ECLI:NL:GHAMS:2014:3979

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2014
Publicatiedatum
29 september 2014
Zaaknummer
23-005152-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkrachting met geweld in Heerhugowaard

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 12 november 2013. De verdachte was aangeklaagd voor verkrachting van een vrouw op 16 juli 2012 in Heerhugowaard. De tenlastelegging omvatte het gebruik van geweld en bedreiging om de aangeefster te dwingen tot seksuele handelingen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 september 2014 heeft de advocaat-generaal de vordering gedaan om de verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden te veroordelen, terwijl de rechtbank eerder 24 maanden had opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster als gedetailleerd en betrouwbaar beoordeeld, ondanks het verweer van de raadsman dat de aangeefster vrijwillig seks had gehad met de verdachte. De aangeefster had op 24 juli 2012 aangifte gedaan van de verkrachting en haar verklaringen werden ondersteund door getuigen en verbalisanten die haar angst en emotionele toestand bevestigden. Het hof oordeelde dat de verdachte de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend had begaan, en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, maar het hof verhoogde de straf tot 30 maanden, waarbij het hof de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer in overweging nam. De aangeefster had langdurige psychische gevolgen ondervonden van de verkrachting, wat het hof als zeer ernstig beschouwde. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, toegewezen tot een bedrag van € 3.000,00, bestaande uit immateriële en materiële schade. Het hof legde ook een betalingsverplichting op aan de verdachte ten behoeve van het slachtoffer, met wettelijke rente.

Uitspraak

parketnummer: 23-005152-13
datum uitspraak: 26 september 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 12 november 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-713012-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 september 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 juli 2012 in de gemeente Heerhugowaard door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis gebracht in de vagina van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte -die [slachtoffer] in de tuin van haar woning heeft vastgepakt en/of -de sleutels van de woning heeft afgepakt en/of de deur van die woning heeft geopend en/of die [slachtoffer] naar binnen heeft getrokken en/of -die [slachtoffer] (stevig) heeft vastgehouden en/of -die [slachtoffer] heeft meegesleept naar de bank en/of op de bank heeft gegooid of geduwd en/of (gedeeltelijk) op die [slachtoffer] is gaan liggen en/of -de broek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Ter terechtzitting gevoerd verweer

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep de betrouwbaarheid van de door aangeefster [slachtoffer] afgelegde verklaring betwist en heeft gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit. De aangeefster heeft vrijwillig seks gehad met de verdachte, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
De aangeefster heeft op 24 juli 2012 aangifte gedaan van een verkrachting gepleegd op 16 juli 2012. De verklaringen van de aangeefster zijn gedetailleerd, niet alleen met betrekking tot datgene wat door de verdachte is gedaan, maar ook met betrekking tot hetgeen door de verdachte is gezegd in de nacht van 15 op 16 juli 2012. De verdachte zelf ontkent overigens niet dat hij seks heeft gehad met de aangeefster, maar ontkent wel dat de aangeefster daarvoor geen toestemming had gegeven en dat daarbij geweld is gebruikt.
Redengevend ter ondersteuning van de aangifte is de waarneming van de angst bij de aangeefster, zoals die in de nacht van 15 op 16 juli 2012 is waargenomen door de getuige [getuige] en door verbalisant [verbalisant]. De getuige heeft verklaard dat de aangeefster haar midden in de nacht overstuur wakker heeft gebeld. De aangeefster schreeuwde en huilde en zei tegen de getuige dat zij was verkracht en dat zij wilde douchen. De getuige, en niet de aangeefster, heeft vervolgens de politie gebeld, waarna de aangeefster huilend en krachteloos bij de getuige thuis kwam. De getuige heeft verklaard dat het net was alsof de aangeefster op een andere wereld was en dat zij voortdurend wilde douchen. Vervolgens is verbalisant [verbalisant] na de melding op 16 juli 2012 om 04:30 uur bij de woning van de getuige gearriveerd, alwaar inmiddels ook de aangeefster was. Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat de aangeefster huilde en nauwelijks kon praten. Het hof acht verder redengevend dat de verdachte op donderdag 19 juli 2012 – daags na het ten laste gelegde feit – een e-mail heeft gestuurd aan de aangeefster waarin hij zijn excuses aanbiedt. De verklaring die de verdachte heeft gegeven voor het sturen van deze mail, te weten het niet kunnen afspreken omdat hij in verband met de Ramadan gasten had, is niet onderbouwd en overigens niet aannemelijk geworden.
Op grond van bovenstaande waarnemingen door de getuige [getuige] en de verbalisant acht het hof de ten laste gelegde verkrachting wettig en overtuigend bewezen. Daarbij acht het hof, anders dan de raadsman, de verklaringen van de aangeefster wel degelijk betrouwbaar. De aangeefster heeft verklaard over het herhaaldelijke lastigvallen door de verdachte, bestaande uit vele telefooncontacten, e-mailberichten en het meermalen in de achtertuin staan bij de woning van de aangeefster. Genoemde gedragingen zijn terug te vinden in het dossier (waarin zich bevinden de resultaten van het uitlezen van de telefoon van de aangeefster, waaruit blijkt dat het door de verdachte gebruikte telefoonnummer vele malen contact heeft gezocht met het telefoonnummer van de aangeefster, zie pagina 85 e.v.), een uitdraai van e-mailcorrespondentie (pagina 114 e.v.) en mutaties afkomstig uit het betreffende politie-systeem (zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 83). De vriendin van de aangeefster heeft verklaard (pagina 36) dat de verdachte een keer bij aangeefster de achtertuin inliep toen de vriendin in het huis van aangeefster aanwezig was en dat de aangeefater toen schrok en een deken over zich heen trok. De vriendin heeft de verdachte toen gezegd dat hij moest ophouden en dat hij gewoon moest bellen als hij haar wilde spreken. De verdachte heeft haar toen gezegd dat de aangeefster de telefoon niet opnam, waarop de vriendin hem toen heeft aangegeven dat de aangeefster hem kennelijk niet wilde spreken. Voorts heeft de vriendin verklaard dat de aangeefster af en toe bij haar sliep omdat zij bang was voor de verdachte.
Het opnemen van contact met de aangeefster door de verdachte is zelfs na 16 juli 2012 doorgegaan, hetgeen ook volgt uit genoemd e-mailbericht van 19 juli 2012 en de aanwezigheid van de verdachte in de achtertuin van de aangeefster op 7 augustus 2012.
Gelet op het bovenstaande verwerpt het hof het verweer van de raadsman.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 juli 2012 in de gemeente Heerhugowaard door geweld en een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis gebracht in de vagina van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld en die feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] in de tuin van haar woning heeft vastgepakt en
- de sleutels van de woning heeft afgepakt en de deur van die woning heeft geopend en die [slachtoffer] naar binnen heeft getrokken en
- die [slachtoffer] stevig heeft vastgehouden en
- die [slachtoffer] heeft meegesleept naar de bank en op de bank heeft gegooid en gedeeltelijk op die [slachtoffer] is gaan liggen en
- de broek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het bewezen verklaarde levert op:
verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in de nacht van 15 op 16 juli 2012 schuldig gemaakt aan de verkrachting van [slachtoffer]. Verkrachting is een zeer ernstig feit en de verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. De verdachte heeft het slachtoffer gedwongen om seksuele handelingen te ondergaan in haar eigen huis, een plaats waar men zich juist veilig zou moeten kunnen voelen. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten hiervan zeer langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden.
Uit een door de aangeefster op schrift gestelde slachtofferverklaring, die zij ter terechtzitting in hoger beroep heeft voorgelezen, blijkt dat de gevolgen nog steeds voortduren. De aangeefster slaapt nog altijd slecht doordat zij zich zeer onveilig voelt en de beelden van de verdachte blijven zich aan haar opdringen. De verdachte heeft het gevoel en het vertrouwen van de aangeefster in mensen ernstig beschadigd. Zij voelt zich nergens meer veilig en op straat is zij schrikkerig en kijkt zij veel om zich heen. De aangeefster is door alle gevolgen in de ziektewet geraakt, is vergeetachtig en kan niet functioneren door het trauma dat zij heeft opgelopen.
Het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (hierna: LOVS) heeft in het kader van een consistent landelijk straftoemetingsbeleid oriëntatiepunten aangegeven waarop de strafoplegging in verkrachtingszaken gebaseerd kan worden. Het hof heeft die oriëntatiepunten gebruikt als uitgangspunt, en ziet in de onderhavige zaak geen aanleiding om af te wijken van die oriëntatiepunten. De verdachte en zijn raadsman hebben geen concrete punten naar voren gebracht die zouden moeten leiden tot afwijking in straf verminderende zin. Verder ziet het hof geen aanleiding om een gedeelte van de op te leggen straf in voorwaardelijke zin op te leggen. Namens het openbaar ministerie zijn daarvoor geen steekhoudende argumenten aangevoerd.
Het hof acht derhalve, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.419,78, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.300,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.000,00. Dit bedrag bestaat voor een bedrag van € 2500,00 uit immateriële schade en voor een bedrag van € 500,00 uit materiële schade, te weten de door de benadeelde partij gemaakte kosten ten behoeve van haar verhuizing. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voor het overige – te weten de door de benadeelde partij gevorderde vergoeding van een verhuisboete en portokosten – is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.000,00 (drieduizend euro) bestaande uit € 500,00 (vijfhonderd euro) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van
€ 3.000,00 (drieduizend euro) bestaande uit € 500,00 (vijfhonderd euro) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. M. Jurgens en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Dudok van Heel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 september 2014.