Uitspraak
mr. P.W. Tubbergen, kantoorhoudende te Rotterdam,
mr. Ph.W. Schreurs, kantoorhoudende te Eindhoven,
mr. P.W. Tubbergen, kantoorhoudende te Rotterdam.
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
joint ventureovereenkomst (hierna: de
preliminary agreement), inhoudende dat partijen een vennootschap zullen oprichten met als doel het handelen in en de wederverkoop van door [verzoekster] gefabriceerde lampen en aanverwante producten. De
preliminary agreementhoudt onder meer in:
Article 6
its director [A] will act as managing director of [verweerster];
it will provide sufficient storage and sales room at its offices (…) for [verweerster];
it will provide the day to day management and bookkeeping requirements of [verweerster];
it will pay for the costs of a separate exhibition space at the annual Frankfurt Trade Fair;
exclusive business regulation” gesloten (hierna: de EBR-overeenkomst) waarin [verweerster] het recht kreeg om op te treden als
“dealer with exclusivity rights within the district hereinafter described for the products put on the market by [verzoekster]”. Artikel 1 van de EBR-overeenkomst houdt in dat het district van [verweerster] bestaat uit de Benelux en Duitsland. De EBR-overeenkomst houdt voorts onder meer in:
The BV shall carry on its business fully on its own account and at its own risk. Any operating costs shall be payable by the BV; any operating profits shall be in its favour.
The BV shall not be a representative or an agent of [verzoekster] in whatever respect; (…)
The BV shall only be empowered after written consent from [verzoekster] to proceed to appoint one or more commercial agents and/or sub-dealers, the district of them being determined in consultation with [verzoekster]. The BV shall be obliged to dismiss an agent and/or sub-dealer on [verzoekster]’s written request.”
preliminary agreementbedoelde management fee in het vervolg een percentage zal zijn van de jaarlijkse omzet van [verweerster] Dit percentage is van tijd tot tijd aangepast en heeft steeds gevarieerd tussen de 12 en 15. [verweerster] heeft met goedvinden (zij het niet met voorafgaande schriftelijke instemming) van [verzoekster] handelsagenten aangesteld voor de Benelux, althans België en voor Duitsland.
- de vermeende handelsagentrelatie tussen [verweerster] en Artimeta;
- de toekomst van [verweerster];
- de huidige inventaris;
- de benoeming van een accountant van [verweerster]
3.De gronden van de beslissing
preliminary agreement, reeds een vergoeding in de vorm van dividend respectievelijk een management fee ontving, terwijl Artimeta anderzijds zich op het standpunt stelt dat Artimeta met medeweten en goedvinden van [verzoekster] al sinds 1998 tegen de gebruikelijke provisie van 7% als agent in Nederland optrad en dat dit los staat van haar hoedanigheid van aandeelhouder en haar rechten en verplichtingen uit hoofde van de
preliminary agreement. Ook het geschil over de voorraad is een vermogensrechtelijk geschil. Deze geschillen zijn inmiddels aanhangig bij de rechtbank Limburg. Het ligt voor de hand dat de beslissing in die procedure (mede) afhankelijk is van de juiste uitleg van de
preliminary agreementen de EBR-overeenkomst, mede in het licht van de wijze waarop partijen aan die overeenkomsten uitvoering hebben gegeven.