Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
93.103
564.296
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 oktober 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [A] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor de jaren 2004 tot en met 2006, opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst, en de daarbij opgelegde verzuimboete. De inspecteur had aan [A] B.V. een naheffingsaanslag opgelegd van € 48.116 en een boete van € 3.639. Na bezwaar werd de boete verminderd tot € 3.275. De rechtbank had de naheffingsaanslag verminderd tot € 43.698 en de boete tot € 2.877, maar het hoger beroep van de inspecteur leidde tot een herbeoordeling van de zaak door het Hof.
Het Hof heeft vastgesteld dat [A] B.V. niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar suppletieaangifte omzetbelasting een te hoog bedrag bevatte. Het Hof oordeelde dat de inspecteur terecht de naheffingsaanslag en de verzuimboete had opgelegd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de vrijwillige verbetering van de aangifte door [A] B.V. niet voldoende was om de boete te vermijden. Het Hof bevestigde deze overwegingen en oordeelde dat de verzuimboete terecht was opgelegd op basis van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
De uitspraak van het Hof bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en stelt dat het hoger beroep ongegrond is. De kosten van de procedure worden niet vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en kan binnen zes weken na de verzenddatum worden aangevochten bij de Hoge Raad der Nederlanden.