ECLI:NL:GHAMS:2014:4107

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2014
Publicatiedatum
8 oktober 2014
Zaaknummer
200.094.858/03 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over verzoek tot machtiging voor mededelingen uit onderzoeksverslag in faillissementszaak

Op 8 oktober 2014 heeft het Gerechtshof Amsterdam een beschikking gegeven in de zaak van M.L. Investments B.V. tegen Body Control Concepts Holding B.V. en andere belanghebbenden. De zaak betreft een verzoek van de curator van Body Control Concepts Holding B.V. om machtiging tot het doen van mededelingen uit een onderzoeksverslag aan derden, op basis van artikel 2:353 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. De voorzitter van de Ondernemingskamer heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de vennootschap zelf bevoegd is om zonder machtiging mededelingen uit het verslag aan derden te doen. De curator kan deze bevoegdheid uitoefenen voor zover de mededelingen in redelijkheid geacht kunnen worden dienstig te zijn aan zijn wettelijke taak om de failliete boedel te beheren en te vereffenen.

De voorzitter heeft verder opgemerkt dat het onderzoeksverslag niet voor iedereen ter inzage ligt en dat het aan anderen dan de vennootschap verboden is om mededelingen aan derden te doen uit het verslag, tenzij daarvoor een machtiging is verleend. Het verzoek van de curator werd deels afgewezen omdat het niet duidelijk was welke mededelingen hij wilde doen die buiten zijn wettelijke taak vielen. Ook het verzoek van Hagebosch Beheer om een machtiging tot het doen van mededelingen werd afgewezen, omdat dit als te onbepaald en onvoldoende gemotiveerd werd beschouwd.

Uiteindelijk heeft de voorzitter van de Ondernemingskamer alle verzoeken afgewezen, wat betekent dat de curator en Hagebosch Beheer geen machtiging kregen om mededelingen uit het onderzoeksverslag aan derden te doen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de raadsheer op dezelfde datum.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
VOORZITTER VAN DE ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.094.858/03 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 8 oktober 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M.L. INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Zevenaar,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. C.W. Reintjes, kantoorhoudende te Duiven,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BODY CONTROL CONCEPTS HOLDING B.V.,
gevestigd te Opijnen,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HAGEBOSCH BEHEER B.V.,
gevestigd te Opijnen,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. E.P.M. Smit,kantoorhoudende te Vught,
e n t e g e n

2 mr. B.M. KÖNIG,

in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Body Control Concepts Holding B.V.,
kantoorhoudende te Nijmegen,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. J. Schröder, kantoorhoudende te Nijmegen,
e n t e g e n

3 [A],

wonende te [.......],
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. A.K. Doornbosch, kantoorhoudende te Assen.

1.Het verloop van het geding

1.1
In het vervolg zal verzoekster worden aangeduid met ML Investments, verweerster met BCCH, belanghebbende 1 met Hagebosch Beheer, belanghebbende 2 met de curator en belanghebbende 3 met [A].
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de voorzitter van de Ondernemingskamer naar de beschikkingen van de Ondernemingskamer in deze zaak van 14 en 17 oktober 2011, 3 februari 2012, 7 maart 2012, 26 augustus 2014, 18 september 2014 (alle met zaaknummer 200.094.858/01 OK) en 24 februari 2014 (met zaaknummer 200.094.858/02 OK).
1.3
Bij de beschikkingen van 14 en 17 oktober 2011 heeft de Ondernemingskamer - voor zover thans van belang - een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van BCCH over de periode vanaf 29 april 2008, mr. P.R. Dekker benoemd tot onderzoeker, het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 15.000 (exclusief BTW), bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding drs. L.M. Rutgers van Rozenburg benoemd tot commissaris van BCCH en de algemene vergadering van aandeelhouders van BCCH verboden om besluiten te nemen die wijziging brengen in de samenstelling van het bestuur van BCCH, behoudens met unanieme stemmen.
1.4
Bij de beschikking van 3 februari 2012 heeft de Ondernemingskamer Rutgers van Rozenburg op diens verzoek uit zijn functie van commissaris ontheven.
1.5
Bij de beschikking van 26 augustus 2014 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het op die dag ter griffie van de Ondernemingskamer neergelegde verslag met bijlagen van het bij beschikking van 14 oktober 2011 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van BCCH ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden.
1.6
Bij brief van 27 augustus 2014 heeft de curator de voorzitter van de Ondernemingskamer verzocht om hem op de voet van artikel 2:353 lid 3 BW te machtigen tot het doen van mededelingen uit het onderzoeksverslag aan derden.
1.7
Bij brief van 1 september 2014 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer partijen in de gelegenheid gesteld zich over voormeld verzoek uit te laten.
1.8
Bij brief van 10 september 2014 heeft mr. Doornbosch de voorzitter van de Ondernemingskamer laten weten dat [A] zich ten aanzien van het verzoek van de curator refereert aan het oordeel van de voorzitter van de Ondernemingskamer.
1.9
Bij brief van 10 september 2014 heeft mr. Reintjes namens ML Investments aan de voorzitter van de Ondernemingskamer verzocht het verzoek van de curator af te wijzen.
1.1
Bij brief van 10 september 2014 heeft mr. Smit bericht dat Hagebosch Beheer geen bezwaar heeft tegen het verzoek van de curator, onder de voorwaarde dat ook Hagebosch Beheer op de voet van artikel 2:353 lid 3 BW wordt gemachtigd tot het doen van mededelingen aan derden, en verzocht deze brief te beschouwen als een zelfstandig verzoek tot machtiging op de voet van artikel 2:353 lid 3 BW.

2.De gronden van de beslissing

2.1
BCCH is bij vonnis van 3 februari 2012 van de rechtbank te Arnhem in staat van faillissement verklaard.
2.2
De curator heeft aan zijn verzoek het volgende ten grondslag gelegd.
“In de uitoefening van mijn taak als curator is het (…) van zwaarwegend belang dat ik anderen, waaronder de rechter-commissaris en schuldeisers, volledig op de hoogte moet kunnen stellen van de gang van zaken in het verleden, alsmede dat ik de bevindingen van de onderzoeker kenbaar moet kunnen maken in door mij eventueel in het kader van mijn taakuitoefening als curator aanhangig te maken rechtsgedingen”.
2.3
De voorzitter van de Ondernemingskamer oordeelt als volgt. Het onderzoeksverslag in deze zaak is niet voor een ieder ter inzage gelegd. Artikel 2:353 lid 3 BW brengt dan mee, dat het aan anderen dan BCCH verboden is mededelingen aan derden te doen uit het verslag, tenzij hen daarvoor een machtiging is verleend als hier verzocht. BCCH zelf is wel bevoegd om zonder machtiging mededelingen uit het verslag aan derden te doen. Voor de curator geldt dat hij deze aan de rechtspersoon zelf toekomende bevoegdheid tot het doen van mededelingen aan derden kan uitoefenen voor zover die mededelingen in redelijkheid geacht kunnen worden dienstig te zijn aan de uitoefening van zijn wettelijke taak de failliete boedel te beheren en te vereffenen.
2.4
Voor zover de curator mededelingen wenst te doen die in redelijkheid geacht kunnen worden dienstig te zijn aan de uitoefening van zijn wettelijke taak de failliete boedel te beheren en te vereffenen, heeft hij gelet op het voorgaande geen machtiging nodig en is zijn verzoek in zoverre niet ontvankelijk. Voor zover de curator beoogt machtiging te verzoeken voor mededelingen die daar buiten vallen, dient het verzoek als te onbepaald en onvoldoende toegelicht te worden afgewezen.
2.5
Het verzoek van Hagebosch Beheer om een machtiging tot “het (mogen) doen van mededelingen van de inhoud van het onderzoeksverslag aan derden” om zich “bijvoorbeeld” te “kunnen verweren tegen belastende stellingen van de curator, en voorts” te “kunnen ageren tegen ML Investments” moet eveneens als te onbepaald en onvoldoende gemotiveerd worden afgewezen.
2.6
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat alle verzoeken moeten worden afgewezen.

3.De beslissing

De voorzitter van de Ondernemingskamer:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Ingelse, voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. R. Verheggen, griffier, en op 8 oktober 2014 in het openbaar uitgesproken door mr. G.C. Makkink, raadsheer.