Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging
is.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van het laten verrichten van arbeid door een vreemdeling zonder tewerkstellingsvergunning in de gemeente Castricum tussen 1 juni en 9 juni 2010. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er eerder een bestuurlijke boete was opgelegd door de Arbeidsinspectie voor hetzelfde feit. Dit zou in strijd zijn met het ne bis in idem-beginsel en het una via-beginsel, zoals vastgelegd in de wetgeving.
Het hof heeft de argumenten van de raadsman en de advocaat-generaal zorgvuldig afgewogen. De advocaat-generaal betoogde dat de bestuurlijke boete niet in de weg staat aan de strafvervolging, omdat de overtredingen onder verschillende wettelijke bepalingen vallen. Het hof oordeelde echter dat de feiten die aan de tenlastelegging ten grondslag lagen, dezelfde waren als die waarvoor eerder een bestuurlijke boete was opgelegd. Het hof concludeerde dat de rechtsgoederen die door de verschillende bepalingen worden beschermd, niet dermate verschillend zijn dat er geen sprake kan zijn van hetzelfde feit.
Daarom heeft het hof beslist dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in zijn vervolging. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof verklaarde het openbaar ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging. Deze uitspraak benadrukt de toepassing van het una via-beginsel en de bescherming van de rechtszekerheid voor de verdachte.