ECLI:NL:GHAMS:2014:4396

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2014
Publicatiedatum
27 oktober 2014
Zaaknummer
200.148.079-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris met betrekking tot het niet ontvangen van een uittreksel

In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen een notaris, die betrekking heeft op een leveringsakte van 16 februari 2005. Klager verwijt de notaris dat hij bij het passeren van de akte geen uittrekstel heeft ontvangen van een eerdere akte van 23 mei 2000. De kamer voor het notariaat in Amsterdam heeft klager in haar beslissing van 15 april 2014 niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Klager heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam.

Tijdens de behandeling van de zaak op 28 augustus 2014 heeft klager, bijgestaan door zijn gemachtigden, zijn standpunt toegelicht. De notaris, vertegenwoordigd door mr. P. Wanders, heeft verweer gevoerd. Klager stelt dat de notaris opzettelijk het uittreksel heeft achtergehouden, terwijl de notaris aanvoert dat hij niet verantwoordelijk is voor het passeren van de leveringsakte, aangezien notaris [X] de passerende notaris was.

Het hof heeft vastgesteld dat de kamer terecht heeft geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Het hof oordeelt dat klager niet kan klagen over het niet ontvangen van het uittreksel, omdat de verantwoordelijkheid hiervoor bij notaris [X] ligt. Daarnaast heeft het hof overwogen dat de termijn voor het indienen van een klacht is gaan lopen op de datum van de levering, 16 februari 2005, en niet pas vanaf het moment dat klager verzocht om het uittreksel. Hierdoor is de klacht niet tijdig ingediend.

Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht. Deze uitspraak is gedaan door de rechters A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang en P. Blokland en openbaar uitgesproken op 21 oktober 2014.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.148.079/01 NOT
nummer eerste aanleg : 556383/NT 13-83 J
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 28 augustus 2014 en uitgesproken op 21 oktober 2014
inzake
[klager],
wonende te [plaatsnaam],
appellant,
gemachtigden: [A] en [B],
tegen
[notaris],
notaris te [plaatsnaam],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. P. Wanders, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 29 april 2014 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 15 april 2014 (ECLI:NL:TNORAMS:2014:12). De kamer heeft in de bestreden beslissing klager niet-ontvankelijk in zijn klacht verklaard.
1.2.
Geïntimeerde (hierna: de notaris) heeft op 30 mei 2014 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 28 augustus 2014. Klager, bijgestaan door zijn voornoemde gemachtigden, en de notaris, bijgestaan door mr. Wanders, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
1.4.
Bij brief van 3 september 2014 heeft klager een verzoek gedaan tot wraking van de fungerend voorzitter mr. A.L.G.A. Stille.
1.5.
Bij beslissing tot verwijzing van 3 september 2014 heeft de wrakingskamer van het gerechtshof Amsterdam in het kader van de ‘pilot externe wrakingskamer’, de wrakingszaak op grond van artikel 62b Wet op de rechterlijke organisatie ter verdere behandeling verwezen naar de wrakingskamer van het gerechtshof Den Haag (hierna: de wrakingskamer).
1.6.
Bij beslissing van 19 september 2014 heeft laatstgenoemde wrakingskamer het verzoek tot wraking van mr. Stille afgewezen.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende. Klager heeft samen met zijn echtgenote een appartementsrecht gekocht met betrekking tot een woning in [plaatsnaam], behorende tot een nieuwbouwproject waarin de notaris projectnotaris was en in 2000 de akte van levering aan de projectontwikkelaar en in 2004 de akte van splitsing in appartementsrechten heeft verleden. De akte, waarbij het door klager en zijn echtgenote gekochte appartementsrecht is geleverd, is op 16 februari 2005 gepasseerd ten overstaan van notaris [X] (hierna notaris [X]).

4.Het standpunt van klager

In de leveringsakte van 16 februari 2005 is vermeld dat bij die akte een uittrekstel is overhandigd van de akte van 23 mei 2000 (hierna: het uittrekstel). Klager verwijt de notaris dat hij het uittreksel toen niet heeft gekregen. Hij meent dat het uittreksel door de notaris met opzet is achtergehouden.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.De beoordeling

6.1.
De kamer heeft geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht, omdat niet de notaris, maar notaris [X] verantwoordelijk is voor het passeren van de leveringsakte van 16 februari 2005.
6.2.
Het hof oordeelt als volgt. Voor zover klager bedoelt erover te klagen dat hij bij het ondertekenen van de leveringsakte van 16 februari 2005 het uittreksel niet heeft ontvangen, kan de notaris daarvoor niet verantwoordelijk worden gehouden. Notaris [X] is immers de passerende notaris geweest bij de leveringsakte van 16 februari 2005. In dat geval kan klager in zijn klacht tegen de notaris niet worden ontvangen.
6.3.
Voor zover klager heeft beoogd erover te klagen dat aan het afschrift van de splitsingsakte die hij bij de ondertekening van de leveringsakte in 2005 heeft ontvangen, ten onrechte geen afschrift was gehecht van de leveringsakte van 23 mei 2000, overweegt het hof als volgt. Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 99 lid 15 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, heeft kennisgenomen. Volgens vaste rechtspraak van het hof is het moment waarop klagers van het handelen/nalaten van de notaris op enigerlei wijze blijkt doorslaggevend en dus niet het moment waarop klagers de betekenis van het handelen/nalaten van de notaris ten volle begrijpen.
6.4.
Door klager is aangevoerd dat hij sinds oktober 2011 de notaris heeft verzocht om hem het uittreksel toe te sturen, maar dat de notaris zulks weigert. Dat betekent (aldus klager) dat de driejaarstermijn pas sinds oktober 2011 is gaan lopen en de klacht wel op tijd is ingediend, aangezien die door de kamer is ontvangen op 19 december 2013.
6.5.
Naar het oordeel van het hof is de driejaarstermijn evenwel gaan lopen vanaf 16 februari 2005, omdat op die dag de leveringsakte is gepasseerd en klager toen heeft kunnen vaststellen dat er stukken ontbraken. De klacht tegen de notaris is dan ook niet tijdig bij de kamer ingediend en klager kan daardoor in zijn klacht niet worden ontvangen.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, mr. J.C.W. Rang en mr. P. Blokland op 28 augustus 2014 en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2014 door de rolraadsheer.