ECLI:NL:GHAMS:2014:3958

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
25 september 2014
Zaaknummer
200.076.282-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van notaris voor onrechtmatige daad bij onjuiste uitbetaling van woningopbrengst

In deze zaak gaat het om de beroepsaansprakelijkheid van een notaris die in hoger beroep is gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De notaris had een woning verkocht en de netto-opbrengst onjuist verdeeld tussen de verkopers, wat leidde tot een schadeclaim van de erfgenamen van een van de verkopers. De rechtbank oordeelde dat de notaris onrechtmatig had gehandeld door een bedrag van € 90.144,07 te weinig uit te betalen aan de erfgenamen, wat resulteerde in renteschade van € 2.656,17. De notaris betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat er geen causaal verband was tussen zijn handelen en de schade. Het hof oordeelde dat de notaris zijn zorgplicht had geschonden door niet adequaat te handelen bij de uitbetaling van de opbrengst. Het hof concludeerde dat de notaris niet alleen aansprakelijk was voor de schade, maar dat ook de erfgenamen een deel van de schade voor hun rekening moesten nemen, omdat zij op de hoogte waren van de hypothecaire leningen van de andere verkoper. Uiteindelijk werd de schadevergoeding voor de notaris vastgesteld op € 3.471,79, met wettelijke rente vanaf 31 januari 2004. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank voor het overige en veroordeelde de notaris in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.076.282/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam: 424870 / HA ZA 09-1180
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 september 2014
inzake
[appellant]
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. R.V.H. Jonker te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde sub 1],

wonend te [woonplaats],
2. [geïntimeerde sub 2],
wonend te [woonplaats],
3. [geïntimeerde sub 3],
wonend te [woonplaats],
4. [geïntimeerde sub 4],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. K. Spaargaren te [woonplaats].

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna de notaris (appellant) en [geïntimeerden] (geïntimeerden gezamenlijk) genoemd.
De notaris is bij dagvaarding van 19 oktober 2010 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 augustus 2010, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [geïntimeerden] als eisers en de notaris als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
De notaris heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vordering van [geïntimeerden] zal afwijzen, met hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het geding in beide instanties.
[geïntimeerden] hebben geconcludeerd tot bekrachtiging, met veroordeling van de notaris in de kosten van het geding in (zo begrijpt het hof) hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijsaanbiedingen gedaan.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1. t/m 2.16) de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1.
[geïntimeerden] zijn de erfgenamen van [X] ([geïntimeerden] senior).
3.1.2.
[geïntimeerden] senior heeft in 1996 met zijn toenmalige partner [Y] ([Y]) een woning in [woonplaats] gekocht. [geïntimeerden] senior heeft een aandeel van 60% in die woning verkregen, [Y] van 40%. [Y] heeft ter financiering van haar aandeel in die woning een hypothecaire geldlening van € 55.921,33 bij het ABP afgesloten. In het kader daarvan hebben [geïntimeerden] senior en [Y] aan het ABP een recht van eerste hypotheek op de woning verleend. De lening werd geadministreerd bij Obvion.
3.1.3.
[geïntimeerden] senior en [Y] hebben in 2003 hun relatie beëindigd. [Y] heeft toen een andere woning in [woonplaats] gekocht. Ter financiering van de koopprijs heeft zij een overbruggingskrediet van € 92.150,27 afgesloten bij Obvion. In het kader daarvan hebben [geïntimeerden] senior en [Y] op de woning in [woonplaats] een recht van tweede hypotheek verleend.
3.1.4.
De woning in [woonplaats] is voor een bedrag van € 360.000,- verkocht. De koper heeft aan de notaris opdracht gegeven werkzaamheden in het kader van de levering van die woning te verrichten. Op een door de notaris aan [geïntimeerden] senior en [Y] gezonden vragenformulier hebben zij bij de vraag naar hypotheekbanken ingevuld “Obvion” en bij de vraag op welke rekening het door hen te ontvangen bedrag moet worden overgemaakt hebben zij ingevuld “[Y] 40% van te ontvangen bedrag op …247 (Giro), [X] 60% op rek.nr. …352 (Giro). Als adres van [Y] is het adres van haar nieuwe woning in [woonplaats] vermeld, als adres van [geïntimeerden] senior is vermeld “nog niet bekend”.
3.1.5.
Op 12 augustus 2003 heeft Obvion de aflossingsnota met betrekking tot het overbruggingskrediet aan de notaris gestuurd. De begeleidende brief vermeldt [Y] als klant. De aflossingsnota met betrekking tot het overbruggingskrediet is alleen ten name van [Y] gesteld.
3.1.6.
De notaris heeft op de definitieve nota van afrekening voor [geïntimeerden] senior en [Y] eerst onder meer de twee bovengenoemde hypothecaire leningen en de courtage van de makelaar die ten behoeve van [Y] was opgetreden bij de aanschaf van haar nieuwe woning op de koopprijs van de woning in [woonplaats] in mindering gebracht. Van het resterende bedrag heeft hij 60% aan [geïntimeerden] senior betaald en 40% aan [Y]. Het gevolg hiervan is dat [Y], omdat beide hypothecaire leningen alleen door haar, en niet ook door [geïntimeerden] senior, waren afgesloten, € 90.144,07 teveel op haar girorekening betaald heeft gekregen. [Y] heeft vervolgens in augustus 2003 ten minste tweemaal met het kantoor van de notaris gebeld om te vragen of het door haar ontvangen bedrag wel juist was. Deze vraag is door een medewerker van de notaris bevestigend beantwoord. Op 8 november 2003 heeft [geïntimeerde sub 1], zoon van [geïntimeerden] senior, de notaris geschreven en meegedeeld dat hij vermoedt dat de eindafrekening niet juist is en verzocht om een onderhoud met de notaris. Een onderhoud heeft niet plaatsgehad, wel heeft de notaris pagina’s van de twee hypotheekakten aan [geïntimeerde sub 1] gefaxt met daarop als leningnemer vermeld “[Y]”.
3.1.7.
[Y] heeft pas nadat namens [geïntimeerden] senior juridische bijstand was ingeschakeld en ook [geïntimeerde sub 1] zich tot [Y] had gewend, op 9 februari 2004 een bedrag van € 15.000,- en op 18 maart 2004 een bedrag van € 75.000,- aan [geïntimeerden] senior betaald.
3.1.8.
[geïntimeerden] senior heeft een door hem afgesloten overbruggingskrediet pas na de betalingen door [Y] volledig kunnen aflossen.
3.2.
[geïntimeerden] vorderen in deze procedure van de notaris betaling van schade bestaande uit door [geïntimeerden] senior betaalde rente over het overbruggingskrediet voor zijn nieuwe woning en kosten die zijn gemaakt om de schade te beperken en de vordering buiten rechte voldaan te krijgen.
3.3.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de notaris onrechtmatig jegens [geïntimeerden] senior heeft gehandeld door hem een bedrag van € 90.144,07 te weinig uit te betalen en geen pogingen in het werk te stellen de hieruit voor [geïntimeerden] senior voortvloeiende schade ongedaan te maken. De rechtbank heeft de als gevolg daarvan ontstane renteschade begroot op € 2.656,17. De kosten om de schade te beperken en de vordering buiten rechte voldaan te krijgen heeft zij begroot op € 714,- (nota mr. Poll), € 490,88 (nota deurwaarder) en € 3.000,- (50 uren door [geïntimeerde sub 1] verrichte werkzaamheden). Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt de notaris met 23 grieven op.
3.4.
De grieven van de notaris stellen het oordeel van de rechtbank over zijn aansprakelijkheid, over het causaal verband tussen zijn handelen en de schade en over de omvang van de schade ter discussie. Zij strekken derhalve ertoe het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen. Het hof oordeelt als volgt.
3.4.1.
De notaris heeft geen overeenkomst tot het verlenen van diensten met [geïntimeerden] senior (en [Y]) gesloten, maar met de koper van de woning. Aansprakelijkheid van de notaris jegens [geïntimeerden] senior kan dan niet worden gegrond op wanprestatie, maar slechts- zoals [geïntimeerden] ook hebben bepleit - op een jegens hem gepleegde onrechtmatige daad.
3.4.2.
De notaris is gehouden zijn ambt in onafhankelijkheid uit te oefenen en de belangen van alle bij de door hem te verrichten rechtshandelingen betrokken partijen op onpartijdige wijze en met grote zorgvuldigheid te behartigen. Dat brengt mee dat, hoewel de notaris met [geïntimeerden] senior (en [Y]) geen overeenkomst van opdracht heeft gesloten, hij desalniettemin, voor zover zij bij de door de notaris te verrichten rechtshandeling zijn betrokken, ook ten aanzien van hen als een redelijk bekwaam en redelijk handelend notaris heeft te handelen. De beoordeling of de notaris jegens [geïntimeerden] senior onrechtmatig heeft gehandeld dient daarom plaats te vinden aan de hand van deze maatstaf.
3.4.3.
Het gaat in deze zaak om de uitbetaling door de notaris van het aan elk van de verkopers van een woning toekomende bedrag (de netto-opbrengst van de woning). Van een notaris mag in dat kader worden verlangd dat hij pas tot uitbetaling aan de onderscheiden verkopers overgaat nadat hij zich op passende wijze ervan op de hoogte heeft gesteld welk bedrag aan welke verkoper dient te worden betaald. Naar het oordeel van het hof is de notaris hierin tekortgeschoten. De notaris beschikte ten behoeve van de uitbetaling aan [geïntimeerden] senior en [Y] over het bovengenoemde inlichtingenformulier en de informatie van Obvion over de aflossing van de twee bovengenoemde hypothecaire geldleningen ten name van [Y]. Zulks had bij hem vragen dienen op te roepen over de juiste wijze van verdeling van de koopsom. De notaris heeft voorafgaand aan de uitbetaling echter geen gesprek met [geïntimeerden] senior en [Y] gevoerd noch met hen gecorrespondeerd. Nu hij dit heeft nagelaten kan niet worden gezegd dat hij zich op passende wijze ervan op de hoogte heeft gesteld welk bedrag aan [geïntimeerden] senior, respectievelijk aan [Y] toekwam. De kennelijk bij de notaris bestaande overtuiging op het punt van de uitbetaling kon immers niet worden ontleend aan de bij de notaris in bezit zijnde gegevens. De omstandigheden dat op het inlichtingenformulier is vermeld dat [geïntimeerden] senior en [Y] ongehuwd zijn, dat er sprake is van hypothecaire geldleningen, dat zij een verschillend percentage van het uit te betalen bedrag wensten te ontvangen, in samenhang met de vermelding door Obvion dat [Y] cliënt is en dat alleen [Y] een overbruggingskrediet heeft, had voor de notaris aanleiding moeten zijn tot het vragen van nadere inlichtingen. Door dit na te laten en op de gedane wijze tot uitbetaling over te gaan heeft de notaris jegens [geïntimeerden] senior niet de zorgvuldigheid betracht die in de gegeven omstandigheden van hem verlangd mocht worden.
Daar komt bij dat de notaris vervolgens de gelegenheid heeft gehad alsnog spoedig tot een juiste definitieve nota van afrekening voor [geïntimeerden] senior en [Y] te komen doch dit heeft verzuimd. Niet in geschil is immers dat [Y] na de uitbetaling door de notaris tweemaal met diens kantoor belde met de vraag of zij wel het juiste bedrag had gekregen, hetgeen de notaris (alsnog) aanleiding had moeten geven om een toelichting te vragen en nader onderzoek te doen. Dit nalaten moet in de gegeven omstandigheden eveneens als onzorgvuldig worden aangemerkt.
3.4.4.
Het verweer van de notaris dat causaal verband tussen zijn handelen en de schade aan de zijde van [geïntimeerden] senior ontbreekt, althans dat de schade mede is toe te rekenen aan (handelen van) [geïntimeerden] senior beoordeelt het hof als volgt. Zonder voormelde beroepsfout van de notaris zou [geïntimeerden] senior geen schade hebben geleden. Daarmee is sprake van “conditio sine qua non verband” tussen het handelen (nalaten) van de notaris en de schade die aan de zijde van [geïntimeerden] senior is ontstaan. Dat neemt niet weg dat ook aan [geïntimeerden] senior met betrekking tot het ontstaan van de schade enig verwijt valt te maken en er in zoverre grond is om de schade voor een deel voor zijn rekening te laten. [geïntimeerden] senior wist immers dat alleen [Y] schuldenaar van de twee hypothecaire geldleningen was en dat zij deze geldleningen na de verkoop van hun woning diende af te lossen. De twee leningen betreffen tezamen een aanmerkelijk bedrag. Het had [geïntimeerden] senior, gelet op voormelde wetenschap en de hoogte van de geldleningen van [Y], bij ontvangst van de definitieve nota van afrekening van de notaris moeten opvallen dat de notaris hem een te laag bedrag uit de verkoopopbrengst uitbetaalde. Alsdan had [geïntimeerden] senior met de notaris contact kunnen (en moeten) opnemen om hem in te lichten over de geldleningen van (alleen) [Y], zodat de notaris in een vroeg stadium een juiste nota van afrekening had kunnen opstellen en [Y] daarvan mededeling kunnen doen. Nu [geïntimeerden] senior dit alles niet heeft gedaan, is zijn vermogensschade mede een gevolg van zijn eigen handelen (nalaten). In het licht van de ernst van het handelen (nalaten) van de notaris, mede gelet op de bijzondere, wettelijk voorgeschreven, rol die de notaris vervult bij de overdracht van onroerende zaken en het maatschappelijk vertrouwen dat daaruit voortvloeit bepaalt het hof de bijdrage van [geïntimeerden] senior aan die schade op 25%. Dat betekent dat 25% van de door [geïntimeerden] senior geleden vermogensschade voor zijn rekening moet blijven. De door de notaris op dit punt opgeworpen grief slaagt in zoverre.
3.4.5.
Wat betreft de omvang van de schade is niet in geschil dat de renteschade van [geïntimeerden] senior € 2.656,17 bedraagt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2004. Daarvan dient 25% voor rekening van [geïntimeerden] senior te blijven, zodat een bedrag van € 1.992,13 voor rekening van de notaris komt. Wat betreft de overige schade bestaande uit kosten ter beperking van de schade, dan wel kosten om de notaris te bewegen zonder procedure de schade aan [geïntimeerden] senior te vergoeden geldt het volgende. Voor vergoeding van deze schade is vereist dat het redelijk is dat kosten zijn gemaakt en dat de hoogte van de kosten redelijk is. Waar vaststaat dat [geïntimeerden] senior op grond van de door de notaris opgemaakte definitieve eindafrekening een te laag bedrag en [Y] een te hoog bedrag heeft ontvangen en zowel de notaris als [Y] niet aanstonds bereid waren hetzij een juiste afrekening op te stellen en de schade van [geïntimeerden] senior te vergoeden (notaris), hetzij het teveel ontvangen bedrag aan [geïntimeerden] senior te betalen ([Y]), is het redelijk dat [geïntimeerden] senior beroepsmatige rechtsbijstand heeft ingeroepen om dat te bereiken. Aan de nota van mr Poll van € 714,- en de nota van de deurwaarder van € 490,88 liggen werkzaamheden ten grondslag die ten doel hadden van de notaris buiten rechte betaling te krijgen. Het hof ziet geen aanknopingspunten om de omvang van die werkzaamheden of de hoogte van de gevorderde bedragen onredelijk te achten. Ook voor deze schadepost geldt dat 25% voor rekening van [geïntimeerden] senior moet blijven, omdat deze schade mede is veroorzaakt door zijn nalaten als weergegeven in 3.4.4. Dat betekent dat een bedrag van € 903,66 voor rekening van de notaris komt.
Wat betreft de door [geïntimeerde sub 1] verrichte werkzaamheden geldt het volgende. De conclusie van repliek in eerste aanleg en de daarbij gevoegde specificatie vermelden een opsomming van vele uren die door [geïntimeerde sub 1] aan de onderhavige kwestie zijn besteed. In deze procedure is vergoeding gevorderd van een bedrag van € 5.520,-, corresponderend met 92 uren à € 60,- per uur, waarvan de rechtbank een bedrag van € 3.000,- heeft toegewezen. Het gaat in deze zaak om betrekking eenvoudige vorderingen. De hoogte van het door [Y] aan [geïntimeerden] senior terug te betalen bedrag is eenvoudig te berekenen geweest en de grondslag eenvoudig vast te stellen. De hoogte van de door [geïntimeerden] senior geleden renteschade is eveneens betrekkelijk eenvoudig te berekenen geweest en het vaststellen van de grondslag is niet al te complex. Het hof stelt vast dat [geïntimeerde sub 1] in aanvulling op de door mr. Poll en de deurwaarder verrichte werkzaamheden eveneens werkzaamheden heeft verricht bestaande uit het bewegen van [Y] tot terugbetaling en het bewegen van de notaris tot betaling van schade. Het aantal door [geïntimeerde sub 1] bestede uren is echter excessief gelet op de geringe complexiteit van de vorderingen en de al door mr. Poll en de deurwaarder verrichte werkzaamheden. Het hof acht het redelijk dat [geïntimeerde sub 1] naast mr. Poll en de deurwaarder werkzaamheden heeft verricht, in het bijzonder om [Y] tot terugbetaling te bewegen, en dat hem daarvoor een vergoeding toekomt, echter niet hoger dan tot twee punten van het toepasselijk liquidatietarief van de rechtbanken, in dit geval het laagste tarief zijnde € 384,- (per punt) Ook hier geldt dat 25% van deze schade voor rekening van [geïntimeerden] senior moet blijven. Dat betekent dat een bedrag van € 576,- op grond van artikel 6:96 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking komt. De op dit punt door de notaris opgeworpen grief slaagt derhalve gedeeltelijk. In zoverre zal het hof het vonnis van de rechtbank vernietigen en opnieuw recht doen.
3.5.
De 23 grieven van de notaris kunnen voor het overige niet tot een andere beoordeling en beslissing leiden dan die van de rechtbank. Het bestreden vonnis wordt bekrachtigd zij het met inachtneming van het onder 3.4.5. overwogene. De notaris wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in hoger beroep veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarbij de notaris is veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerden] van een bedrag van € 6.861,05;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt de notaris tot betaling aan [geïntimeerden] van een bedrag van € 3.471,79 (drieduizendvierhonderdeenenzeventig euro en negenenzeventig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 januari 2004 tot de dag van algehele voldoening;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt de notaris in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 280,- aan verschotten en € 632,- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell, en P.W.A. van Geloven en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 september 2014.