ECLI:NL:GHAMS:2014:4090

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2014
Publicatiedatum
6 oktober 2014
Zaaknummer
200.148.698-01-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over afgifte verklaring van erfrecht en zorgplicht

In deze zaak hebben klagers een klacht ingediend tegen de notaris, waarbij zij verwijten dat de notaris de verklaring van erfrecht niet binnen een redelijke termijn heeft afgegeven, hen niet heeft geïnformeerd over de mogelijkheid om een woning met vervangende toestemming van de kantonrechter te verkopen, buitensporig hoge declaraties heeft verzonden en tekort is geschoten in haar zorgplicht. De kamer voor het notariaat in 's-Hertogenbosch heeft op 14 april 2014 een beslissing genomen waarbij klagers deels niet-ontvankelijk zijn verklaard en de klacht voor het overige ongegrond is verklaard. Klagers hebben hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam.

Het hof heeft de zaak behandeld op 24 juli 2014, waarbij klagers vertegenwoordigd waren door hun advocaat, mr. M.R.J. Schönfeld. De notaris heeft een verweerschrift ingediend. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van het geding en de feiten zoals vastgesteld door de kamer. De zaak betreft de afgifte van een verklaring van erfrecht na het overlijden van de tante van klagers op 20 december 2009. De notaris heeft de verklaring uiteindelijk op 22 augustus 2013 afgegeven, na een aantal jaren van vertraging.

Het hof heeft de bezwaren van klagers tegen de beslissing van de kamer beoordeeld. Het hof oordeelt dat de notaris niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor de handelingen van de kandidaat-notarissen die betrokken waren bij de zaak. De notaris heeft voldoende inspanningen geleverd om de zaak af te wikkelen en heeft klagers tijdig geadviseerd over de mogelijkheid om de kantonrechter om toestemming te vragen voor de verkoop van de woning. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart de klacht van klagers ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.148.698/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2013/77
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 7 oktober 2014
inzake
[klaagster],
wonend te [plaatsnaam],
mede namens [klager], [klaagster] en [klager],
appellanten,
gemachtigde: mr. M.R.J. Schönfeld, advocaat te Breda,
tegen
[notaris],
(oud-)notaris te [plaatsnaam],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellanten (hierna: klagers) hebben op 9 mei 2014 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort ‘s-Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 14 april 2014 (ECLI:NL:TNORSHE:2014:7). De kamer heeft in de bestreden beslissing klagers niet-ontvankelijk verklaard voor zover de klacht betrekking heeft op de omvang van de declaratie van geïntimeerde (hierna: de notaris) en de klacht van klagers tegen de notaris voor het overige ongegrond verklaard.
1.2.
De notaris heeft een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 24 juli 2014. Verschenen zijn[klaagster] namens klagers, vergezeld van mr. Schönfeld, en de notaris.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
Op 20 december 2009 is de tante van klagers, [tante], overleden. De bewindvoerder over haar vermogen heeft de notaris bij brief van 22 december 2009 verzocht om afgifte van een verklaring van erfrecht. Klagers en een in Duitsland wonende zus van [tante], [zuster van tante], behoorden tot de erfgenamen. [zuster van tante] is op 18 februari 2010 overleden, onder achterlating van tien (in Duitsland wonende) erfgenamen. Bij de werkzaamheden ten behoeve van klagers zijn de (destijds) op het kantoor van de notaris werkzame kandidaat-notarissen [X] (tot 1 april 2010), [Y] (tot 1 juni 2013) en [Z] (vanaf juli of augustus 2013) betrokken geweest. De verklaring van erfrecht is uiteindelijk op 22 augustus 2013 afgegeven.

4.Het standpunt van klagers

De klacht houdt in, blijkens de samenvatting die de kamer heeft gegeven, dat de notaris:
- de verklaring van erfrecht niet binnen redelijke termijn heeft afgegeven,
- klagers niet heeft geïnformeerd over de mogelijkheid om de woning van [tante] met vervangende toestemming van de kantonrechter te verkopen,
- buitensporig hoge declaraties heeft verzonden,
- is tekortgeschoten in haar zorgplicht doordat zij zich onvoldoende heeft ingespannen om vaart in de zaak te houden, mede ten aanzien van het contact met de erfgenamen van [zuster van tante] en de Duitse notaris.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.De beoordeling

6.1.
Klagers hebben tegen diverse onderdelen van de beslissing van de kamer bezwaren geformuleerd. Die bezwaren zullen hierna worden besproken.
6.2.
Het hof stelt daarbij het volgende voorop. De notaris heeft ter zitting voor het hof verklaard dat het dossier van klagers in behandeling was bij de onder 3.2 genoemde kandidaat-notarissen en dat zij van hun werkzaamheden alleen kennis heeft door raadpleging van dossieraantekeningen. Volgens de notaris heeft zij eerst in februari 2012 met (de contactpersoon van) klagers gesproken, naar aanleiding van een brief van klagers van 14 februari 2012 aan de notaris, waarbij klagers zich hebben beklaagd over de behandeling van het dossier. De verklaring van de notaris stemt overeen met de gedetailleerde beschrijving van de verrichte werkzaamheden die zij bij dupliek van 2 november 2013 aan de kamer heeft gegeven, en ook met de overgelegde specificaties van de in die periode aan de zaak bestede tijd (bijlagen 3 en 4 bij de klacht van 18 augustus 2013) en de overgelegde correspondentie met kandidaat-notaris [Y]. Volgens haar beschrijving heeft de notaris in het gesprek in februari 2012 “toegezegd te proberen de zaak zo spoedig mogelijk af te wikkelen en het advies gegeven om contact op te nemen met de kantonrechter om eventueel toch het pand te kunnen verkopen”. De inhoudelijke behandeling van het dossier is daarna voortgezet door kandidaat-notaris [Y] totdat – volgens de beschrijving van de notaris – op 5 juni 2013 weer een gesprek met de notaris plaatsvond, naar aanleiding van een brief van klagers van 22 mei 2013 aan de notaris, waarbij klagers zich opnieuw hebben beklaagd over de behandeling van het dossier. Vervolgens heeft de notaris in juni en juli 2013 enige werkzaamheden in het dossier verricht, zoals ook blijkt uit brieven die zich bij de stukken bevinden. Het feit dat de notaris deze werkzaamheden heeft verricht, past bij het gegeven dat kandidaat-notaris [Y] per 1 juni 2013 het kantoor van de notaris had verlaten. In augustus 2013 heeft kandidaat-notaris [Z] de werkzaamheden afgerond. Ook daarvan zijn brieven overgelegd.
6.3.
Tegenover de gedetailleerde beschrijving die de notaris van de verrichte werkzaamheden heeft gegeven en die steun vindt in de stukken, hebben klagers onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit kan blijken dat de notaris een verdergaande bemoeienis met de inhoudelijke behandeling van de zaak heeft gehad dan het gesprek in februari 2012 en het gesprek en de werkzaamheden in juni en juli 2013. Er moet daarom worden aangenomen dat de inhoudelijke behandeling van de zaak voor het overige in handen is geweest van de onder 3.2. genoemde kandidaat-notarissen. De kandidaat-notarissen hebben kennelijk in betrekkelijke zelfstandigheid hun werkzaamheden verricht en er is geen reden om aan te nemen dat zij daartoe niet in staat waren. Dat de kandidaat-notarissen op het kantoor van de notaris werkzaam waren en “onder verantwoordelijkheid” van de notaris vielen, brengt onder deze omstandigheden niet mee dat hun handelen tuchtrechtelijk aan de notaris kan worden toegerekend. De kandidaat-notarissen zijn voor hun eigen handelen zelf tuchtrechtelijk verantwoordelijk. Het hof verwijst naar zijn beslissingen van 21 december 2006 (ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ5948) en 31 juli 2012 (ECLI:NL:GHAMS:2012:BX9037).
De bezwaren die klagers tegen de beslissing van de kamer hebben geformuleerd, moeten in dit licht worden bezien.
Aantekeningen van kandidaat-notaris [X] van een op 1 februari 2010 plaatsgevonden gesprek
6.4.
De kamer is op grond van gespreksaantekeningen van kandidaat-notaris[X] ervan uitgegaan dat in een bespreking op 1 februari 2010 met klagers is afgesproken dat de kandidaat-notaris niets zou doen in afwachting van verdere berichten van klagers. Klagers hebben de juistheid van de aantekeningen weersproken en aangevoerd dat een afspraak om af te wachten op schrift had behoren te worden gesteld. Het feit dat volgens een specificatie van de notaris na 1 februari 2010 werkzaamheden zijn verricht, geeft volgens klagers aan dat van een dergelijke afspraak geen sprake was.
6.5.
Naar het oordeel van het hof kan in het midden blijven of een afspraak in bovengenoemde zin is gemaakt. Niet gebleken is immers dat de notaris hiermee enige bemoeienis heeft gehad. Het bezwaar van klagers is dus ongegrond.
Onduidelijkheid over opdracht
6.6.
De kamer heeft overwogen dat klagers hebben getracht zoveel mogelijk werkzaamheden zelf te doen, met het oog op de kosten van de notaris en dat dit kennelijk heeft geleid tot onduidelijkheid over de vraag wie wat zou doen. Volgens de kamer zijn klagers daarbij niet altijd voldoende duidelijk geweest over de concrete opdracht die de notaris had. Klagers brengen daartegen in dat de notaris als professionele dienstverlener duidelijkheid had moeten scheppen.
6.7.
De notaris heeft in februari 2012 met (de contactpersoon van) klagers gesproken. Niet is gebleken dat zij toen aanleiding had om aan te nemen dat er onduidelijkheid bestond over de opdracht. Dat geldt ook voor de periode juni en juli 2013, in welke periode blijkens de stukken nog enige werkzaamheden zijn verricht ten behoeve van de afgifte van de verklaring van erfrecht. Het valt de notaris daarom niet te verwijten dat zij geen duidelijkheid over de opdracht heeft gegeven, voor zover dat al nodig was. Het bezwaar van klagers is ongegrond.
Advies met betrekking tot de verkoop van de woning
6.8.
Klagers hebben aangevoerd dat zij herhaaldelijk de notaris om advies hebben gevraagd hoe zij tot verkoop van de tot de nalatenschap behorende woning konden komen. Volgens klagers heeft de notaris te kennen gegeven dat zij daarin niets kon betekenen en na veel aandringen heeft meegedeeld dat de kantonrechter om toestemming kon worden gevraagd. De kamer heeft overwogen dat klagers niet ervan mochten uitgaan dat de notaris dit zou regelen.
6.9.
De notaris heeft (de contactpersoon van) klagers voor het eerst in februari 2012 gesproken. De notaris heeft in de onder 6.2. bedoelde beschrijving en ter zitting voor het hof verklaard dat zij in dat gesprek klagers het advies heeft gegeven zich tot de kantonrechter te wenden. Namens klagers is dat ter zitting voor het hof bevestigd. Er is dan ook geen reden om de notaris te verwijten dat zij klagers niet tijdig heeft geadviseerd de kantonrechter om toestemming tot verkoop van de woning te vragen. Dat klagers weinig met het advies konden beginnen, zoals zij hebben gesteld, maakt dat niet anders. Overigens hebben klagers ook niet concreet vermeld wat de notaris anders had kunnen en moeten adviseren of doen om verkoop van de woning door klagers mogelijk te maken.
Verzoek om afgifte afschrift verklaring van erfrecht betreffende [zuster van tante]
6.10.
Klagers menen dat het ongeloofwaardig is dat, zoals de kamer heeft aangenomen, kandidaat-notaris [Y] (kort) na 24 mei 2012 de Duitse notaris heeft verzocht om afgifte van een afschrift van de verklaring van erfrecht betreffende [zuster van tante].
6.11.
De notaris heeft kopieën overgelegd van een brief van 31 mei 2012 van de kandidaat-notaris en van 20 juni 2012 van de Duitse notaris. Uit de brief van de Duitse notaris blijkt dat de kandidaat-notaris bij brief van 31 mei 2012 om afgifte van een afschrift van de verklaring van erfrecht heeft verzocht. Gelet op deze brieven hebben klagers ter zitting voor het hof dit onderdeel van de klacht ingetrokken. Het onderdeel behoeft daarom geen verdere bespreking.
6.12.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.13.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.J. Los, mr. C.H.M. van Altena en mr. C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2014 door de rolraadsheer.