ECLI:NL:GHAMS:2014:4029

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
1 oktober 2014
Zaaknummer
23-000766-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsuitsluiting leidt tot vrijspraak in kinderpornozaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 januari 2009. De verdachte, geboren in 1971, werd beschuldigd van het bezit en de verspreiding van kinderporno. De tenlastelegging omvatte onder andere het in bezit hebben van afbeeldingen en filmpjes van seksuele gedragingen van jonge kinderen. Tijdens de zittingen in hoger beroep, die plaatsvonden op 15 december 2011, 16 juli 2012 en 9 september 2014, heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman. Het hof oordeelde dat het bewijsmateriaal, verkregen via een interregionaal rechtshulpverzoek, niet gebruikt kon worden in deze zaak omdat de bevoegde autoriteiten van Curaçao geen toestemming hadden gegeven voor het gebruik van dit materiaal. Dit was van belang omdat het bezit van kinderporno op Curaçao pas na 1 april 2010 strafbaar werd gesteld, terwijl de feiten zich in 2008 hadden voorgedaan. Het hof concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen, aangezien de enige bewijsbron de bekennende verklaring van de verdachte was, wat niet voldeed aan de eisen van artikel 341, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kon de verdachte niet worden veroordeeld en werd hij vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij.

Uitspraak

parketnummer: 23-000766-09
datum uitspraak: 23 september 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 januari 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-477040-08 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 december 2011, 16 juli 2012 en 9 september 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks 06 februari 2008 te Curaçao, in elk geval op Nederlands grondgebied, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meermalen een afbeelding en/of een gegevensdrager, bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten een of meer afbeeldingen en/of cdroms en/of beeldfiles en/of filmbestanden en/of harddisk(s) en/of harde schijf/harde schijven en/of een of meer bestanden van een computer en/of afbeeldingen vanaf een of meer internetsites, bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens)een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken (telkens) verspreid en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of in bezit gehad
te weten in elk geval - zakelijk weergegeven –
op de harddisk van een computer (merk Hp) (ongeveer) 200 althans een aantal foto’s of afbeeldingen en/of 51 kinderpornografische filmbestanden
* waarbij het grootste gedeelte, in elk geval 41 althans een aantal afbeeldingen kinderpornografische afbeeldingen betroffen van kinderen in de geschatte leeftijd tussen de 1 en 17 jaar oud (39 althans een aantal van meisjes alleen of van meisjes met jongetjes, en/of 2 van alleen jongetjes, waaronder
- poserende meisjes in onnatuurlijke poses, in een duidelijk seksueel getinte houding, waarbij de nadruk op geslachtsdelen was gelegd of waar uit het totale beeld duidelijk was, dat het om de geslachtsdelen ging en/of sperma-achtige substantie en/of
- een of meer jonge meisje(s) in de geschatte leeftijd van ongeveer 1 tot 14 jaar oud, welke vaginaal en/of anaal gepenetreerd werd(en) door een ander persoon
en/of
- veel afbeeldingen van jonge meisjes en/of jonge jongens j de geschatte leeftijd 1 tot 14 jaar, welke elkaar tongzoenen en/of pijpen en/of aftrekken en/of een volwassen persoon pijpen en/of aftrekken en/of
EN/OF
* waarbij het grootste gedeelte, in elk geval 3 althans een aantal van de aangetroffen filmpjes kinderpornoqrafische filmpjes betroffen van jonge meisjes variërend in de geschatte leeftijd tussen de 6 en 12 jaar oud
waaronder
- filmpjes waarin jonge kinderen geheel naakt verschillende seksueel getinte poses aannamen en/of seksuele handelingen verrichten hij een of meer volwassen perso(o)n(en) en/of vaginaal en/of anaal worden gepenetreerd door een volwassen persoon
en/of
- waarbij er kennelijk aanwijzingen aan deze kinderen werden gegeven waarop het kind een bepaalde poses aannam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Bij interregionaal rechtshulpverzoek van 18 januari 2008 heeft de officier van justitie te Amsterdam in het kader van een onderzoek naar betrokkenheid van verdachte bij – kort gezegd – mensenhandel, bedreiging en minshandeling, de hulp ingeroepen van de toen bevoegde autoriteiten van de Nederlandse Antillen en Aruba. Daarbij is door de officier van justitie te Amsterdam vermeld dat het bewijsmateriaal, dat volgt uit dit rechtshulpverzoek niet zonder voorafgaande toestemming ten behoeve van andere dan in dit rechtshulpverzoek vermelde strafrechtelijke onderzoeken zal worden gebruikt.
Nadat het hof bij tussenarrest 28 december 2011 het openbaar ministerie heeft verzocht om nadere duidelijkheid omtrent de juridische basis van de overdracht van het bewijsmateriaal, heeft de advocaat-generaal correspondentie overgelegd met het openbaar ministerie te Curaçao, waaruit blijkt dat het openbaar ministerie van (voorheen) de Nederlandse Antillen en Aruba of het openbaar ministerie te Curaçao, uiteindelijk geen toestemming heeft verleend voor het gebruik van het onderzoeksmateriaal dat was vergaard naar aanleiding van eerdergenoemd interregionaal rechtshulpverzoek voor het onderzoek naar het bezit van kinderporno door de verdachte. Verder is daarin vermeld dat het openbaar ministerie van Curaçao deze toestemming ook
nietkan verlenen, omdat het bezit van kinderporno te Curaçao pas op 1 april 2010 strafbaar is gesteld, terwijl het ten laste gelegde feit op 6 februari 2008 heeft plaatsgevonden.
Gelet op het ontbreken van de toestemming van de bevoegde autoriteiten op Curaçao, kunnen de vruchten van de doorzoeking op 6 februari 2008 van de woning van de verdachte op Curaçao niet worden gebruikt voor het bewijs in de onderhavige zaak. Als bewijs van het tenlastegelegde resteert thans enkel de bekennende verklaring van de verdachte, nu zich in het dossier geen enkel steunbewijs bevindt.
Nu artikel 341, vierde lid, Wetboek van Strafvordering verbiedt het bewijs uitsluitend te baseren op de verklaring van de verdachte, kan naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. F.W.J. den Ottolander en mr. M.F.J.M. de Werd, in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 september 2014.
[...]