachte (het hof begrijpt: enkel) heeft gehandeld uit humanitaire motieven. Het hof overweegt in dit verband dat zo al enkel sprake zou zijn van handelen uit humanitaire overwegingen, dit op zichzelf nog niet tot gevolg heeft dat in de onderhavige situatie de materiële wederrechtelijkheid van het thans bewezen geachte ontbreekt. Daarbij wordt nog opgemerkt dat de verdachte ook op legale wijze had kunnen trachten [persoon 1] en [persoon 2] naar Nederland te laten komen en dat niet op voorhand elke mogelijkheid daartoe ontbrak. Het verweer wordt verworpen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen.
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot oplichting.

Strafbaarheid van de verdachte

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 betoogd - kort gezegd - dat de verdachte handelde uit psychische overmacht, als gevolg waarvan verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Aan deze verweren ligt, naar het hof begrijpt, ten grondslag dat van verdachte niet anders gevergd kon worden dan wat hij heeft gedaan. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de hulp van verdachte aan zijn vriendin uit medemenselijkheid is gebeurd en er sprake is van liefdespartners die na een zeer verdrietige ervaring niets meer anders wilden en konden dan bij elkaar zijn.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een beroep op psychische overmacht sprake moet zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die inhouden dat er voor de verdachte geen geschikte alternatieven voorhanden waren om zijn vriendin en [persoon 2] te helpen. Bovendien bevonden zij zich niet in een acute levensbedreigende situatie waarin van verdachte niet anders gevergd kon worden dan hij heeft gedaan. Het hof stelt vast dat daartoe niets concreets is aangevoerd. Verder zijn er geen feiten of omstandigheden door de raadsman aangevoerd of anderszins aannemelijk geworden die het door verdachte nagestreefde doel rechtvaardigen. Het verweer wordt verworpen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Verdachte is zijn vriendin [persoon 1] en [persoon 2] behulpzaam geweest bij hun illegale toegang tot Nederland, waarbij eenmaal gebruik is gemaakt van een vals paspoort en eenmaal van een paspoort dat niet op naam van de betreffende persoon stond. Voorts is ten aanzien van [persoon 1] een poging gedaan tot oplichting van de IND. De verdachte heeft door zijn handelen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere Schengenlanden alsmede het vertrouwen dat in documenten als vorenbedoeld dient te kunnen worden gesteld, ondermijnd. Voorts is op geraffineerde manier waarbij ook nog de hulp van een voor de overheid werkende tolk is ingeroepen, geprobeerd onder valse voorwendselen een asielgerelateerde verblijfsvergunning te verkrijgen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 september 2014, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
In de omstandigheden van de onderhavige zaak alsmede de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken, ziet het hof aanleiding af te wijken van de straf die ten aanzien van dit soort misdrijven pleegt te worden opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 57, 197a en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een Nederlands identiteitsdocument (W) ten name van [persoon 1] en een inlegblad behorende bij document W2 ten name van [persoon 1].
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. F.M.D. Aardema en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 oktober 2014.
[...]

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2012 (zaaksdossier C.2, p. 106).
2.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Easy Jet boardingpas d.d. 7 augustus 2012 (zaaksdossier B.2, p. 040).
3.Rapport Immigratie- en Naturalisatiedienst, eerste gehoor [persoon 2], d.d. 31 oktober 2012, p. 8 (zaaksdossier C.2, p. 179).
4.Rapport Immigratie- en Naturalisatiedienst, nader gehoor [persoon 2], d.d. 8 november 2012, p. 4 (zaaksdossier C.2, p. 203).
5.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2], d.d. 29 november 2012, p. 9 (zaaksdossier C.2, p. 314).
6.Een schriftelijk bescheid, inhoudende het tapgesprek d.d. 7 september 2012 om 18.14 uur (zaaksdossier C.2, p. 72).