Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
CAFÉ [X] V.O.F.,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
- i)[appellant] is als barmedewerkster in dienst geweest van [X] (voorheen ook wel genaamd V.O.F.[Y]).
- ii) [A] (hierna:[A]) heeft het door [X] geëxploiteerde café in Medemblik bezocht.
- iii) Op 11 december 2009 zijn[appellant] en[A] in het café aangehouden door de politie op verdenking van bezit van en handel in harddrugs. Bij de aanhouding waren zij beiden in het bezit van in totaal 17 pakjes cocaïne. In de jas van[appellant] zijn later nog een vier pakjes cocaïne aangetroffen. Elders is in het kader van hetzelfde onderzoek die dag aangehouden een verdachte genaamd [B]. Bij het voorafgaande onderzoek heeft de politie onder meer gebruik gemaakt van observatie en telefoontaps.
- iv) [B] heeft in zijn verklaring tegenover de politie van 12 december 2009 bekend dat hij op 27 november 2009 cocaïne heeft geleverd aan[appellant] en[A], die de harddrugs vervolgens met winst zouden verkopen. [B] kreeg dan € 30,- per 0,8 gram en[appellant] en[A] € 20,- omdat zij zouden verkopen voor € 50,-. [B] heeft verder verklaard dat hij aan[appellant] vaker drugs heeft geleverd in [X]. In zijn verhoor van 13 december 2009 heeft [B] nog verklaard dat het vier of vijf maanden eerder was begonnen en dat hij met[A] dezelfde afspraak had over de winst als met[appellant]. [B] hield de aan[appellant] en[A] geleverde aantallen bij in een boekje.[appellant] kon veel verkopen omdat ze toch achter de bar stond.[appellant] had [B] met[A] in contact gebracht, omdat hij ook wilde verkopen.
- v)[appellant] en[A] zijn later strafrechtelijk veroordeeld voor het tezamen met anderen verhandelen van cocaïne.
- vi) Bij besluit van Burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik van 17 december 2009 is de drank- en horecavergunning van [X] ingetrokken en is daarbij tevens bepaald dat met betrekking tot de inrichting een nieuwe drank- en horecavergunning voor een periode van twaalf maanden zal worden geweigerd. Tevens is op grond van de Opiumwet overgegaan tot sluiting van het café.
- vii) Bij uitspraken van 18 februari 2010 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar de verzochte voorlopige voorzieningen tegen het intrekkingsbesluit en het besluit tot sluiting van [X] voor een periode van twaalf maanden afgewezen.
- viii) Nadat [X] opnieuw vergunningen had aangevraagd, heeft onderzoek plaatsgevonden op grond van de Wet Bibob. Uit eindelijk is het café in totaal vijftien maanden gesloten geweest.
3.Beoordeling
€ 92.246,27 aan schadevergoeding gevorderd wegens gedwongen sluiting van het café, te vermeerderen met de wettelijke rente en € 2.500,- aan buitengerechtelijke incassokosten en met veroordeling van[appellant] en[A] in de kosten van het geding.
17 december 2009 tot de voldoening toegewezen en hen ook ieder afzonderlijk in de kosten van het geding veroordeeld, een en ander uitvoerbaar bij voorraad. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn afgewezen. Kort gezegd heeft de kantonrechter overwogen dat het evident is dat[appellant] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst door zonder medeweten van haar werkgever drugs te verhandelen in het café. Dat is ook, los van het dienstverband, onrechtmatig, aldus de kantonrechter.[A] heeft onrechtmatig gehandeld jegens [X] door zich als klant in het café bezig te houden met handel in harddrugs. Voor het aannemen van eigen schuld aan de zijde van [X] is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gesteld of gebleken. De arrestatie van[appellant] en[A] en het daaraan ten grondslag liggende handelen zijn aan te merken als de directe oorzaak van de sluiting van het café in 2009 en de daaruit voortvloeiende bedrijfsschade. De aansprakelijkheid voor het causaal verband met de door het handelen van[appellant] en[A] veroorzaakte schade is dus gegeven, aldus de kantonrechter. De verweren tegen de hoogte van de schade en het beroep op matiging zijn de door de kantonrechter verworpen.
grief 3te behandelen. Deze grief is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat de arrestaties van[appellant] en[A] de directe oorzaak zijn van de sluiting van het café en dat daarmee het causaal verband met de daaruit voortvloeiende schade is gegeven.
“(…)II Bevindingen.
ook niet betwist.
(…) 9. De voorzieningenrechter ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat voor het realiseren van voornoemd doel – het voorkomen van de overtreding van de Opiumwet door de gewoonte van drugshandelaren en drugsgebruikers te doorbreken – in het onderhavige geval een sluitingstermijn van twaalf maanden is geïndiceerd. Verweerder heeft zich in dat verband gebaseerd op een door (…), inspecteur van politie,(…) op 15 december 2009 op ambtsbelofte op gemaakt politierapport en een op 18 januari 2010 op ambtsbelofte opgemaakt verslag van de wijkagent met betrekking tot uit het mutatiesysteem blijkende drugsgerelateerde incidenten en verklaringen ten aanzien van café [X]. (…) Uit de in het verslag van 18 januari 2010 opgenomen mutaties blijkt dat café [X] in september 2001, september en oktober 2003, oktober 2007 en maart 2008 is genoemd als café waar drugs worden verkocht en/of gebruikt. Bij de laatste twee mutaties is cocaïne genoemd. In januari 2006 zijn in café [X] verdachten van drugshandel aangehouden en in mei 2009 vond bij café [X] een opstootje plaats naar aanleiding van een geschil tussen bezoekers van café [X] over een cocaïnetransactie. Voorts is melding gemaakt van een gesprek dat wijkagent [C] op 23 maart 2005 met de eigenaar van café [X] heeft gehad over ingekomen informatie betreffende het dealen van drugs in het café. Op 6 oktober 2009 heeft wijkagent [D] met de heer [E] gesproken over informatie dat een in café [X] werkzame disk-jockey in het café drugs zou verhandelen. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter, gelet op alle verklaringen en incidenten opgenomen in het verslag van 18 januari 2010 in hun onderlinge samenhang bezien, alsmede de inhoud van het rapport van 15 december 2009 op het standpunt kunnen stellen dat café [X] bekendheid genoot als drugscafé en dat een sluiting voor een kortere periode onvoldoende is om de gewoonte van drugshandelaren en drugsgebruikers te doorbreken en de aanzuigende werking ten aanzien van de handel in harddrugs weg te nemen. (…)”
grieven 1 en 2die erover klagen dat de kantonrechter heeft overwogen dat[appellant] zonder medeweten van haar werkgever zou hebben gehandeld en dat er geen sprake is van eigen schuld van [X], niet slagen.
grief 4klaagt[appellant] erover dat de kantonrechter het gevorderde bedrag aan schade van € 92.246,27 volledig heeft toegewezen. Nu grief 3 slaagt treft grief 4 in zoverre ook doel. Slechts 6/15 van het gevorderde bedrag, te weten € 36.898,51, komt voor toewijzing in aanmerking. Daarbij heeft[appellant] echter ook de juistheid van het gevorderde bedrag betwist, in het bijzonder heeft zij de hoogte van omzet in 2009 betwist.