ECLI:NL:GHAMS:2014:4217
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot privégebruik van een bestelauto
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die de door belanghebbende ingestelde beroepen tegen aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ongegrond heeft verklaard. De inspecteur van de Belastingdienst had aan belanghebbende aanslagen opgelegd voor de jaren 2007 en 2009, waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning was vastgesteld op respectievelijk € 49.406 en € 55.764. Belanghebbende betwistte de aanslagen, met name de verhoging van het box-1-inkomen wegens privégebruik van de auto, die hij van zijn werkgever ter beschikking had gekregen. De rechtbank oordeelde dat de auto niet uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt was voor het vervoer van goederen, en dat de bijrijdersstoel niet enkel een functie had voor het vervoer van goederen.
Tijdens de zitting bij het Hof werd door belanghebbende aangevoerd dat de bijrijder noodzakelijk was voor het lossen van de lantaarnpalen, en dat de bijrijdersstoel dus een functie had voor het vervoer van goederen. Het Hof oordeelde echter dat, ook al zou de bijrijder meerijden om te helpen, de bijrijdersstoel niet (nagenoeg) uitsluitend een functie voor het vervoer van goederen had. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat belanghebbende niet had aangetoond dat de auto door aard of inrichting nagenoeg uitsluitend geschikt was voor goederenvervoer. De slotsom was dat het hoger beroep ongegrond was en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.