2.3Op de juiste wijze opgevat zijn de door de kantonrechter vastgestelde feiten in hoger beroep niet in geschil. Zij dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat komen de feiten neer op het volgende.
a. Meer dan dertig jaar geleden heeft [appellante] van de toenmalige eigenaar van het pand [adres]te [woonplaats] (hierna: het pand) de zelfstandige woning op de eerste verdieping van dat pand gehuurd. Zij kreeg ook het gebruik van een bergruimte op zolder.
b. In 1999 had [X] belangstelling om het pand te kopen en de zolderverdieping tot woonruimte te verbouwen. Voorafgaand aan de ondertekening van de koopovereenkomst heeft [X] bij (onder meer) [appellante] gepeild of zij bereid was de zolderruimte leeg en ontruimd aan hem op te leveren en op de begane grond bergruimte in gebruik te nemen. In zijn brief van 29 mei 1999 aan [appellante] heeft [X] hierover onder meer het volgende opgemerkt:
Ik hoop op korte termijn echt even te kunnen spreken met elkaar, en begrijp uit uw bericht dat U bereid bent om te praten over de verplaatsing van de berging naar de begane grond. Dat is erg plezierig want als alles volgens plan verloopt wordt volgende week het koopcontract getekend. (…) Na oplevering van de bergingen op de begane grond helpen wij U dan met de verhuizing.
c. Vervolgens heeft [X] op 17 juni 1999 het pand in eigendom verkregen, wat de begane grond en de derde verdieping betreft ontruimd en vrij van huur en andere gebruiksrechten en aanspraken op huurbescherming en wat de overige verdiepingen betreft verhuurd.
d. Na de eigendomsoverdracht bericht [X] [appellante] bij brief van 20 augustus
1999 onder meer als volgt bericht:
Naar aanleiding van ons gesprek afgelopen maandag bevestig ik nogmaals schriftelijk dat we samen hebben besloten om uw berging te verplaatsen van de zolder naar de begane grond. Dit is een afspraak gedurende de periode dat het pand mijn eigendom is. Ik heb overigens geen enkele intentie om het pand, wanneer dan ook te verkopen.
e. Na verkregen vergunning heeft [X] bij akte van 24 december 2002 het pand met de daarbij behorende grond in drie appartementsrechten gesplitst, te weten:
- bedrijfsruimte met tuin gelegen op de begane grond (A-1);
- bedrijfsruimte als garage op de begane grond (A-2);
- woning op de eerste, tweede en derde verdieping, alsmede de zolderverdiepingen, een en ander met bijbehorende berging op de begane grond van het gebouw (A-3).
Aan de akte is een tekening gevoegd, waarop met de cijfers 1 t/m 3 is aangegeven welke gedeelten van het pand exclusief zijn bestemd voor welk appartementsrecht. Op die tekening is onder meer op de begane grond een inpandige (berg)ruimte voor het appartementsrecht A-3 (de bovenverdiepingen) aangegeven.
f. In dezelfde akte van 24 december 2002 is een erfdienstbaarheid om niet gevestigd. De desbetreffende passage luidt:
Bij deze wordt de volgende erfdienstbaarheid om niet gevestigd:
ten behoeve van het appartementsrecht met appartementsindex 3 en ten laste van het appartementsrecht met appartementsindex 2, inhoudende het recht van de eigenaren/gebruikers van het appartementsrecht met appartementsindex 3 om het appartementsrecht met appartementsindex 2 te betreden teneinde gebruik te maken van de bergingen, zich bevindende op de begane grond van het gebouw, welke slechts te bereiken zijn via het appartementsrecht met appartementsindex 2.
Terzake van de vestiging van deze erfdienstbaarheid wordt het volgende overeengekomen:
Het gebruikmaken van de toegang dient te geschieden in onderling overleg en op de voor de eigenaar casu quo gebruiker van het appartementsrecht met appartementsindex 2 minst bezwaarlijke wijze.
g. Bij akte van 23 december 2003, heeft [X] het appartementsrecht A-l en A-2, zijnde de bedrijfsruimte met tuin en de garage op de begane grond, verkocht aan [Y] en [Z] (hierna: [Y] c.s). In de akte is opgenomen de erfdienstbaarheid om via het appartementsrecht A-2 de berging op de begane grond, behorende bij het appartementsrecht A-3 te bereiken.
h. Op enig moment hierna is de berging van [appellante] verplaatst naar de
voorzijde van het pand. Aan de rechterzijde van het pand heeft [appellante] sindsdien een berging die zelfstandig en met een aparte toegangsdeur vanaf de straatzijde is te
bereiken. [Y] c.s. heeft de inpandige berging bij zijn woonruimte getrokken.
i. Bij notariële akte van 14 november 2005 hebben de appartementseigenaren
[X] en [Y] c.s. de bestemming en de splitsing in die zin gewijzigd dat:
- het gebruik van het appartementsrecht A-1 (van [Y] c.s.) wordt
gewijzigd van bedrijfsruimte met tuin in woning met tuin;
- het appartementsrecht A-2 wordt vernummerd tot A-4 en wordt gebruikt als
garage en berging;
- het appartementsrecht A-3 wordt vernummerd tot A-5 en omvat het gebruik
van de woningen op de eerste, tweede, derde verdieping en de zolder.
In de omschrijving van het nieuwe appartementsrecht A-5 wordt niet meer een bergruimte op de begane grond genoemd. Deze akte bevat geen passage over de erfdienstbaarheid om niet ten laste van thans A-4 ten behoeve van thans A-5. Op de tekening bij deze akte is op de begane grond alleen bij de toegangstrap nummer 5 ingetekend, maar is (aan de rechterzijde of meer in het midden van de begane grond) geen (berg)ruimte aangeduid met daarin het nummer 5.
j. [Y] c.s. heeft bij notariële akte van 1 oktober 2008 de appartementsrechten A1 en A-4 geleverd aan [A] en [geïntimeerde]. In de notariële akte is onder meer opgenomen dat de erfdienstbaarheid van toegang tot de inpandige berging op de begane grond bij de wijziging van de splitsing door vermenging teniet is gegaan.
k. Bij brief van 26 maart 2011 hebben de erfgenamen van [X], die medio 2009 is overleden, als verhuurder van de woonruimte aan de [adres]te [woonplaats] bij [appellante] bezwaar gemaakt tegen haar gebruik van de berging aan de voorzijde van de begane grond.
l. Bij notariële akte van 9 september 2011 hebben de erven [X] het appartementsrecht A-5, zijnde de eerste, tweede, derde verdieping en de zolder
van het pand geleverd aan Rothberg Vastgoed BV c.s. In die akte is de erfdienstbaarheid van toegang tot de inpandige berging op de begane grond genoemd. Bij notariële akte van 14 november 2011 heeft Rothberg Vastgoed BV c.s. het appartementsrecht A-5 geleverd [B]. Ook in die akte is de erfdienstbaarheid van toegang tot de inpandige berging op de begane grond genoemd.
m. Mede namens [A] heeft [geïntimeerde] bij brief van 31 juli 2012 aan [appellante] bericht dat zij de beschikking willen hebben van de bij [appellante] in gebruik zijnde berging, zodat [appellante] dringend wordt verzocht de berging op 1 oktober 2012 leeg en ontruimd op te leveren. Voor zover nodig wordt de overeenkomst tegen die datum opgezegd. [appellante] heeft aan het verzoek tot ontruiming geen gehoor gegeven.