ECLI:NL:GHAMS:2014:4051

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
2 oktober 2014
Zaaknummer
200.138.287-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake nakoming verplichtingen uit koopovereenkomst met financieringsvoorbehoud

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, waarin de appellant is veroordeeld tot nakoming van zijn verplichtingen uit een koopovereenkomst. De appellant, die in hoger beroep is gekomen, had een woning gekocht van de geïntimeerde, maar heeft niet voldaan aan de verplichtingen om een waarborgsom te storten en de koopprijs te betalen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de appellant te laat een beroep heeft gedaan op een ontbindende voorwaarde die was opgenomen in de koopovereenkomst, namelijk een financieringsvoorbehoud. De appellant stelde dat hij niet in staat was om de financiering te regelen, maar het hof oordeelt dat het zijn verantwoordelijkheid was om tijdig de benodigde stappen te ondernemen. Het hof bevestigt dat de ontbindende voorwaarde als zodanig was overeengekomen en dat de appellant in verzuim is. De grieven van de appellant worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter. De appellant wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

arrest
______________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.138.287/01 KG
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/550507 / KG ZA 13-1178
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 september 2014
inzake
[appellant],
wonend te [land],
appellant,
advocaat:
mr. A. Karate Maastricht,
tegen:
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats], [land],
geïntimeerde,
advocaat:
mr. N. de Koningte Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 28 november 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 4 november 2013, onder bovenstaand zaaknummer in kort geding gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser en [appellant] als gedaagde (hierna: het vonnis). De appeldagvaarding bevat de grieven alsmede een incidentele vordering, primair strekkende tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis en subsidiair tot het stellen van zekerheid. Op de eerst dienende dag heeft [appellant] producties overgelegd.
Het hof heeft bij arrest van 18 februari 2014 in het incident de primaire vordering van [appellant] tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis afgewezen, doch de subsidiaire vordering in zoverre toegewezen dat – kort samengevat – [geïntimeerde] genoegzame zekerheid stelt voor alle bedragen die hij uit hoofde van de executie van het vonnis van [appellant] zal ontvangen door storting op een (geblokkeerde) derdengeldrekening totdat in de hoofdzaak eindarrest is gewezen.
Vervolgens heeft [geïntimeerde] een memorie van antwoord ingediend, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 5 augustus 2014 doen bepleiten, [appellant] door mr. Kara voornoemd en [geïntimeerde] door mr. De Koning voornoemd en mr. J. de Rooij, advocaat te Amsterdam, aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
In de pleitnotities van [appellant] zijn e-mails “ingelast” die niet als producties zijn overgelegd en/of op voorhand aan [geïntimeerde] en het hof zijn toegestuurd. Aangezien [geïntimeerde] bezwaar heeft gemaakt tegen deze e-mails, zal het hof deze buiten beschouwing laten.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van [geïntimeerde] zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met beslissing over de proceskosten.

2.Feiten

2.1
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.11 de feiten opgesomd die zij bij de beoordeling van deze zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat, en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.1
[geïntimeerde] is eigenaar van de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna ook: de woning). [geïntimeerde] heeft in verband met zijn voornemen om naar de Verenigde Staten te emigreren de woning te koop gezet via de website Zelfverkopen.nl, een online makelaar. [geïntimeerde] heeft ook [appellant], voor wie hij eerder als bemiddelaar financiële diensten had verricht, gevraagd of hij interesse had om de woning te kopen. Eind maart/begin april 2013 is [geïntimeerde] met [appellant] mondeling overeengekomen dat [appellant] de woning voor een bedrag van € 500.000,- van [geïntimeerde] zou kopen.
2.1.2
Bij e-mail van 3 april 2013 heeft [X], werkzaam bij Zelfverkopen.nl, het volgende, voor zover hier van belang, aan partijen meegedeeld:
“Als eerste willen wij verkoper(s) en koper(s) van harte feliciteren met het verkopen en kopen van de woning aan de (…)[adres] te [plaats].-
Overeengekomen is:
  • Koopsom: € 500.000,00 k.k.
  • Oplevering: 01-06-2013
  • Voorbehouden:
o Financiering 5 weken na ondertekenen overeenkomst
o Bankgarantie 6 weken na tekenen overeenkomst
(…)
Koopakte:
Om de koopakte op te kunnen laten maken verzoeken wij koper onderstaande zaken naar ons te mailen:
1.
Notariskeuze
(…)”
2.1.3
[appellant] heeft op 4 april 2013 aan notariskantoor Anotaris te Bunnik een volmacht verleend. Deze volmacht vermeldt voor zover hier van belang, het volgende:
de heer [voornaam] [appellant] (…);
verklaren bij deze volmacht te geven aan:
ieder van de medewerkers verbonden aan het kantoor van Anotaris te Bunnik (...);
speciaal om voor en namens de ondergetekende aan te kopen, waaronder wordt verstaan het ondertekenen van de koopovereenkomst:
- de winkel met ondergrond (...) plaatselijk bekend als [adres] te [plaats] (...);
zulks voor een prijs vanvijfhonderd duizend euro (€ 500.000,-)
kosten van overdracht en levering voor rekening van de koper en voorts onder al zodanige bedingen en voorwaarden als met de verkoper zullen worden overeengekomen;
het verkochte te aanvaarden, de ter voorgeschreven zake nodige akten en stukken te doen opmaken, te verlijden en te tekenen, woonplaats te kiezen en verder al datgene te verrichten wat de gevolmachtigde raadzaam zal oordelen, een en ander met de macht van substitutie.”
Rechts onderaan de volmacht staat, met de hand geschreven en voorzien van een handtekening, “
gezien voor legalisatie 4-4-2013”.
2.1.4
Op 12 april 2013 is een schriftelijke koopovereenkomst voor de woning getekend. Een medewerker van notariskantoor Anotaris heeft daarbij namens [appellant] getekend. Deze koopovereenkomst vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:
KOOPPRIJS
De koopprijs van het verkochte bedraagt;
vijfhonderd duizend euro(€ 500. 000,00)
(...)
NOTARIËLE AKTE VAN LEVERING
Artikel 1.
De voor de overdracht vereiste akte van levering zal worden verleden (...)opeen juni tweeduizend dertien (01-06-2013)(...)
BETALING
Artikel 3.
1. De betaling van de koopprijs en van de overige kosten, rechten en belastingen vindt plaats via het kantoor van de notaris.
2. De koper is verplicht het verschuldigde te voldoen bij het ondertekenen van de akte van levering (...).
WAARBORGSOM-BANKGARANTIE
Artikel 4.
1. Tot zekerheid voor de nakoming van zijn verplichtingen is de koper verplicht uiterlijk opeen en twintig mei tweeduizend dertien (21-05-2013)bij de notaris als waarborgsom te storten een bedrag van tien procent van gemelde koopsom, zijnde€ 50.000 (...)
2. a. In plaats van deze waarborgsom kan de koper desgewenst binnen de hiervoor genoemde termijn bijen ten genoegen van de notaris, een bankgarantie tot laatst gemelde bedrag deponeren, (…)
INGEBREKESTELLING, VERZUIM, ONTBINDING EN BOETE
Artikel 13.
1. Indien een van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig blijft in de nakoming van zijn uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, zal deze overeenkomst van rechtswege zonder rechterlijke tussenkomst ontbonden zijn, tenzij de wederpartij alsnog uitvoering van de overeenkomst verlangt.
2. (...)
3. Indien een. wederpartij op grond van lid 1 nakoming van deze overeenkomst verlangt zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij na afloop van de in lid 1 vermelde termijn van acht (8)
dagen voor elke sedertdien verstreken dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijke opeisbare boete verschuldigd zijn van drie promille (3/1.000) van de koopsom, onverminderd het recht op verdere schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal.
(…)
ONTBINDENDE VOORWAARDEN FINANCIERING
Artikel 16.
1. a. De koper kan deze overeenkomst tot en metveertien mei tweeduizend dertien (14-05-2013)ontbinden op grond van het feit dat hij geen toezegging heeft verkregen tot het aangaan van een of meer geldleningen ter financiering van het bij deze gekochte tot een totale hoofdsom van tenminstekoopsom plus kosten(tezamen 110% van de koopsom) onder de bij de grote geldverstrekkende instellingen gebruikelijke bepalingen.
(…)
2. a (...)
b. Dit beroep moet geschieden door middel van een schriftelijke mededeling aan de notaris.
c. Deze mededeling dient uiterlijk op de dag na de voor de desbetreffende voorwaarde de in lid 1 genoemde datum in het bezit van de notaris te zijn, zijndeveertien mei tweeduizend dertien (14-05-2013).”
2.1.5
Bij e-mail van 23 mei 2013, 09:18 uur, is [appellant] door notariskantoor Anotaris in gebreke gesteld overeenkomstig artikel 13 van de koopovereenkomst, vanwege het niet uiterlijk op 21 mei 2013 storten van de waarborgsom als bedoeld in artikel 4 van de koopovereenkomst.
2.1.6
In een e-mail van eveneens 23 mei 2013, 12:17 uur, heeft [bankmedewerker], werkzaam bij ABN AMRO Bank (hierna: de Bank), aan [appellant] het volgende bericht:
“Uw hypotheekaanvraag is bij onze hypotheekspecialist voorgelegd. Helaas kunnen wij u geen hypotheek aanbieden.
De reden is dat u niet de Nederlandse nationaliteit heeft, niet in Nederland woont en niet in Nederland werkt. Dit betekent dat de bank geen verhaalsrecht (loonbeslag e.d.) heeft jegens u.
Daarnaast kennen wij de regelgeving in Turkije niet.”
2.1.7
In een e-mail van 23 mei 2013, 23:12 uur, heeft [Y], een nichtje van [appellant], het volgende voor zover hier van belang aan notariskantoor Anotaris meegedeeld:
“Vandaag hebben wij bij jullie op kantoor een aantal zaken besproken over de koopovereenkomst.
ABN AMRO heeft duidelijk aangegeven dat zij geen hypotheek aanbieden door aantal redenen.
(…)
.
-
U kunt het bericht van de ABN AMRO hieronder lezen.
Zoals vandaag gesproken zou de koopovereenkomst ongeldig zijn als de bank de hypotheek niet zou aanbieden.1k neem aan dat de koopovereenkomst nu ongeldig wordt gemaakt.”
2.1.8
In een email van 21 juni 2013 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] het volgende
gevraagd:
“Kunt u aangeven hoever u bent met het financieren van de[adres]. Wanneer denkt u te kunnen afnemen en wanneer gaat u de bankgarantie storten.”
2.1.9
Bij e-mail van 25 juni 2013 heeft [geïntimeerde], voor zover hier van belang, het
volgende aan [appellant], met kopie aan notariskantoor Anotaris, meegedeeld:
“U heeft op 24 juniaangegeven dat u het huis niet wil kopen en dat het huis in de verkoop kan gaan.
Verder ben ik niets met u akkoord gegaan.”
2.1.10
Bij brief van 19 augustus 2013 heeft mr. De Groot, namens [geïntimeerde], [appellant] gesommeerd om binnen vijf dagen de overeengekomen waarborgsom van € 50.000,-- op de bankrekening van de notaris te storten. Tevens is meegedeeld dat, indien dat bedrag niet binnen de vermelde termijn wordt overgemaakt, [geïntimeerde] aanspraak zal maken op de boete van € 1.500,-- per dag sinds 1 juni 2013 tot aan de dag van nakoming.
2.1.11
Op 5 september 2013 heeft [geïntimeerde], na daartoe op 26 augustus 2013 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank verkregen verlof, conservatoir beslag gelegd op een tweetal aan [appellant] toebehorende appartementsrechten in Utrecht. Daarnaast heeft [geïntimeerde] op 23 september 2013 conservatoir beslag gelegd op een aan [appellant] toebehorende bankrekening bij de Bank.
2.1.12
In een op 7 oktober 2013 opgestelde verklaring heeft [Y] het volgende,
voor zover hier van belang verklaard:
“In de laatste week van maart 2013 oftewel de eerste week van april 2013 heeft tussen de heren [geïntimeerde] en [appellant] - overigens thuis bij mij - een bespreking plaatsgevonden. De heer [geïntimeerde] is een bekende binnen de familie [appellant] en was in het verleden bij meerderde transacties betrokken als
financiële adviseur. Aangezien de heer [appellant] niet woonachtig is in Nederland heeft de heer [geïntimeerde] alle financiële zaken voor de heer [appellant] geregeld en was dan ook zijn vaste aanspreekpunt.
Ook dit keer wilde de heer [geïntimeerde] een financiering voor de heer [appellant] regelen, waarbij het dit keer ging om zijn eigen huis aan de [adres] te [plaats], Omdat de heer [geïntimeerde] van voornemens was om naar de Verenigde Staten te emigreren, had hij de heer [appellant] gevraagd of hij
interesse had om zijn huis te willen kopen. De heer [appellant] heeft uitdrukkelijk aangegeven dat hij wel bereid zou zijn om het huis te kopen, indien voor de koop daarvan een financiering geregeld kon worden. Afgesproken werd dat de heer [geïntimeerde] voor de financiering zorg zal dragen.”
2.1.13
Ter zitting van dit hof heeft de advocaat van [appellant] desgevraagd verklaard dat zijn verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor door de rechtbank is ingewilligd en een zitting zal worden bepaald.
2.1.14
Ter zitting van dit hof heeft de advocaat van [geïntimeerde] desgevraagd verklaard dat de dagvaarding in de door hem aan te spannen bodemprocedure nog niet is uitgebracht.

3.Beoordeling

3.1
Voor zover in dit hoger beroep van belang heeft de voorzieningenrechter [appellant] veroordeeld tot nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst door:
a. conform artikel 4 van de koopovereenkomst bij de notaris een bedrag van € 50.000,-- als waarborgsom te storten, dan wel een bankgarantie voor het genoemde bedrag te stellen;
b. de in artikel 3 van de koopovereenkomst vermelde koopprijs van € 500.000,-- en overige kosten, rechten en belastingen conform genoemd artikel te voldoen bij het ondertekenen van de leveringsakte, een en ander onder verrekening van de mogelijk betaalde waarborgsom;
c. op grond van artikel 13.3 van de koopovereenkomst aan [geïntimeerde] € 1.500,-- per dag aan boete te betalen vanaf 1 juni 2013 tot aan de dag van algehele nakoming van het bepaalde in artikel 4, eerste dan wel tweede lid van de koopovereenkomst;
d. aan [geïntimeerde] een bedrag van € 599,34 aan beslagkosten te voldoen;
een en ander met veroordeling van [appellant] in de proceskosten alsmede de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente, uitvoerbaar bij voorraad.
3.2
Daartoe heeft de voorzieningenrechter, kort samengevat, overwogen dat:
(1) in dit kort geding als uitgangspunt wordt genomen dat partijen het door [appellant] gemaakte financieringsvoorbehoud als ontbindende voorwaarde zijn overeengekomen;
(2) [appellant] op deze ontbindende voorwaarde te laat een beroep heeft gedaan;
(3) voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [appellant] is gehouden tot nakoming van de koopovereenkomst en dat [appellant] met de nakoming daarvan in verzuim is.
3.3
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag liggende motivering komt [appellant] op met twaalf grieven.
3.4
Met de hierna gezamenlijk te behandelen grieven
I tot en met IIIbetoogt [appellant] dat partijen het financieringsvoorbehoud als een opschortende voorwaarde zijn overeengekomen en dat de in de koopovereenkomst opgenomen ontbindende voorwaarde een fout is van de notaris en niet de bedoeling van partijen weergeeft. Volgens [appellant] zou [geïntimeerde] de financiering regelen en indien dat niet zou lukken, zou de koop/verkoop simpelweg niet doorgaan.
Daartoe voert hij aan dat, gelet op het feit dat [geïntimeerde] in het verleden financiële zaken van [appellant] regelde, het vreemd is dat [appellant] in dit geval zelf de financiering zou regelen. Voorts ontkent [geïntimeerde] niet dat hij de financiële stukken van [appellant] naar de Bank heeft gebracht voor de financieringsaanvraag, aldus [appellant]. De voorzieningenrechter heeft bij haar oordeel dat partijen een ontbindende voorwaarde zijn overeengekomen volgens [appellant] ten onrechte bijzonder belang gehecht aan de e-mail van makelaarskantoor Zelfverkopen.nl van 3 april 2013, nu deze e-mail niets anders vermeldt dan “
Financiering 5 weken na tekenen overeenkomst”. Uit deze e-mail blijkt niet dat er een “financieringsvoorbehoud” is overeengekomen, wie de financiering zou regelen en zeer zeker niet dat er een “(gebruikelijke) ontbindende voorwaarde” zou zijn overeengekomen.
Ten slotte voert [appellant] aan dat de door hem op 4 april 2013 verleende en ondertekende volmacht niet is gelegaliseerd door een notaris (maar door [Z], een notarieel medewerker) en dus ongeldig is, waarmee de met gebruikmaking van die ongeldige volmacht ondertekende koopovereenkomst eveneens ongeldig is.
3.4.1
Het hof deelt het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat partijen het financieringsvoorbehoud als ontbindende voorwaarde zijn overeengekomen en overweegt daartoe als volgt.
Het hof stelt voorop dat het gebruikelijke scenario bij koop van woonhuizen een (aan een termijn verbonden) ontbindende financieringsvoorwaarde pleegt te zijn. Het staat partijen vanzelfsprekend vrij een opschortende financieringsvoorwaarde overeen te komen. [appellant] heeft echter onvoldoende in het geding gebracht waaruit kan volgen dat dat – minder gebruikelijke – scenario door partijen is beoogd. Slechts de verklaring van M. Ergin bevat daarvoor een aanwijzing, maar de juistheid daarvan wordt door [geïntimeerde] gemotiveerd bestreden. De zin in de e-mail van 3 april 2013 duidt juist op het gebruikelijke scenario. Dat uit de tekst van de definitieve koopovereenkomst (waarop [appellant], zoals hierna onder 3.5.1 wordt overwogen, niet heeft gereageerd) volgt dat sprake is van een ontbindende voorwaarde, lijkt naar voorlopig oordeel dan ook niet het gevolg van een fout van de notaris, maar een juiste weergave van de afspraak tussen partijen.
[appellant] heeft verder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [geïntimeerde] de financiering voor hem zou regelen. Het enkele feit dat [geïntimeerde] documenten voor de financieringsaanvraag namens [appellant] bij de Bank heeft afgegeven, betekent niet dat [geïntimeerde] daarmee de verplichting op zich heeft genomen om voor [appellant] diens financiering te regelen en is zelfs geen aanwijzing voor de juistheid van dat standpunt. Uit de e-mail van 23 mei 2013 van de Bank die is gericht aan [appellant], waarin hem wordt meegedeeld dat geen hypotheek kan worden aangeboden, blijkt evenmin dat [geïntimeerde] de financiering voor [appellant] zou regelen of daarbij anderszins betrokken is geweest (zie 2.1.6). De in die e-mail genoemde redenen voor afwijzing, die de persoonlijke omstandigheden van [appellant] betreffen, wijzen daar evenmin op.
Het hof volgt [appellant] niet in zijn stelling dat de koop ongeldig is omdat de volmacht, die niet door een notaris maar door een medewerker is gelegaliseerd, ongeldig is. [appellant] moet worden toegegeven dat op de volmacht is vermeld dat deze zonder legalisatie ongeldig is, maar er staat tevens op geschreven “gezien voor legalisatie” met daaronder een handtekening. Ook als de legalisatie door notarismedewerker [Z] en niet door de notaris zelf is verricht kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden aangenomen dat dat betekent dat de legalisatie ongeldig was en dat [geïntimeerde] dat moet hebben geweten. [appellant] kan [geïntimeerde] onder deze omstandigheid geen ongeldigheid van de legalisatie tegenwerpen.
De conclusie is dat de grieven falen.
3.5
De grieven
IV tot en met VIII, die het hof gezamenlijk zal behandelen, zien op het oordeel van de voorzieningenrechter dat [appellant] te laat een beroep op de ontbindende voorwaarde heeft gedaan. [appellant] voert aan dat hij tot of omstreeks 23 mei 2013 geen weet heeft gehad van de inhoud en voorwaarden van de koopovereenkomst, aan hem geen kopie van de ondertekende koopovereenkomst is gezonden, uit de e-mail van 3 april 2013 niet expliciet blijkt dat er een termijn voor het inroepen van het financieringsvoorbehoud zou gaan lopen en het op de weg van [geïntimeerde] had gelegen om hem, [appellant], te informeren over de koopovereenkomst, de voorwaarden en de termijnen.
3.5.1
Aangezien een financieringsvoorbehoud wordt gemaakt door en ten behoeve van de koper, ligt het op diens weg en in zijn risicosfeer de nodige activiteiten te ontplooien om deze financiering binnen de overeengekomen periode te verkrijgen. Het was derhalve aan [appellant] als koper om de vinger aan de pols te houden en de termijn van het financieringsvoorbehoud in de gaten te houden. Dat was mogelijk anders geweest indien, anders dan hiervoor onder 3.4.1 overwogen, voldoende aannemelijk zou zijn gemaakt dat [geïntimeerde] de financiering voor [appellant] zou regelen. Ook als de contacten met de makelaar en met het notariskantoor (vooral) door [geïntimeerde] werden onderhouden, heeft te gelden dat [appellant] door het geven van een verstrekkende volmacht aan het notariskantoor zelf de mogelijkheid heeft gecreëerd dat zaken buiten zijn directe betrokkenheid om werden geregeld. De gevolgen daarvan zal hij zelf moeten dragen. Dat hij de Nederlandse taal onvoldoende machtig is, is eveneens een omstandigheid die voor zijn risico dient te blijven.
Aan de stelling van [appellant] dat hij met de termijn niet bekend was omdat hij geen concept koopovereenkomst en geen kopie van de ondertekende koopovereenkomst heeft ontvangen, gaat het hof voorbij. [appellant] heeft bij pleidooi in ieder geval niet betwist de e-mail van 25 april 2013 van [Z] te hebben ontvangen, waarin laatstgenoemde meldt: “Hierbij zend ik de getekende koopovereenkomst.” (productie 18 MvA). Daarmee is voorshands aannemelijk dat [appellant] die overeenkomst tijdig heeft ontvangen. Ook is van de zijde van [appellant] niet gesteld of gebleken dat hij tegen de inhoud van (deze definitieve versie van) de koopovereenkomst heeft geprotesteerd.
De grieven kunnen dan ook niet slagen.
3.6
Grief IXis gericht tegen de overweging van de voorzieningenrechter dat voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [appellant] is gehouden tot nakoming van de koopovereenkomst en dat [appellant] met de nakoming daarvan in verzuim is, terwijl
grief XIziet op het (ontbreken van) spoedeisend belang. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.6.1
Het hof stelt voorop dat met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, terughoudendheid op zijn plaats is. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in voldoende mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, bij afweging van de belangen van partijen, aan toewijzing niet in de weg staat.
3.6.2
Door te oordelen dat “
voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld” dat [appellant] is gehouden tot nakoming van de koopovereenkomst en daarmee in verzuim is, heeft de voorzieningenrechter in zoverre de juiste maatstaf aangelegd. Het hof overweegt daarbij dat [appellant], zoals ook volgt uit hetgeen onder 3.4 en 3.5 is overwogen, ook in hoger beroep geen voldoende concrete feiten heeft gesteld waaruit de aannemelijkheid van zijn standpunt volgt en zijn stellingen bovendien niet heeft onderbouwd. Het bestaan en de omvang van de vordering van [geïntimeerde] is dan ook zeer aannemelijk. [geïntimeerde] heeft onbetwist aangevoerd dat hij thans bij familie in de Verenigde Staten verblijft omdat hij, in afwachting van betaling door [appellant], geen eigen woning kan bekostigen en zolang [appellant] de woning aan de[adres] niet afneemt alle aan die woning verbonden kosten moet (blijven) dragen. Daarmee is het spoedeisend belang van [geïntimeerde] bij toewijzing van zijn vorderingen voldoende gegeven. De mogelijkheid van een restitutierisico aan de zijde van [appellant] is, gelet op het hiervoor overwogene, onvoldoende zwaarwegend om tot afwijzing van de vordering van [geïntimeerde] te leiden.
Beide grieven hebben dus geen succes.
3.7
Gelet op het vorenstaande heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [geïntimeerde] terecht toegewezen. De daartegen gerichte
grieven X en XIIbehoeven daarom geen bespreking meer.
3.8
De conclusie is dat de grieven falen en het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep, waaronder die van het incident.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, waaronder die van het incident, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 1.553,-- aan verschotten en € 15.580,-- voor salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, E.M. Polak en E.J. Rotshuizen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 september 2014.