Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de wijziging van de kinderalimentatie en de draagkracht van de onderhoudsplichtige. De man, appellant in principaal hoger beroep, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin de alimentatie voor zijn kind is vastgesteld op € 250,- per maand, ingaande op 13 februari 2013. De vrouw, geïntimeerde in principaal hoger beroep, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt om een verhoging van de alimentatie naar € 379,- per maand, met terugwerkende kracht tot 6 maart 2012. De man heeft ook verzocht om de alimentatie voor zijn andere kind op nihil te stellen, wat door de vrouw wordt betwist.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 september 2013, waar beide partijen zijn verschenen met hun advocaten. Het hof heeft vastgesteld dat de man zijn hoger beroep tijdig heeft ingesteld en dat het hof bevoegd is om van de zaak kennis te nemen op basis van de Alimentatieverordening. De man heeft zijn verzoek om wijziging van de alimentatie voor het oudste kind uitgebreid, maar het hof oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen over de woonomstandigheden van het kind.
Het hof heeft de behoefte van het kind vastgesteld op € 250,- per maand, rekening houdend met de draagkracht van de man en de financiële situatie van de vrouw, die onder de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen valt. De man heeft verzocht om rekening te houden met zijn schulden, maar het hof oordeelt dat alleen noodzakelijke lasten in aanmerking komen. De man moet de alimentatie voor het kind met ingang van 6 maart 2012 betalen, en de zaak wordt aangehouden voor verdere beoordeling van de alimentatie na 1 oktober 2013, wanneer de man een wijziging in zijn inkomen verwacht.