ECLI:NL:GHAMS:2014:4226

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2014
Publicatiedatum
15 oktober 2014
Zaaknummer
200.127.692-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Exoneratiebeding en aansprakelijkheid in samenwerkingsovereenkomst tussen reclamebureau en opdrachtgever

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen de besloten vennootschap Het Hoofdbureau B.V. (appellante) en LeasePlan Nederland N.V. (geïntimeerde) betreffende een samenwerkingsovereenkomst. Het geschil ontstond na de opzegging van de samenwerking door LeasePlan, waarbij Hoofdbureau stelde dat LeasePlan in strijd met een exclusiviteitsbeding had gehandeld door een andere partij in te schakelen voor een reclamecampagne. De rechtbank had in eerste aanleg de vorderingen van Hoofdbureau afgewezen, onder verwijzing naar de algemene voorwaarden van LeasePlan, waarin een exoneratiebeding was opgenomen dat de aansprakelijkheid van LeasePlan beperkte tot het bedrag dat door haar aansprakelijkheidsverzekering werd vergoed. Hoofdbureau stelde dat dit beding onredelijk bezwarend was en dat LeasePlan willens en wetens het exclusiviteitsbeding had geschonden.

Het hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het exoneratiebeding van toepassing was, omdat LeasePlan geen aansprakelijkheidsverzekering had afgesloten. Het hof concludeerde dat het beroep op het exoneratiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, gezien de omstandigheden van de zaak. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde voor recht dat LeasePlan toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst. LeasePlan werd veroordeeld tot schadevergoeding aan Hoofdbureau, nader op te maken bij staat, en in de proceskosten van beide instanties.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om zich bewust te zijn van de implicaties van exoneratiebedingen en de voorwaarden waaronder deze kunnen worden ingeroepen. Het hof heeft ook het belang van exclusiviteitsbedingen in samenwerkingsovereenkomsten onderstreept, en dat schending daarvan kan leiden tot aansprakelijkheid voor schade.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.127.692
zaaknummer rechtbank: 521997/ HA ZA 12-879
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 april 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Het Hoofdbureau B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. R. Teitler te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
LeasePlan Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.L. Stoevenbeld te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Hoofdbureau en LeasePlan genoemd.
Appellante – Hoofdbureau – is bij dagvaarding van 13 mei 2013 – met daarin opgenomen grieven - in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 februari 2013, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Hoofdbureau als eiseres en geïntimeerde – LeasePlan – als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van antwoord, met producties;
- akte uitlaten producties aan de zijde van Hoofdbureau;
- antwoordakte aan de zijde van LeasePlan.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Hoofdbureau heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog de vorderingen van Hoofdbureau zoals geformuleerd in het petitum van de dagvaarding in eerste aanleg zal toewijzen, met veroordeling van Leaseplan in de kosten van het geding in beide instanties.
Leaseplan heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van Hoofdbureau in de kosten van – begrijpt het hof – het geding in hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.10 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1
Deze zaak betreft – zakelijk samengevat – het volgende:
a. Hoofdbureau is een onderneming die zich bezighoudt met het verlenen van diensten op het gebied van reclame, marketing en public relations.
b. In maart 2007 zijn partijen schriftelijk een samenwerkingsovereenkomst aangegaan. Partijen zijn daarbij overeengekomen dat Hoofdbureau - in de overeenkomst “het bureau” genoemd – diverse communicatieactiviteiten voor Leaseplan – in de overeenkomst “cliënt” genoemd – zou verrichten.
Deze overeenkomst bevat – onder meer – de volgende bepalingen:
Artikel 2
(…)
Exclusiviteit Cliënt-Bureau
De cliënt zal, zonder tevoren met het bureau overleg te plegen, gedurende de looptijd van deze overeenkomst niet tevens een ander communicatieadviesbureau verzoeken als hoofdaannemer en merkbewaker de communicatie te verzorgen voor de producten/ diensten van de cliënt. Het voorafgaande leidt uitzondering voor zover de cliënt voor de uitvoering van een specifiek project of een specifieke taak samenwerkt met een bepaalde partij of een partij aanwijst waarmee het bureau in dat kader dient samen te werken.
Artikel 3
Duur/Opzegging
Deze overeenkomst wordt aangegaan per 1 februari 2007 en geldt voor de duur van twaalf maanden, waarna deze wordt voortgezet voor onbepaalde tijd, behoudens opzegging. (…) Beide partijen kunnen deze overeenkomst bij aangetekende brief opzeggen tegen 1 februari 2008 met inachtneming van een opzegtermijn van één maand en daarna, indien zij wordt voortgezet, steeds met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden (…).
(…)
Artikel 10
Algemene Leveringsvoorwaarden
Voor zover in dit contract niet anders wordt bepaald, gelden de algemene inkoopvoorwaarden van cliënt en de algemene leveringsvoorwaarden van bureau.
In geval van strijdigheid prevaleren de voorwaarden van cliënt.
c. In artikel 23 van de Algemene Inkoopvoorwaarden van LeasePlan is onder punt 2 bepaald:
Indien Leverancier schade lijdt ingevolge een gebeurtenis waarvoor LeasePlan rechtens jegens leverancier aansprakelijk is te houden, dient Leverancier op straffe van verval van het recht op schadevergoeding LeasePlan hiervan schriftelijk in kennis te stellen binnen twee maanden nadat leverancier de schade, ook voor zover het toekomstige schade betreft, heeft ontdekt of redelijkerwijs heeft kunnen ontdekken. Leverancier dient het bewijs te leveren van alle elementen voor aansprakelijkheid. De aansprakelijkheid van LeasePlan is beperkt tot directe schade en wel tot het bedrag dat door de aansprakelijkheidsverzekering wordt vergoed.
d. Op 9 november 2010 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de heren [A] en [B] van Hoofdbureau en de heer [C] van LeasePlan. [C] heeft daarbij meegedeeld niet geheel tevreden te zijn over de output van Hoofdbureau en met het team bij elkaar te willen komen om de richting van Leaseplan voor het komende jaar te bespreken en wederzijdse verwachtingen uit te spreken.
e. Op 20 december 2010 heeft er een gesprek tussen genoemde [A] en de heer [D] van LeasePlan plaatsgevonden.
f. Op 18 februari 2011 heeft genoemde [D] een e-mail verzonden naar mevrouw [E] van Hoofdbureau, in welke e-mail onder meer [D] geschreven:
“ Zoals aangegeven in mijn gesprek met [A]( hof: bedoeld is [A]) eind december gaan we de komende periode een heroverweging doen met betrekking tot onze keuze voor het reclamebureau waarmee we werken. Dit betekent concreet dat we op zoek gaan naar de juiste partner op het gebied van strategisch communicatieadvies. Dit traject start op korte termijn. (…) “
g. In augustus 2011 heeft de [X] een zogenoemde massamediale reclamecampagne voor LeasePlan uitgevoerd. Deze reclamecampagne bestond in elk geval uit radioadvertenties, persberichten, krantenadvertenties en een online campagne door middel van bannering. De campagne heeft in totaal zes weken geduurd, met daarin een pauze van twee weken.
h. Op 9 augustus 2011 heeft genoemde [A] per e-mail, gericht aan genoemde [D], zijn verbazing erover uitgesproken dat LeasePlan voor genoemde campagne met een andere partij dan Hoofdbureau in zee was gegaan, op welke e-mail [D] bij e-mail van 16 augustus 2011 heeft gereageerd, alles als nader in het vonnis waarvan beroep onder 2.8 en 2.9 geciteerd.
i. LeasePlan heeft vervolgens bij aangetekende brief van 28 september 2011, gericht aan Hoofdbureau, de samenwerkingsovereenkomst per 1 januari 2012 opgezegd.
j. Tegen de achtergrond van deze feiten en omstandigheden heeft Hoofdbureau – onder meer stellende dat LeasePlan in strijd met het in artikel 2 van de samenwerkingsovereenkomst opgenomen exclusiviteitsbeding heeft gehandeld – in dit geding gevorderd dat voor recht zal worden verklaard dat LeasePlan ten opzichte van Hoofdbureau wanprestatie heeft gepleegd alsmede dat Leaseplan zal worden veroordeeld haar de daardoor aan haar berokkende schade te vergoeden, nader op te maken bij [D], alsmede haar proceskosten.
Na tegen die vorderingen door Leaseplan gevoerd gemotiveerd verweer heeft de rechtbank in het vonnis waarvan beroep op de daarin vermelde gronden de vorderingen afgewezen en Hoofdbureau in de gedingkosten veroordeeld. Tegen die beslissing en de gronden waarop zij berust richten zich de grieven.
3.2.
De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep de vorderingen van Hoofdbureau afgewezen op grond van, – kort gezegd – de algemene verkoopvoorwaarden van LeasePlan, die volgens de rechtbank op de onderhavige samenwerkingsovereenkomst van toepassing zijn. Aangezien – aldus de rechtbank - artikel 2 van die voorwaarden – hiervoor onder 3.1 sub c geciteerd – bepaalt dat een eventueel door LeasePlan aan Hoofdbureau te betalen schadevergoeding is beperkt tot het bedrag dat door de aansprakelijkheidsverzekering van Leaseplan wordt vergoed en LeasePlan, naar zij heeft gesteld, geen aansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten, zijn de vorderingen van Hoofdbureau niet toewijsbaar. Hoofdbureau heeft immers – zo overweegt de rechtbank - van haar kant niet aangevoerd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat Leaseplan op dat exoneratiebeding een beroep doet.
Tegen dat oordeel is grief I van Hoofdbureau gericht. Daaromtrent geldt het volgende.
3.3.
Hoofdbureau heeft zich – nadat door LeasePlan een memorie van antwoord met producties was genomen - ter toelichting van deze grief niet langer – zoals zij aanvankelijk wel had gedaan – erop beroepen dat de algemene voorwaarden van LeasePlan – en dus ook het genoemde exoneratiebeding – reeds daarom niet op de samenwerkingsovereenkomst van partijen van toepassing zijn, nu die voorwaarden haar bij het aangaan van die overeenkomst niet ter hand zijn gesteld. Bij akte uitlating producties van 13 augustus 2013 heeft Hoofdbureau niet langer betwist dat deze algemene voorwaarden haar – Hoofdbureau – voorafgaand aan het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst zijn toegestuurd. Wel heeft Hoofdbureau tevens – ook reeds in de appeldagvaarding met grieven - de nietigheid van het hier in geding zijnde exoneratiebeding ingeroepen, aangezien dat beding volgens hem onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6: 233 sub a BW. Leaseplan heeft dat bestreden. Het hof is van oordeel dat het – getoetst aan de eisen die genoemd wetsartikel voor vernietigbaarheid stelt – voor Hoofdbureau niet onredelijk bezwarend kan worden geacht dat het bedrag van een eventueel bij aansprakelijkheid van LeasePlan door deze aan Hoofdbureau te betalen schadevergoeding is gelimiteerd tot het bedrag dat door de aansprakelijkheidsverzekering van LeasePlan wordt vergoed. Daartoe is door Hoofdbureau ook te weinig gesteld. Van vernietiging deswege van het beding als zodanig kan dus geen sprake zijn.
Iets anders is echter of LeasePlan – aangenomen dat haar aansprakelijkheid tegenover Hoofdbureau komt vast te staan – onder verwijzing naar genoemd beding elke schadeclaim van Hoofdbureau – en dus ook de onderhavige – kan afweren met de enkele stelling dat zij – LeasePlan – geen aansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten (en van haar dus hoe dan ook geen schadevergoeding kan worden gevorderd), hoewel Hoofdbureau op grond van de algemene voorwaarden redelijkerwijs ervan mocht uitgaan dat een dergelijke verzekering wel bestond. Terecht gaat de toelichting op de grief – zie de appeldagvaarding onder 11 – er in dit verband van uit dat wanneer komt vast te staan dat – zoals Hoofdbureau aanvoert maar Leaseplan bestrijdt – Leaseplan willens en wetens de tussen partijen overeengekomen exclusiviteit heeft geschonden, toepassing van genoemd door LeasePlan ingeroepen exoneratiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onredelijk (Hoofdbureau bedoelt blijkens de context kennelijk, op de voet van het bepaalde in artikel 6: 248 lid 2 BW, te stellen: onaanvaardbaar) zou zijn. Het hof zal dus – alsnog – hebben te onderzoeken of en zo ja op welke wijze LeasePlan de met Hoofdbureau overeengekomen exclusiviteit heeft geschonden. In dat verband geldt het volgende.
3.4.
In artikel 1 van de samenwerkingsovereenkomst van partijen is als “
taakomschrijving Bureau-Cliënt” de volgende taakomschrijving opgenomen:
“Het bureau behartigt voor de Nederlandse markt de belangen van de cliënt op het gebied van communicatie binnen de grenzen van de verstrekte opdracht voor de organisatie LeasePlan alsmede voor de diensten die Leaseplan aanbiedt.”
Artikel 4 van de overeenkomst omschrijft de werkzaamheden van het bureau (in een volgens de aanhef van het artikel niet limitatieve opsomming) aldus, voorzover hier van belang:
“A. Voorbereidende, uitvoerende en controlerende werkzaamheden waaronder begrepen:
- Het uitwerken van de communicatiestrategie en het samen met de cliënt opstellen van het communicatieplan aan de hand van de aan het bureau beschikbaar gestelde gegevens. In verband hiermee houdt het bureau zich in overleg met de cliënt blijvend georiënteerd omtrent de marktpositie van de producten/diensten van de cliënt en/of brengt het bureau zo nodig adviezen uit over wenselijke marktonderzoeken;
- Het maken van begrotingen van de communicatiebestedingen en daarmee verwante kosten, alsmede het begeleiden van mediaplannen, plaatsingsschema’s e.d. en andere noodzakelijke tijdschema’s zoals productieplanningen etc. Dit alles waar wenselijk in samenwerking met een door cliënt in overleg met het bureau aan te wijzen mediabureau.
- Het verifiëren en administreren, alsmede het houden van supervisie op de hierboven genoemde activiteiten, waaronder mede begrepen door derden geleverde diensten, materialen en werkstukken, alsmede het betalen van de aan deze derden verschuldigde bedragen, voorzover deze derden in opdracht van het bureau hebben gewerkt.
A. ( het hof leest: B) Productie- en creatieve werkzaamheden waaronder begrepen:
- Het schrijven van teksten voor (corporate en werving-)advertenties, direct mailacties, posters, brochures, verkoopmateriaal e.d., alsook het schrijven van radio-, televisie- en filmteksten,
- Het vervaardigen van visuele ontwerpen voor de communicatieactiviteiten van de cliënt.
- Het (doen) vervaardigen van “artwork”, foto’s, tekeningen en ander grafisch materiaal;
- Het (doen) vervaardigen van het voor de reproductie benodigde technisch materiaal.
- Het (doen) produceren van radio-, televisie- en film- reclameboodschappen.
- Het (doen) reproduceren van reclamedrukwerken.
C. Andere werkzaamheden:
- Het doen van voorstellen en het geven van ondersteuning teneinde te komen tot het bepalen c.q. verder ontwikkelen van een marketing- en communicatiebeleid.
- Het begeleiden of uitvoeren van marktonderzoeken.
- Het (doen) uitvoeren van pre- en posttesten.
- Het inschakelen van mechanische en/of elektronische hulpmiddelen voor de verwerking van de gegevens, zulks ter verfijning of ter controle van werkzaamheden als bedoeld hierboven met marktonderzoeken.
- Het (doen) verzorgen van drukwerken en premiums, anders dan genoemd onder II, sub f, zoals verpakkingen, formulieren, borden etc.
D. Besprekingsverslag.
(……)”
3.5.
Hoofdbureau stelt dat LeasePlan het in de samenwerkingsovereenkomst in artikel 2 te haren behoeve opgenomen exclusiviteitsbeding willens en wetens heeft geschonden door zonder overleg en zelfs maar kennisgeving aan haar opdracht aan [X] te geven tot het verzorgen van de hiervoor onder 3.1 sub g genoemde reclamecampagne , vergelijkbaar met campagnes die voorheen door Hoofdbureau voor Leaseplan werden uitgevoerd (zie onder meer de inleidende dagvaarding onder 6).
LeasePlan bestrijdt dat. Volgens haar – zie onder meer de memorie van antwoord onder 6 – is in de samenwerkingsovereenkomst geen (volledige) exclusiviteit aan LeasePlan toegekend. In de overeenkomst wordt – aldus LeasePlan – aan LeasePlan de mogelijkheid geboden om, na tevoren met Hoofdbureau gepleegd overleg, een ander communicatiebureau te verzoeken als hoofdaannemer en merkbewaker de communicatie voor LeasePlan te verzorgen. Toestemming daarvoor van Hoofdbureau is volgens de overeenkomst niet vereist en het voorafgaande overleg heeft bovendien plaatsgevonden, waartoe LeasePlan verwijst naar de hiervoor onder 3.1 sub d, e en f genoemde contacten tussen partijen.
3.6.
Het hof oordeelt als volgt. Daarbij wordt voorop gesteld dat het geschil tussen partijen dient te worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de door hen gesloten samenwerkingsovereenkomst en dat daarbij niet alleen de letterlijke tekst van die overeenkomst van belang is, maar ook hetgeen partijen – kort gezegd - over en weer redelijkerwijs als hun in die overeenkomst neergelegde rechten en verplichtingen mochten begrijpen en hetgeen zij in dat opzicht over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten ( het zogenoemde Haviltex-criterium).
In artikel 1 van de overeenkomst is als taakomschrijving van Hoofdbureau opgenomen – kort gezegd – dat Hoofdbureau voor de Nederlandse markt de belangen van Leaseplan op het gebied van communicatie behartigt voor de organisatie van Leaseplan alsmede voor de diensten die Leaseplan aanbiedt.
In artikel 4 van de overeenkomst wordt een opsomming gegeven van de werkzaamheden waarmee Hoofdbureau zich ter uitvoering van de overeenkomst zal (kunnen) bezighouden. Uit die – hiervoor onder 3.4. geciteerde – opsomming blijkt dat het om een breed scala aan werkzaamheden op diverse terreinen gaat. Opgemerkt kan worden dat gesteld noch gebleken is dat tijdens de duur van de overeenkomst die opsomming van werkzaamheden alsnog door partijen is beperkt of anderszins is gewijzigd.
3.7.
In artikel 2 van de overeenkomst zijn vervolgens twee exclusiviteitsbedingen opgenomen, te weten ten eerste een exclusiviteitsbeding ten gunste van LeasePlan en ten tweede een exclusiviteitsbeding ten gunste van Hoofdbureau. Het exclusiviteitsbeding ten gunste van LeasePlan houdt kort gezegd in dat Hoofdbureau – behoudens voorafgaande toestemming van LeasePlan – gedurende de looptijd van de overeenkomst geen reclame zal verzorgen voor directe concurrenten van LeasePlan, te weten op de Nederlandse markt actieve dienstverleners op het gebied van professioneel wagenparkbeheer, in het bijzonder operationele autoleasing.
Het exclusiviteitsbeding ten gunste van Hoofdbureau – hiervoor onder 3.1 sub b geciteerd – houdt in dat – behoudens de in de tweede zin van dat beding genoemde uitzondering – Leaseplan gedurende de looptijd van de overeenkomst, zonder tevoren met Hoofdbureau overleg te plegen, niet tevens een ander communicatieadviesbureau zal verzoeken als hoofdaannemer en merkbewaker de communicatie te verzorgen voor de producten/diensten van LeasePlan.
3.8.
Vaststaat dat de activiteit die LeasePlan tijdens de looptijd van haar samenwerkingsovereenkomst met Hoofdbureau door [X] heeft laten verzorgen een zogenoemde massamediale reclamecampagne voor LeasePlan betrof, die – afgezien van een pauze van twee weken – een periode van zes weken in beslag heeft genomen en die in elk geval heeft bestaan uit radioadvertenties, persberichten, krantenadvertenties en een online campagne door middel van bannering (zie hiervoor onder 3.1. sub g). Het hof merkt op dat dit, zeker gelet op hun aard en omvang, werkzaamheden betreft die kunnen worden geschaard onder de “Productie- en creatieve werkzaamheden” als bedoeld in het hiervoor geciteerde artikel 4 sub B van de samenwerkingsovereenkomst tussen Leaseplan en Hoofdbureau, welke werkzaamheden volgens die overeenkomst door Hoofdbureau – als door LeasePlan aangewezen “hoofdaannemer” en “merkbewaker” als bedoeld in het exclusiviteitsbeding – voor LeasePlan zouden worden verricht. LeasePlan voert wel aan dat zij bij de genoemde door [X] uitgevoerde reclamecampagne zelf als “hoofdaannemer” is opgetreden en dus reeds daarom niet het exclusiviteitsbeding heeft geschonden, doch het hof verwerpt dat – door Hoofdbureau bestreden – verweer, niet alleen omdat in de samenwerkingsovereenkomst van partijen Hoofdbureau en niet LeasePlan zelf als “hoofdaannemer” is aangewezen, maar ook omdat LeasePlan niet – hetgeen op haar weg had gelegen – duidelijkheid heeft verschaft over de condities waarop [X] genoemde campagne voor haar heeft verzorgd.
3.9.
LeasePlan voert voorts aan dat zij ook daarom het exclusiviteitsbeding niet heeft geschonden, omdat het daarin voorgeschreven overleg met Hoofdbureau heeft plaatsgehad. Dat verweer slaagt evenmin. In de hiervoor onder 3.1. sub d, e en f genoemde contacten tussen (vertegenwoordigers van) partijen is er weliswaar van de kant van LeasePlan onder meer over gesproken dat LeasePlan niet geheel tevreden was over de output van Hoofdbureau alsmede – in de e-mail van 18 februari 2011 – dat LeasePlan in de komende periode de keus van het reclamebureau waarmee zij werkte nader wilde overwegen en op korte termijn op zoek zou gaan naar de juiste partner op het gebied van strategisch communicatieadvies, doch een opzegging van de samenwerkingsovereenkomst met Hoofdbureau houdt een en ander niet – in elk geval nog niet – in opzegging door LeasePlan heeft pas op 28 september 2011 plaatsgevonden), terwijl niet is gesteld of gebleken dat LeasePlan tegenover Hoofdbureau ooit heeft gerept – laat staan met hem heeft overlegd – over bovengenoemde reclamecampagne die zij door [X] ging laten verzorgen. Een aannemelijke verklaring die het achterwege laten van het voorgeschreven overleg met Hoofdbureau kon rechtvaardigen is door LeasePlan niet gegeven. De conclusie moet dan ook zijn dat LeasePlan bewust buiten Hoofdbureau om – willens en wetens – [X] bovengenoemde reclamecampagne heeft laten uitvoeren. Dat levert een schending van het met Hoofdbureau overeengekomen exclusiviteitsbeding en een toerekenbare tekortkoming tegenover Hoofdbureau op, waarbij het hof voor de volledigheid nog opmerkt dat LeasePlan niet stelt – en uit de gedingstukken ook niet blijkt – dat zich in dit geval de uitzondering bedoeld in de tweede zin van het exclusiviteitsbeding zou hebben voorgedaan. De mogelijkheid dat Hoofdbureau als gevolg van deze schending schade heeft geleden is voldoende aannemelijk geworden, zodat met vernietiging van het vonnis waarvan beroep de gevorderde verklaring voor recht alsnog zal worden toegewezen. In aansluiting op hetgeen hiervoor onder 3.3 reeds is overwogen is de schending immers van zodanige aard dat toepassing van bovengenoemde exoneratieclausule uit de algemene voorwaarden van LeasePlan in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid tegenover Hoofdbureau onaanvaardbaar is.
3.10.
Uit het voorgaande volgt dat grief I slaagt. Bij behandeling van grief II – die onder meer inhoudt dat de rechtbank ten onrechte de vorderingen van Hoofdbureau niet inhoudelijk heeft beoordeeld – heeft Hoofdbureau verder geen belang meer.
3.11.
LeasePlan heeft geen voldoende concreet bewijsaanbod gedaan met betrekking tot feiten die – indien zij zouden komen vast staan – met betrekking tot hetgeen hiervoor werd overwogen tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
3.12.
Een en ander leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep,
en opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat LeasePlan tegenover Hoofdbureau toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten samenwerkingsovereenkomst;
veroordeelt LeasePlan tot vergoeding van de daardoor door Hoofdbureau geleden schade, nader op te maken bij [D] en te vereffenen volgens de wet;
veroordeelt LeasePlan in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg – bij de rechtbank Amsterdam - aan de zijde van Hoofdbureau begroot op € 752,04 aan verschotten en € 1.356,- voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 759,71 aan verschotten en € 894,- voor salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.A. Joustra, D.J. Oranje en A. Bockwinkel en is op 8 april 2014 door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken.