Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
2.De stukken van het geding
3.De feiten
de vereniging). Aan de vereniging is de Stichting [stichting] (hierna: de stichting) gelieerd.
In de loop van 2008 is tussen een aantal leden van die vereniging enerzijds en het bestuur van de vereniging (hierna: het bestuur) anderzijds een conflict ontstaan over de stichting. Dit conflict is dat jaar tijdens een algemene ledenvergadering aan de orde gekomen. Op 25 juni 2010 heeft een bestuursvergadering plaatsgevonden. Van deze vergadering zijn notulen opgemaakt. Vervolgens heeft op diezelfde dag een algemene ledenvergadering (hierna: de ALV) plaatsgevonden. Tijdens de ALV heeft het bestuur, na raadpleging van de aanwezige leden, de ontzetting van vier leden - onder wie klager - aangezegd. De notaris heeft van deze vergadering notarieel proces-verbaal opgemaakt. Het bestuur heeft de ontzetting uit het lidmaatschap aan de desbetreffende leden schriftelijk bevestigd. Op 26 januari 2011 heeft een algemene ledenvergadering plaatsgevonden waarbij het beroep van de vier leden tegen het besluit tot ontzetting ongegrond is verklaard.
4.Het standpunt van klager
5.Het standpunt van de notaris
6.De beoordeling
ne bis in idem-beginsel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht, omdat in de door de andere drie geroyeerde leden gevoerde klachtprocedure is geklaagd over hetzelfde handelen dan wel nalaten van de notaris en de kamer en het hof daarover een tuchtrechtelijk oordeel hebben gegeven (zie 3.2.2.).
ne bis in idem-beginsel niet in zijn klacht kan worden ontvangen. De kamer is met betrekking tot klachtonderdeel x. tot een inhoudelijke behandeling gekomen.
ne bis in idem-beginsel leidt ertoe, dat indien kan worden gesproken van “hetzelfde feit”, de beoordeling van het tuchtrechtelijke aspect van de klacht in een eerdere zaak, aan een nieuwe tuchtrechtelijke beoordeling van het handelen van de notaris in de weg staat.
ii. tot en met vi.in de kern ziet op hetgeen waarover in de eerdere klachtprocedure onherroepelijk is beslist in de onder 3.2.2. bedoelde beslissing van dit hof van 7 februari 2012. De onderhavige klachtonderdelen hebben betrekking op het handelen dan wel nalaten van de notaris ter zake van het op de ALV uitgesproken royement en zien daarmee op hetzelfde feitencomplex dat aan het in vorenbedoelde beslissing weergegeven klachtonderdeel iv. ten grondslag werd gelegd. De door klager aangevoerde specifieke punten met betrekking tot het uitgesproken (besluit tot) royement kunnen hiervan niet los worden gezien. Dat inmiddels de civiele rechter zich over het royement en het op de ALV verhandelde heeft uitgesproken, doet aan het voorgaande niet af, omdat die omstandigheid niets verandert aan de aard of het nalaten van de notaris bij gelegenheid van die ALV. Hetzelfde geldt voor de andere stukken die klager als grond voor een hernieuwde beoordeling van de onderhavige klachtonderdelen heeft aangevoerd.
xi.is het hof van oordeel dat het beroep op het
ne bis in idem-beginsel slaagt. Over de vraag of het in dit klachtonderdeel verweten handelen van de notaris, zijn reactie in het [dagblad] op een eerder artikel in die krant, tuchtrechtelijk door de beugel kon, heeft het hof in voornoemde beslissing van 7 februari 2012, in rechtsoverweging 6.7., een uitdrukkelijk oordeel gegeven, dat onherroepelijk is geworden.