ECLI:NL:GHAMS:2014:4418

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2014
Publicatiedatum
28 oktober 2014
Zaaknummer
13/00135
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag omzetbelasting en verzuimboete opgelegd aan [A] B.V.

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 oktober 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [A] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor de jaren 2004 tot en met 2006, opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst, en de daarbij opgelegde verzuimboete. De inspecteur had aan [A] B.V. een naheffingsaanslag opgelegd van € 48.116 en een boete van € 3.639. Na bezwaar werd de boete verminderd tot € 3.275. De rechtbank had de naheffingsaanslag verminderd tot € 43.698 en de boete tot € 2.877, maar het hoger beroep van de inspecteur leidde tot een herbeoordeling van de zaak door het Hof.

Het Hof heeft vastgesteld dat [A] B.V. niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar suppletieaangifte omzetbelasting een te hoog bedrag bevatte. Het Hof oordeelde dat de inspecteur terecht de naheffingsaanslag en de verzuimboete had opgelegd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de vrijwillige verbetering van de aangifte door [A] B.V. niet voldoende was om de boete te vermijden. Het Hof bevestigde deze overwegingen en oordeelde dat de verzuimboete terecht was opgelegd op basis van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

De uitspraak van het Hof bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en stelt dat het hoger beroep ongegrond is. De kosten van de procedure worden niet vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en kan binnen zes weken na de verzenddatum worden aangevochten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 13/00135
23 oktober 2014
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[A] B.V.,te [P], belanghebbende,
gemachtigde: mr. G. Opheikens, belastingadviseur,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/3225 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 27 augustus 2008 voor het
tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd van € 48.116. Bij gelijktijdig genomen beschikking heeft hij een boete opgelegd van € 3.639. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
1.2.Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 3 mei 2011, de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de heffingsrente gehandhaafd en de boete, wegens termijnoverschrijding, verminderd met 10 percent tot een bedrag van € 3.275.
1.3.Bij uitspraak van 31 januari 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot € 43.698, de boete verminderd tot € 2.877, gelast dat de inspecteur de heffingsrente opnieuw vaststelt, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten ten bedrage van € 1.214 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 302 vergoedt.
1.4.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 11 maart 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.1.
De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 tot en met 2.10 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“2.1. Eiseres is op 9 november 1990 opgericht. Zij heeft als voornaamste doel het investeren in, het verwerven, huren, oprichten, slopen, wijzigen, verbeteren, ontwikkelen, beheren van, het handelen in en het exploiteren op welke wijze dan ook van onroerend goed van welke aard ook en waar ook gelegen. Enig aandeelhoudster van eiseres is [B] BV. Bij [B] BV is door verweerder in 2004 een boekenonderzoek ingesteld.
2.2.
Naar aanleiding van de uitkomsten van het boekenonderzoek bij [B] BV zijn partijen in een bespreking op 9 december 2004 tot de conclusie gekomen dat suppletieaangiften omzetbelasting moeten worden ingediend voor twaalf tot het [B-concern] behorende rechtspersonen, waaronder eiseres.
2.3.
Eiseres heeft daarop op 17 februari 2005 een zogenoemde positieve suppletieaangifte omzetbelasting ingediend voor (onder meer) het jaar 2004 voor een bedrag van €23.440. Deze suppletieaangifte is door verweerder aangemerkt als een vrijwillige verbetering van de aangiften omzetbelasting 2004.
2.4.
Verweerder heeft na ontvangst van de onder 2.3 bedoelde suppletieaangifte bij brief van 7 maart 2005 om nadere informatie verzocht. Op dit verzoek heeft eiseres niet gereageerd.
2.5.
Op 1 maart 2007 heeft verweerder een boekenonderzoek aangekondigd. In het daarvan opgemaakte controlerapport, dat op 10 juli 2008 aan eiseres is aangeboden, is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(...)
1. Algemeen
1.1
Rechtsvorm onderneming
De onderneming wordt gedreven in de vorm van een B,V. genaamd [A] B.V., hierna te noemen [A]. [A] maakt deel uit van het concern [B] bestaande uit 17 vastgoedvennootschappen en stichtingen. (...)
1.2
Bedrijfsactiviteiten
De ondernemingsactiviteiten bestaan uit de exploitatie van onroerende zaken voornamelijk winkelpanden met bijkomstig woningen. Tijdens het onderzoek waren bij de onderneming geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door [B] B.V.
(…)
2 Reikwijdte van het onderzoek omzetbelasting
In het jaar 2005 is een controle omzetbelasting uitgevoerd bij [B] B,V. Daarbij werd
vastgesteld dat de splitsing van de voorbelasting niet juist was geschied. Andere onderdelen van het concern, waaronder [A], werd de gelegenheid geboden de aangiften op dit punt te herzien en indien nodig vrijwillige verbeteringen op te stellen. [A] heeft als gevolg hiervan de volgende suppleties ingediend:
2000 2001 2002 2003 2004 Totaal
EUR EUR EUR EUR EUR EUR
Nog te betalen 14.533 60.210 59.179 4.817 23.440 162.179
(...)
Om de juistheid van de te splitsen voorbelasting vast te stellen werd een controle aangekondigd naar de aanvaardbaarheid van de ingediende suppletie-aangifte voor het jaar 2004. Bij dit onderzoek werden fouten vastgesteld in de voorbelasting, waardoor de controle is uitgebreid met een onderzoek naar de aanvaardbaarheid van de aangegeven voorbelasting, over de jaren 2002 tot en met 2007.
3 Omzetbelasting
(...)
3.3
Verschuldigd 19% verlegd naar huurder
(...)
3.4
Eigen bouwer
(...)
3.5
Voorbelasting
[A] verricht voor de omzetbelasting zowel vrijgestelde handelingen als belaste handelingen. De voorbelasting moet derhalve worden gesplitst. De regels hiervoor luiden als volgt. Voorbelasting op goederen waarop wordt afgeschreven, moet afzonderlijk worden beschouwd en gesplitst naar het werkelijke gebruik als dat afwijkt van het prorata belaste omzet / totale omzet. De voorbelasting op leveringen waarop niet wordt afgeschreven en diensten, moet als geheel per ondernemer worden beschouwd en komt voor aftrek in aanmerking naar rato van het prorata tenzij het werkelijk gebruik in zijn geheel afwijkt van het prorata.
3.5.1
Voorbelasting 2004
De controle is gestart met de controle over 2004 waarvoor reeds een suppletie-aangifte was ingediend. Hierbij bleek dat er toch nog fouten voorkwamen in de voorbelasting. In de opstelling van de correcties is uitgegaan van de splitsingslijst zoals die door [A] wordt gebruikt.
Verder viel op dat in een aantal gevallen waarbij de voorbelasting ten onrechte volledig in aftrek was gebracht, er in de specificatie van de suppletie nog extra voorbelasting werd berekend door een negatieve correctie op te nemen.
De berekening van de correcties luidt als volgt:
DATUM
BOEKST UK
OMSCHRIJO6
BEDRA
G
Extra
aftrek
in
suppletie
Aftrek
incl.
suppl.
Correctie
Correctie-
Bedrag
1-4-2004
2004050
[Straat 1]
211,77
0,00
211,77
100%
211,77
1-12-2004
2004216
Bestrating unit 135
250,80
0,00
250,80
51%
127,91
8-12-2004
2004198
Herstel plafond unit135
306,76
0,00
306,76
51%
156,45
16-12-2004
2004088
[Straat 2], veili
418,85
0,00
418,85
100%
418,85
16-12-2004
2004088
[Straat 2]
209,43
0,00
209,43
100%
209,43
21-12-2004
2004218
Renovatie lift [Straat 3]
1.090,32
0,00
1.090,32
20%
218,06
21-1-2004
2004005
[Straat 3]
11.470,68
0,00
11.470,68
20%
2.294,14
21-1-2004
2004005
[Straat 3]
657,40
0,00
657,40
20%
131,48
21-1-2004
2004005
[Straat 3]
520,41
0,00
520,41
20%
104,08
31-5-2004
2004049
[Straat 4]
513,00
0,00
513,00
100%
513,00
31-5-2004
2004049
[Straat 4]
4,75
0,00
4,75
100%
4,75
20-4-2004
2004036
beheer le kw. 2004, 039
54,76
0,00
54,76
23%
12,59
20-4-2004
2004037
beheer le kw 2004, 020
13,87
0,00
13,87
23%
3,19
19-7-2004
2004167
Beheer 2ekw04 020
0,69
42,75
43,44
23%
9,99
19-7-2004
2004167
Beheer 2ekw04 039
73,53
73,53
23%
16,91
19-7-2004
2004167
Beheer 2ekw04 [A]
1.357,22
1.357,22
23%
312,16
26-10-2004
2004122
3e kw 2004, 020
4,90
43,84
48,74
23%
11,21
26-10-2004
2004123
3e kw 2004, 039
76,66
5,59
82,25
23%
18,92
26-10-2004
2004124
3e kw 04, [A]
1.669,36
9,00
1.678,36
23%
386,02
31-12-2004
2004154
beheer 4e kw 2004, 039
71,34
-0,65
70,69
23%
16,22
31-12-2004
2004155
beheer 4e kw 2004, 020
3,31
-15,40
-12,09
23%
-2,78
31-12-2004
2004156
beheer 4e kw 2004
1.322,97
5,16
1.328,13
23%
305,47
Totaal correctie
5.479,86
[A] dient dus € 5.479,- meer te betalen dan de € 23.440,- die reeds in de suppletie is opgegeven. Naar aanleiding van deze bevinding hebben wij [A] gevraagd nog eens kritisch naar de splitsing in andere jaren te kijken. Men heeft hiervoor vier maanden de gelegenheid gekregen. Uiteindelijk overhandigde men ons de uitdraai van de grootboekkaarten voorbelasting 19% over de jaren 2002, 2003, 2005 en 2006 met het verzoek om in gezamenlijk overleg de correctie te bepalen. Naar beste kunnen hebben wij de correctie per jaar als volgt berekend.
3.5.2
Voorbelasting 2002
(...)
3.5.3
Voorbelasting 2003
(...)
3.5.4
Voorbelasting 2005
Over het jaar 2005 is geen suppletie-aangifte ingediend. Op basis van de omzetgegevens in de
aangiften werd voor 2005 de prorata belaste omzet / totale omzet vastgesteld. Volgens verklaring van de heer Dijkstra is in de vrijgestelde omzet volgens de aangiften ook de omzet verlegd opgenomen. Omdat deze voor de prorata moet worden aangemerkt als belaste omzet is de omzetverdeling aangepast. De prorata luidt als volgt.
Omzet volgens aangiften 2005
Verlegd
Aangepast verlegd naar belast
Belaste omzet
3.210.269
265.824
78,5%
Vrijgestelde omzet (Nul tarief) incl
1.215.063
265.824
3.476.093
Verlegd
21,5%
949.239
Totaal
4.425.332
100,0%
4.425.332
De omzet verlegd is als volgt bepaald.
Verlegde omzet volgens grootboekkaarten
[Straat 5] 119.377
[Straat 5] 14.441
[Straat 6] 38.903
[Straat 6]
93.103
265.824
Bij de controle van de grootboekkaart voorbelasting 19% hebben wij de volgende correcties
vastgesteld.
Voorbelasting
[A] 2005
Datum
Correctie
Pro Rata
[Straat 8]
14-1-2005
1.879,10
Vrijgestelde ABC-levering
Beheer le kw 05
14-4-2005
1.269,42
Beheer 2e kw 05
14-7-2005
2.429,51
[Straat 9]
1-8-2005
1.484,52
Vrijgesteld verhuurd blijkens adm. 2004
[Straat 9]
30-8-2005
580,94
Vrijgesteld verhuurd blijkens adm. 2004
[Straat 9]
30-8-2005
205,83
Vrijgesteld verhuurd blijkens adm. 2004
Beheer 3e kw05
19-10-2005
2.458,49
[Straat 9]
30-12-2005
2.150,83
Vrijgesteld verhuurd blijkens adm. 2004
Beheer 4e kw 05
30-12-2005
4.074,23
Correctie prorata 21%
6.301,22
2.148,65
10.231,65
Totale correctie voorbelasting 2005
8.449,87
3.5.5
Voorbelasting 2006
Over het jaar 2006 is geen suppletie-aangifte ingediend. Op basis van de omzetgegevens in de
aangiften werd voor 2006 de prorata belaste omzet / totale omzet vastgesteld. Volgens verklaring van de heer Dijkstra is in de vrijgestelde omzet volgens de aangiften ook de omzet verlegd opgenomen. Omdat deze voor de prorata moet worden aangemerkt als belaste omzet is de omzetverdeling aangepast.
De prorata luidt als volgt.
Prorata volgens aangiften 2006
Verlegd
Aangepast verlegd naar belast
Belaste omzet
4.963.726
+
5.938.957
93,7%
975.231
Vrijgestelde omzet (Nul tarief) incl
1.377.405
-
402.174
6,3%
verlegd
975.231
Totaal
6.341.131
6.341.131
100,0%
De omzet verlegd is als volgt bepaald.
Verlegde omzet
[Straat 5] 185.814
[Straat 6] 225.121
[Straat 6]
564.296
975.231
Bij de controle van de grootboekkaart voorbelasting 19% hebben wij de volgende correcties
vastgesteld.
Voorbelasting
[A] 2006
Datum
Correctie
Pro Rata
[Straat 10]56-hs
24-1-2006
2.835,75
Blijkens Paradox vrijgesteld verhuurd
[Straat 10]56-hs
24-1-2006
687,61
Blijkens Paradox vrijgesteld verhuurd
[Straat 10]56-hs
24-1-2006
6,56
Blijkens Paradox vrijgesteld verhuurd
[Straat 10]56-hs
24-1-2006
330,60
Blijkens Paradox vrijgesteld verhuurd
[Straat 10]56-hs
24-1-2006
6,56
Blijkens Paradox vrijgesteld verhuurd
Beheer le kw
27-4-2006
4.225,84
[Straat 11] 60-108
2-5-2006
13.680,00
Bij de eindbespreking ingedeeld in Prorata
Beheer2ekw
19-7-2006
4.705,18
Verkoop [Straat 12] 59
28-9-2006
28,50
Vrijgesteld
Verkocht
Verkoop [Straat 12] 59
28-9-2006
1,42
Vrijgesteld
Verkocht
Verkoop [Straat 12] 59
28-9-2006
5,99
Vrijgesteld
Verkocht
Verkoop [Straat 12] 59
28-9-2006
3.997,12
Vrijgesteld
Verkocht
Verkoop [Straat 12] 59
28-9-2006
3,80
Vrijgesteld
Verkocht
Beslaglegging [Straat 12]
3-10-2006
5.543,60
Beheer 3e kw
24-10-2006
4.370,33
[Straat 6]1
18-12-2006
893,00
Vrijgesteld verhuurd blijkens adm. 2004
8.796,91
32.534,95
Correctie ProRata 6%
1.95 1,50
Totale correctie voorbelasting
10.748,41
4 Recapitulatie correcties
2003 2004 2005 2006 Totaal
EUR EUR EUR EUR EUR
Correcties voorbelasting 7.902 5.4798.449 10.748 32.578
(...)
5 Afwikkeling correcties
(...)
5.2 2004
tot en met 2006
Over de jaren 2004 tot en met 2006 zullen naheffingsaanslagen worden opgelegd. Op de suppletie over 2004 is door [A] aangegeven dat er € 23.440,- nog te betalen is. De correctie over 2004 luidt € 5.479,-. Het bedrag van de naheffingsaanslag over 2004 is dus € 28.919,- enkelvoudige belasting.
Over 2005 en 2006 is de na te heffen enkelvoudige belasting gelijk aan de correcties, respectievelijk €8.449,- en € 10.748,-.
(...)
8 Boete
8.1
Vrijwillige verbetering 2004
De bedragen die [A] in de suppletie 2004 heeft aangegeven wordt beschouwd als vrijwillige
verbeteringen. Hierover zal een verzuimboete van 5% per jaar worden opgelegd. De verzuimboete is gebaseerd op artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 24a van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998. De boete bedraagt 5% met een maximum per jaar van €4.537,-. De boete bedraagt €23.440,- x 5% 1.172,-
8.2
Boete over correcties
(...)
8.3
Boetebedragen
2004
2005
2006
EUR
EUR
EUR
Suppletie
23.44
Boete vrijwillige verbetering
5%
Boete suppletie
1. 172
Correcties voorbelasting
5.48
7.185
10.74
Verzuimboete
10%
10%
10%
Verzuimboete
548
718
1.075
Boete totaal per jaar
1.72
718
1.075
(...)”
2.6.
Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft verweerder de bestreden
naheffingsaanslag en boete opgelegd.
2.7.
Op 13 oktober 2009 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. Van dit hoorgesprek is een
verslag gemaakt dat bij brief van 21 oktober 2009 naar eiseres is gestuurd.
2.8.
Eiseres heeft na het hoorgesprek per e-mail gereageerd en een nadere onderbouwing van
haar standpunten gegeven.
2.9.
Bij brief van 3 november 2010 heeft verweerder aangekondigd die maand uitspraak op
bezwaar te zullen doen.
2.10.
Bij e-mail van 29 november 2010 heeft eiseres op de onder 2.9 bedoelde brief
gereageerd en verzocht om telefonisch overleg voorafgaande aan het doen van uitspraak op
bezwaar. In deze e-mail geeft eiseres aan dat zij wil aansturen op een praktische oplossing.”
2.1.2.
Het Hof gaat voor de beslechting van het geschil uit van voormelde feiten.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
In geschil is of de naheffingsaanslag omzetbelasting, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente terecht zijn opgelegd.
3.2
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Het Hof stelt voorop dat de gemachtigde ter zitting heeft bevestigd dat de berekening van de zogenaamde algemene pro-rata verhouding als bedoeld in artikel 11 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 niet meer in geschil is.
4.2.
Vast staat voorts dat belanghebbende eigener beweging een suppletie-aangifte heeft gedaan. De rechtbank heeft, voor zover hier van belang, ter zake het volgende overwogen:
“4.4. Eiseres komt, zo begrijpt de rechtbank, thans terug op haar eigen suppletieaangifte. In dat kader oordeelt de rechtbank als volgt. Als uitgangspunt heeft te gelden dat een vrijwillige verbetering van de aangifte die leidt tot een naheffingsaanslag, in de bezwaar- en beroepsfase alsnog ter discussie kan worden gesteld. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt echter mee dat eiseres alsdan gemotiveerd aangeeft op welke punten haar eigen suppletieaangiften onjuistheden bevat. Eiseres heeft dit nagelaten zodat de rechtbank de grief verwerpt. De enkele ter zitting ingebrachte stelling dat deze correcties, gelet op hun omvang niet juist kunnen zijn, is te vaag om een inhoudelijke beoordeling mogelijk te maken. Eiseres heeft voldoende tijd gehad om nader onderzoek naar deze correcties te verrichten. (…)”
Desgevraagd heeft de gemachtigde ter zitting van het Hof geen antwoord kunnen geven op de vraag waarom de suppletieaangifte ten onrechte of tot een te hoog bedrag zou zijn gedaan. Het Hof gaat daarom uit van de juistheid van belanghebbendes suppletie aangifte. Het Hof maakt de overwegingen van de rechtbank tot de zijne en verwerpt in zoverre het hoger beroep.
4.3.
Ter zitting heeft belanghebbende bevestigd dat voorts nog in geschil is de toegepaste correctie inzake de aftrek van voorbelasting met betrekking tot de, volgens de inspecteur, van omzetbelasting vrijgestelde verhuur. In dit verband zij verwezen naar het controlerapport zoals dit hiervoor onder de feiten is aangehaald.
4.4.
De inspecteur heeft gemotiveerd gesteld dat deze correctie van de aftrek van voorbelasting gebaseerd is op de boekhouding van belanghebbende. De stelling van belanghebbende dat de inspecteur, aldus begrijpt het Hof, zelfstandig een schaduwboekhouding heeft opgesteld, acht het Hof ongeloofwaardig. Het ligt naar ’s Hofs oordeel op de weg van belanghebbende om, tegenover de stelling van de inspecteur, die geheel gebaseerd is op belanghebbendes eigen administratie, gemotiveerd te betwisten dat sprake was van vrijgestelde verhuur. Het Hof overweegt hierbij dat belanghebbende dit op eenvoudige wijze kan doen, namelijk door de desbetreffende huurcontracten te tonen waarin al dan niet is opgenomen dat sprake is van belaste verhuur. Op de vraag waarom belanghebbende dit niet heeft gedaan blijft belanghebbende het antwoord schuldig.
4.5.
Het Hof concludeert dat ook in zoverre belanghebbendes hoger beroep faalt.
4.6.
Met betrekking tot de opgelegde boete heeft de rechtbank het volgende overwogen.
“4.14. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de verzuimboete ten onrechte is opgelegd. De
ingenomen standpunten zijn correct dan wel pleitbaar. De administratie en de aangiften zijn (deels) gedaan door een extern, professioneel te achten kantoor. Eiseres heeft geen
werknemers in dienst. Eiseres hoefde niet te twijfelen aan een behoorlijke plichtsvervulling aan de zijde van de personen die zij heeft ingeschakeld.
4.15.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verzuimboete terecht is opgelegd. Eiseres heeft een systeem gebruikt (Paradox) dat niet betrouwbaar was doordat interne controle ontbrak. Ondanks waarschuwingen van haar accountant is zij hiermee doorgegaan. Verweerder heeft volstaan met het opleggen van een verzuimboete ex artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De boete is in de uitspraak op bezwaar verminderd tot op een bedrag van € 3.275. Volgens verweerder is van een pleitbaar standpunt of afwezigheid van alle schuld geen sprake.
4.16.
Ingevolge paragraaf 24a van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998
(hierna: BBBB) kan de inspecteur een verzuimboete opleggen van 5% met een maximum
van €4.537 indien sprake is van een vrijwillige verbetering. Eiseres heeft een
suppletieaangifte ingediend die mede is begrepen in de onderhavige naheffingsaanslag.
Tussen partijen is niet in geschil dat in zoverre sprake is van een vrijwillige verbetering.
Voor het overige is een verzuimboete van 10% opgelegd. De verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen in te scherpen. Voor het opleggen van de verzuimboete is voldoende dat aan één of meer van deze verplichtingen niet is voldaan.
Schuld en opzet spelen geen rol. Wel kunnen bijzondere omstandigheden of afwezigheid van alle schuld aanleiding geven tot matiging of het achterwege laten van de boete. Van
afwezigheid van alle schuld of bijzondere omstandigheden is echter niet gebleken. De
noodzaak om een suppletieaangifte in te dienen kan niet worden beschouwd als een voorval dat geheel buiten de schuld van eiseres om is ontstaan.
4.17.
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de aangiften (deels) zijn gedaan door een
extern, professioneel te achten kantoor nog daargelaten dat deze omstandigheid geen rol
speelt bij het opleggen van een verzuimboete.
4.18.
Ingevolgde paragraaf 4 van het BBBB legt de inspecteur in geval van een pleitbaar
standpunt geen boete op. De stelling van eiseres dat in dit geval sprake is van een pleitbaar
standpunt zodat een boete achterwege had moeten blijven, volgt de rechtbank niet. Voor
zover de naheffingsaanslag het gevolg is van de door eiseres ingediende suppletieaangifte is terecht een boete van 5% opgelegd. Voor zover de naheffingsaanslag ziet op correcties
wegens het volledig aftrekken van voorbelasting die betrekking heeft op prestaties die zijn
gebruikt voor vrijgestelde of gemengde activiteiten heeft te gelden dat het in die gevallen
claimen van volledige aftrek, niet kan worden aangemerkt als een pleitbaar standpunt.
4.19.
Verweerder heeft de verzuimboete in verband met de duur van de procedure met 10%, ofwel € 364, verminderd tot een bedrag van € 3.275. Verweerder heeft in zijn stuk van 7 september 2012 bovendien verzocht - in verband met de voorgestelde vermindering van de naheffingsaanslag met € 4.418 - de boete nader te verminderen met € 398. De rechtbank zal dienovereenkomstig oordelen. Voor een verdere vermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn ziet de rechtbank geen aanleiding, nu de bezwaarfase op verzoek van eiseres is verlengd en eiseres steeds heeft aangegeven verder uitstel van de voortgang van de procedure te wensen. De rechtbank acht de resterende boete passend en geboden.”
Het Hof is van oordeel dat de rechtbank met betrekking tot de opgelegde boete op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen. Het Hof neemt deze beslissing over en maakt de daartoe gebruikte overwegingen tot de zijne.
4.7.
De rechtbank heeft met betrekking tot de heffingsrente het volgende overwogen.
“4.20. Eiseres heeft weliswaar een afzonderlijke grief gericht tegen de beschikking
heffingsrente doch heeft deze niet nader onderbouwd zodat deze grief wordt verworpen.”
Ook met betrekking tot de beschikking heffingsrente is het Hof van oordeel dat de rechtbank op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen. Het Hof neemt deze beslissing over en maakt de daartoe gebruikte overwegingen tot de zijne.
Slotsom
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

5.Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. D.B. Bijl, voorzitter, E.M. Vrouwenvelder, en A.H.R.M. Denie, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.M. Bosch, als griffier. De beslissing is op 23 oktober 2014 in het openbaar uitgesproken. De uitspraak is door de griffier en de oudste raadsheer ondertekend.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.