ECLI:NL:GHAMS:2014:3975

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2014
Publicatiedatum
29 september 2014
Zaaknummer
23-003972-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huiselijk geweld en bedreiging met de dood

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van huiselijk geweld en bedreiging. De tenlastelegging omvatte meerdere incidenten van mishandeling van zijn levensgezel, waaronder het vastpakken en dichtknijpen van de keel, en het bedreigen met de dood. De feiten vonden plaats in Den Helder op 19 mei 2012 en 1 november 2012. Tijdens de zitting op 12 september 2014 heeft het hof de verklaringen van getuigen beoordeeld en geconcludeerd dat deze betrouwbaar waren, ondanks de verdediging van de raadsman die stelde dat de getuigen niet in staat waren de mishandelingen waar te nemen. Het hof heeft de verklaringen van de getuigen als wettig en overtuigend bewijs aangemerkt.

Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en een andere bewezenverklaring en strafoplegging vastgesteld. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken en een taakstraf van zestig uren, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, toegewezen tot een bedrag van € 227,13. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, waaronder het feit dat de verdachte zijn vriendin mishandelde terwijl zij zwanger was. De verdachte had eerder al veroordelingen voor vergelijkbare feiten, wat de ernst van de situatie onderstreept. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden, en heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

parketnummer: 23-003972-13
datum uitspraak: 26 september 2014
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 22 augustus 2013 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 14-217961-12 en 15-074009-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 september 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 14-217961-12:
hij op of omstreeks 19 mei 2012 te Den Helder opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer],
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) bij de nek en/of keel en/of arm(en) heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of (vervolgens) de nek en/of keel heeft dichtgeknepen en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) die [slachtoffer] (tegen/op het raam en/of de bank) heeft geduwd en/of gegooid en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met de (tot vuist gebalde) hand(en) tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heeft getrokken aan de ha(a)r(en) van voornoemde [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) een stoel in de richting van en/of tegen voornoemde [slachtoffer] heeft gegooid,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Zaak met parketnummer 15-074009-13:
hij op of omstreeks 1 november 2012 te Den Helder, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: “kom naar beneden, ik knijp je strot dicht, ik knijp je dood, als je maar voorgoed uit mijn leven bent, daar wil ik wel voor bakken”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Ter terechtzitting gevoerde verweren

De raadsman heeft gesteld dat in de zaak met parketnummer 14-217961-12 de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd omdat die verklaringen onwaarheden bevatten. De raadsman heeft daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat [getuige 1] en [getuige 2] de ten laste gelegde mishandeling niet hebben kunnen waarnemen aangezien de woning van aangeefster zich op de eerste verdieping bevindt en de vermeende handelingen aldus niet vanaf de straat zichtbaar konden zijn.
Het hof overweegt daartoe dat beide getuigen hebben verklaard dat zij bij de woning van het slachtoffer naar binnen konden kijken en (een deel van) de tenlastegelegde handelingen hebben gezien door het raam. Het enkele feit dat het ten laste gelegde zich heeft afgespeeld in een woning op de eerste etage wil niet zeggen dat een en ander niet zichtbaar kan zijn geweest vanaf de straat. Het hof heeft ook voorts geen reden om aan de betrouwbaarheid van beider verklaringen te twijfelen.
Voorts heeft de raadsman gesteld dat in de zaak met parketnummer 15-074009-13 de verklaring van de getuige [getuige 3] onvoldoende betrouwbaar is en derhalve niet voor het bewijs kan worden gebezigd. De raadsman heeft daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat [getuige 3] aanwezig was bij de aangifte en zij kennelijk overleg heeft gepleegd met aangeefster over haar verklaring.
Het hof overweegt daartoe dat het enkele feit dat de getuige bij de aangifte aanwezig is geweest niet maakt dat zij haar verklaring heeft afgestemd op die aangifte en derhalve van onwaarde zou zijn voor het bewijs. De raadsman heeft zijn stelling ook niet concreet onderbouwd in die zin dat daaruit serieuze aanwijzingen volgen dat sprake moet zijn geweest van afstemming.
Het hof verwerpt de verweren van de raadsman.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 14-217961-12 en in de zaak met parketnummer 15-074009-13 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 14-217961-12:
hij op 19 mei 2012 te Den Helder opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [slachtoffer],
- met kracht bij de nek en keel en armen heeft vastgepakt en vervolgens de keel heeft dichtgeknepen en
- die [slachtoffer] tegen het raam heeft geduwd en op de bank heeft gegooid en
- meermalen met de tot vuist gebalde hand tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en
- heeft getrokken aan de haren van voornoemde [slachtoffer],
waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Zaak met parketnummer 15-074009-13:
hij op 1 november 2012 te Den Helder [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: “kom naar beneden, ik knijp je strot dicht, ik knijp je dood, als je maar voorgoed uit mijn leven bent, daar wil ik wel voor bakken”.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 14-217961-12 en in de zaak met parketnummer 15-074009-13 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 14-217961-12 en in de zaak met parketnummer 15-074009-13 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het in de zaak met parketnummer 14-217961-12 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
het in de zaak met parketnummer 15-074009-13 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 14-217961-12 en in de zaak met parketnummer 15-074009-13 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het bij de parketnummers 14-217961-12 en 15-074009-13 ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf voor de duur van 50 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 25 dagen hechtenis met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 227,13 onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het bij de parketnummers 14-217961-12 en 15-074009-13 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zijn vriendin in haar eigen huis mishandeld toen zij 24 weken zwanger was van hun beider kind en heeft haar op een later moment – na beëindiging van de relatie – bedreigd met de dood. Dit zijn zeer ernstige strafbare feiten. De verdachte heeft door aldus te handelen op 19 mei 2012 de lichamelijke integriteit van het zich toen in een kwetsbare positie bevindende slachtoffer in ernstige mate geschonden in haar eigen woonomgeving, een plek waar zij zich veilig moet kunnen voelen. Aldaar werd zij door de verdachte op 1 november 2012 op zeer bedreigende wijze tegemoet getreden. Bovendien blijkt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 september 2014 dat de verdachte eerder ter zake van zowel mishandeling als bedreiging onherroepelijk is veroordeeld. Gelet hierop doet de door de advocaat-generaal gevorderde straf geen recht aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die zijn gepleegd.
Het hof acht derhalve, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf alsmede een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 288,58. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 227,13. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 14-217961-12 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 227,13. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 14-217961-12 en in de zaak met parketnummer 15-074009-13 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 14-217961-12 en in de zaak met parketnummer 15-074009-13 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het in de zaak met parketnummer 14-217961-12 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 227,13 (tweehonderdzevenentwintig euro en dertien cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van
€ 227,13 (tweehonderdzevenentwintig euro en dertien cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. M. Jurgens en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Dudok van Heel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 september 2014.