Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.de vennootschap onder firma
[appellant sub 2]en
[appellant sub 3],
TEXTIELHANDEL EN WONINGINRICHTING [geïntimeerde],
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.Beoordeling
a. [appellant sub 2] & [appellant sub 2] heeft [geïntimeerde] op 10 november 2008 een offerte toegezonden ten behoeve van de renovatie van de winkel- en bedrijfsruimte van [geïntimeerde]. [geïntimeerde] heeft deze offerte niet ondertekend. [appellant sub 2] & [appellant sub 2] heeft in de periode vanaf medio november 2008 tot en met medio maart 2009 werkzaamheden uitgevoerd in genoemde winkel/bedrijfsruimte.
grief III in principaal appelte bespreken. Deze grief heeft betrekking op het door [appellant sub 2] & [appellant sub 2] in rekening gebrachte bedrag voor het (in opdracht van [geïntimeerde]) uitgevoerde sauswerk, dat onderdeel was van het door [appellant sub 2] & [appellant sub 2] aangenomen werk en zij door een derde (huisschilder [huisschilder]) heeft laten uitvoeren.
Het hof stelt vast dat [geïntimeerde] geen duidelijke als zodanig aangeduide grief heeft gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat niet kan worden uitgegaan van de door [geïntimeerde] gestelde afspraak. Ook al zou de terloopse opmerking in de memorie van [geïntimeerde] onder 1.14 wel als zodanig moeten worden aangemerkt, overweegt het hof dat de rechtbank terecht niet heeft aangenomen dat de door [geïntimeerde] gestelde afspraak is gemaakt aangezien, zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, de verwijzing van [geïntimeerde] naar een opstelling van [appellant sub 2] & [appellant sub 2] van 8 april 2009 niet aantoont dat [appellant sub 2] & [appellant sub 2] met een opslag van 10% op de kosten van de schilder als prijs van het sauswerk akkoord is gegaan en de e-mail van [geïntimeerde] van 9 april 2009 dat evenmin bewijst.
grief IV in principaal appelen
grief A in incidenteel appel.
grieven I en II in principaal appelstrekken ten betoge dat de rechtbank het toewijsbare gedeelte van de vordering van [appellant sub 2] & [appellant sub 2] onjuist heeft berekend. [appellant sub 2] & [appellant sub 2] heeft op dit punt het gelijk aan haar zijde. De rechtbank heeft klaarblijkelijk gemeend dat [appellant sub 2] & [appellant sub 2] in dit geding alleen betaling van het sauswerk heeft gevorderd. [appellant sub 2] & [appellant sub 2] heeft echter betaling gevorderd van haar volledige eindfactuur, waarvan niet alleen het sauswerk onderdeel was, verminderd met het daarop door [geïntimeerde] betaalde bedrag. Door het door [geïntimeerde] betaalde bedrag in mindering te brengen op de juist geachte prijs voor het sauswerk, wordt dus niet het door [geïntimeerde] te betalen bedrag verkregen, omdat een aantal posten dan over het hoofd wordt gezien.
(1.757 x € 25) + (1.201 x € 22) = € 70.347,-. Op het overzicht van [appellant sub 2] & [appellant sub 2] komen ook een aantal posten voor die geen sauswerkzaamheden betreffen. Het gaat om de volgende in het overzicht opgenomen posten en bedragen (telkens exclusief btw):
€ 22.377,95 inclusief btwin mindering moet worden gebracht.
€ 1.180,48 inclusief 19% btwin mindering zal moeten worden gebracht.
(ii) naden in de wanden, en
(...) Vervolgens is er een gesprek geweest over het niet uitvoeren van het werk en daar een ‘vergoeding’ tegen over te stellen van € 2.000,00. Het gaat hierbij dus om het herstellen van het plafond aan de voorzijde van de winkel.Wij kunnen akkoord gaan met dit bedrag en verzoeken je om, als jij je hierin ook kunt vinden, dit per ommegaande aan ons te bevestigen.”
Goedendag,
€ 753,27 inclusief btwmoeten worden verlaagd.
grieven B en C in incidenteel appeltevergeefs zijn voorgesteld.
grief V in principaal appelkeert [appellant sub 2] & [appellant sub 2] zich tegen de beslissing van de rechtbank in het (dictum van het) aanvullend vonnis dat de kosten van de door de rechtbank benoemde deskundige wordt vastgesteld op € 2.500,- inclusief btw en dat deze door [appellant sub 2] & [appellant sub 2] voorgeschoten kosten voor haar rekening blijven, nu het - gelet op de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde] - op de weg van [appellant sub 2] & [appellant sub 2] lag om te stellen en te bewijzen dat [geïntimeerde] nog een substantieel bedrag verschuldigd was.
Het hof overweegt dat indien voor de kosten van de deskundige uitsluitend wordt gekeken naar de standpunten van partijen over het geschilpunt waarvoor de rechtbank een deskundige heeft moeten benoemen (de prijs voor het sauswerk), niet gezegd kan worden dat één van beide partijen als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt. [appellant sub 2] & [appellant sub 2] vorderde voor het sauswerk het bedrag van € 70.347,- exclusief btw. [geïntimeerde] stelde zich op het standpunt dat een redelijke prijs voor de sauswerkzaamheden een bedrag van € 35.703,- exclusief btw zou zijn. De rechtbank heeft het redelijk saldo voor sauswerk uiteindelijk vastgesteld op € 51.542,- exclusief btw, dat wil zeggen op een bedrag dat nagenoeg het midden houdt tussen de door partijen genoemde bedragen. Dit rechtvaardigt niet de beslissing de kosten van de deskundige geheel voor [appellant sub 2] & [appellant sub 2] te laten, maar wel dat de partijen ieder voor de helft met de kosten van de deskundige worden belast. De grief slaagt.
grief D in incidenteel appelde beslissing van de rechtbank aan de orde om de proceskosten van partijen te compenseren. Deze grief faalt. De uitkomst van de procedure rechtvaardigt een proceskostencompensatie omdat beide partijen over en weer op onderdelen in het ongelijk zijn gesteld.