ECLI:NL:GHAMS:2014:3875

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2014
Publicatiedatum
18 september 2014
Zaaknummer
200.134.579-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na beëindiging managementovereenkomst met Management BV van partner in adviesbureau

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [X] Holding B.V. en [Y] B.V. over de opzegging van een managementovereenkomst en het ontslag van [X] Holding als bestuurder van [Y]. [X] Holding, vertegenwoordigd door mr. K. Wiersma, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank de primaire vordering van [X] Holding tot vernietiging van de besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van [Y] van 18 mei 2012 en 4 juni 2012 heeft afgewezen. De rechtbank heeft wel een deel van de subsidiaire vordering tot schadevergoeding toegewezen, maar dit was niet naar tevredenheid van [X] Holding.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [Y] B.V. heeft een managementovereenkomst met [X] Holding, waarbij [X] Holding als Algemeen Directeur fungeert. Op 18 mei 2012 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van [Y] besloten om [X] Holding te ontslaan en de managementovereenkomst op te zeggen. [X] Holding heeft deze besluiten betwist en stelt dat de opzegging in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, zoals vereist door het Burgerlijk Wetboek.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de opzegging van de managementovereenkomst niet rechtsgeldig was, omdat deze niet gepaard ging met een rechtsgeldig ontslag als statutair directeur. Het hof heeft de besluiten van de algemene vergadering van 18 mei 2012 vernietigd en [Y] veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan [X] Holding. De schadevergoeding bestaat uit een bedrag van € 306.996,20, te vermeerderen met wettelijke rente, en een voorwaardelijke vordering tot betaling van € 18.000,- voor de managementvergoeding over december 2012.

De uitspraak benadrukt het belang van de redelijkheid en billijkheid in de besluitvorming binnen vennootschappen en de noodzaak om de statutaire bepalingen en aandeelhoudersovereenkomsten in acht te nemen bij het nemen van besluiten die de positie van aandeelhouders en bestuurders raken.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht, Team I
zaaknummer : 200.134.579/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/528303/HA ZA 12-1251
arrest van de meervoudige handelskamer van 16 september 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] Holding B.V.,
gevestigd te Soest,
APPELLANTE,
tevens incidenteel GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. K. Wiersmate Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Y]B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
tevens incidenteel APPELLANTE,
advocaat:
mr. A.C. Siemonste Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna[X] Holding en [Y] genoemd.
[X] Holding is bij dagvaarding van 23 september 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 juli 2013, gewezen tussen[X] Holding als eiseres en [Y] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
[X] Holding heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende op haar in hoger beroep vermeerderde eis,
i.
i) primair:
a. a) te vernietigen het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van [Y] van 18 mei 2012 tot ontslag van[X] Holding en tot gelijktijdige opzegging van de managementovereenkomst;
b) voor recht te verklaren dat het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van 4 juni 2012 nietig is voor zover het strekt tot bekrachtiging van het besluit van 18 mei 2012 dan wel dit besluit te vernietigen voor zover hierbij het besluit tot ontslag van[X] Holding en tot gelijktijdige opzegging van de managementovereenkomst opnieuw is genomen;
c) voor recht te verklaren dat de managementovereenkomst alleen kan worden opgezegd op grond van zwaarwegende redenen genoemd in artikel 4 lid 2 sub a tot en met d, f tot en met k en l van de aandeelhoudersovereenkomst; en
d) [Y] te veroordelen tot betaling van de proceskosten in beide instanties, waaronder begrepen de nakosten, en de wettelijke rente daarover;

ii) subsidiair:

a. a) [Y] te veroordelen tot betaling aan[X] Holding van een bedrag van in totaal € 781.794,- aan schadevergoeding (€ 649.000,- aan gederfde management fee en € 133.794,- aan waardevermindering van de aandelen), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 mei 2012 althans 4 juni 2012;
[Y] heeft in principaal appel geconcludeerd tot ongegrond verklaring van het hoger beroep en in incidenteel appel tot vernietiging van het bestreden vonnis voor zover daarbij een bedrag van € 108.000,- aan managementvergoeding met rente is toegewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd, met beslissing over de proceskosten in beide instanties.[X]
Holding heeft in incidenteel appel geconcludeerd tot afwijzing van het hoger beroep, met beslissing over de proceskosten waaronder begrepen de nakosten, en de wettelijke rente daarover.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 2 april 2014 doen bepleiten door hun advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.14 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. [Y] oefent onder de naam Maes&Lunau een onderneming uit op het gebied van arbeidsbemiddeling (“executive search”). Aandeelhouders in [Y] zijn de praktijkvennootschappen van de vier eigenaren (“partners”), te weten[A], [B], [C] en [X]. De praktijkvennootschappen van de partners zijn ieder directeur van [Y]. [Y] heeft met ieder van de praktijkvennootschappen een managementovereenkomst afgesloten voor onbepaalde tijd, opzegbaar met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden onverminderd het in de wet en statuten bepaalde omtrent schorsing en ontslag van de bestuurder. De partners ontvangen ieder een managementvergoeding van € 216.000,- per jaar. De managementovereenkomst bevat een relatiebeding en een non-concurrentiebeding voor de duur van één jaar.
b. De statuten van [Y] bepalen voor zover in deze zaak van belang:
Bestuur.
Artikel 11.
1. (…)
2. (…)
3. Iedere directeur kan te allen tijde door de algemene vergaderingen worden geschorst of ontslagen.
(…)
Jaarvergadering. Algemene vergaderingen van aandeelhouders.
Artikel 16.
1. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, wordt de jaarvergadering gehouden.
2. (…)
3. Andere algemene vergaderingen worden gehouden zo dikwijls de directie zulks nodig acht.
4. (…)
5. De algemene vergaderingen worden door de directie bijeengeroepen. (…)
6. Bij de oproeping worden de te behandelen onderwerpen vermeld.
7. (…)
8. Zolang in een algemene vergadering het gehele geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd, kunnen geldige besluiten worden genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de door de wet of de statuten gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen niet in acht genomen.
(…)
Artikel 18.
1. (…)
2. (…)
3. (…)
4. De directie heeft als zodanig in de algemene vergadering een raadgevende stem.
(…)
c. De praktijkvennootschappen hebben onderling een aandeelhoudersovereenkomst gesloten, waarin is bepaald dat een aandeelhouder zijn aandelen aan de overige aandeelhouders dient aan te bieden zodra de managementovereenkomst eindigt en voor het overige in een beperkt aantal andere gevallen (waaronder insolventie, arbeidsongeschiktheid en overlijden). De partners zijn eveneens partij bij deze overeenkomst.
d.[X] Holding is de praktijkvennootschap van [X] fungeerde als Algemeen Directeur (Managing Partner) van [Y], naast zijn werkzaamheden als ‘executive search consultant’.[X] Holding ontving daarvoor een additionele vergoeding van € 10.000 per jaar. In november 2011 heeft[X] aangekondigd dat hij terug wilde treden als Algemeen Directeur.
e. Op de aandeelhoudersvergadering van 28 februari 2012 hebben de partners unaniem besloten een rechtstreekse verbinding te maken tussen de managementovereenkomst en de aandeelhoudersovereenkomst, aldus dat (tenzij om fiscale redenen) er geen andere redenen voor opzegging van de managementovereenkomst kunnen zijn dan de opzeggingsgronden voorzien in de aandeelhoudersovereenkomst. De partners hebben op 20 maart 2012 de besluitenlijst ondertekend waarin dit besluit (als besluit 3) is vastgelegd. Dit besluit tot aanpassing van de managementovereenkomsten is uiteindelijk niet (althans niet in mei en juni 2012) geëffectueerd.
f. Op 2 mei 2012 heeft [C] aan[X] persoonlijk een brief overhandigd waarin door de drie overige partners het vertrouwen in[X] werd opgezegd en een aandeelhoudersvergadering werd aangekondigd. Bij de brief was een oproeping gevoegd voor een op 18 mei 2012 te houden aandeelhoudersvergadering van [Y] waarin stond als agendapunt vermeld:
2. het voorgenomen besluit van de aandeelhouders om de managementovereenkomst tussen [Y] B.V. en[X] Holding B.V. op te zeggen, onder gelijktijdig ontslag van[X] Holding B.V. als bestuurder van [Y] B.V.
g. Bij per e-mail aan [Y] verzonden brief van 16 mei 2012 heeft de advocaat van[X] de geldigheid van het bestuursbesluit tot bijeenroeping van de algemene vergadering betwist. [C] heeft vervolgens voor 18 mei 2012, voorafgaande aan de algemene vergadering, een bestuursvergadering uitgeschreven ter bijeenroeping van een volgende algemene vergadering en hij heeft op 16 mei 2012 een uitnodiging voor deze bestuursvergadering aan[X] Holding verzonden.
h.[X] Holding is niet op de bestuursvergadering van 18 mei 2012 verschenen. In deze vergadering hebben de overige partners besloten tot het bijeenroepen op 4 juni 2012 van de jaarvergadering als bedoeld in art. 16 van de statuten ter vaststelling van de jaarrekening en van de winstbestemming, met als extra agendapunt de bekrachtiging van de besluiten van de aandeelhoudersvergadering van 18 mei 2012.
i.[X] Holding is niet op de aandeelhoudersvergadering van 18 mei 2012 verschenen. In deze vergadering hebben de overige aandeelhouders besloten tot ontslag van[X] Holding als bestuurder. [Y] heeft bij brief van 18 mei 2012 aan[X] Holding medegedeeld dat zij met onmiddellijke ingang wordt ontslagen als bestuurder en daarbij tevens de managementovereenkomst opgezegd met in achtneming van een opzegtermijn van zes maanden.
j. Op de aandeelhoudersvergadering van 4 juni 2012 is[X] Holding wel verschenen. In deze vergadering is besloten het ontslagbesluit van[X] Holding
opnieuw te nemen c.q. te bekrachtigen, dit indien en voor zover nodig. Bij brief van 4 juli 2012 heeft [Y], voor zover nog vereist, aan[X] Holding opnieuw ontslag als bestuurder aangezegd en de managementovereenkomst opgezegd.
k.[X] Holding heeft zijn bestuurstaken voor [Y] neergelegd en zijn aandelen in [Y] te koop aangeboden aan de overige aandeelhouders. Er is nog geen overeenstemming over de koopprijs bereikt.[X] is met ingang van ongeveer juli 2013 weer werkzaam als zelfstandig ‘executive search consultant’.
3.2.
[X] Holding heeft [Y] op 16 oktober 2012 gedagvaard en heeft gevorderd – kort gezegd – primair vernietiging van de besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van 18 mei 2012 en van 4 juni 2012 en subsidiair veroordeling van [Y] tot betaling van een bedrag van € 781.794,- met rente aan schadevergoeding en van een bedrag van € 89.996,20 uit hoofde van de rekening-courant, alsmede veroordeling van [Y] tot betaling van een bedrag van € 5.160,- buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft de primaire vordering van[X] Holding afgewezen en de subsidiaire vordering gedeeltelijke toegewezen, te weten tot een bedrag van € 108.000,- aan schadevergoeding en een bedrag van € 89.996,20 uit hoofde van de rekening-courant en heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. Hiertegen komen[X] Holding en [Y] in principaal en incidenteel hoger beroep op.
3.3.
De grieven stellen de volgende geschilpunten aan de orde:
  • kwalificatie van de rechtsverhouding tussen de partners (grief 1);
  • vernietigbaarheid van de besluiten van 18 mei 2012 en van 4 juni 2012 (grieven 2, 3 en 4) en een redelijk belang daarbij;
  • opzegging van de managementovereenkomst (grieven 5, 6 en 7 en incidentele grief 1);
  • schadevergoeding in verband met het ontslag en de opzegging (grieven 8 en 9 en incidentele grieven 2, 3 en 4);
  • compensatie van proceskosten (grief 10 en incidentele grief 5).
De toewijzing van een bedrag van € 89.996,20 uit hoofde van de rekening-courant is in hoger beroep niet in geschil. Deze geschilpunten zullen hierna in een enigszins andere volgorde worden besproken.
Kwalificatie van de rechtsverhouding
3.4.
In hoger beroep zullen de geschilpunten over de geldigheid van de ontslagbesluiten, de (on)regelmatigheid van de opzegging van de managementovereenkomst en de aanspraak op schadevergoeding opnieuw worden beoordeeld. Bij deze beoordeling zal het hof acht slaan op de wijze waarop de partners hun samenwerking binnen [Y] als (middellijk) aandeelhouder en (middellijk) directeur van [Y] daadwerkelijk hebben vormgegeven in de aandeelhoudersovereenkomst, de managementovereenkomst en de statuten van [Y]. Aan rechtsoverweging 4.1 van het bestreden vonnis, waarin de onderlinge verhouding tussen de partners wordt gekwalificeerd als een samenwerkingsverband met het karakter van een maatschap, komt voor het overige geen zelfstandige betekenis toe. Grief 1 faalt bij gebrek aan belang.
Opzegbaarheid managementovereenkomst
3.5.
Bij de brief van 18 mei 2012 heeft [Y] de managementovereenkomst opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden. Bij brief van 4 juni 2012 heeft [Y] de managementovereenkomst voor zover rechtens nog vereist opnieuw opgezegd. Art. 10 lid 2 van die overeenkomst bepaalt:
Ieder der partijen heeft het recht deze overeenkomst door opzegging te beëindigen tegen het einde van een kalendermaand, met inachtneming van een opzegtermijn van 6 (zes) maanden, alles onverminderd het in de wet en statuten bepaalde omtrent schorsing en ontslag van de bestuurder.
3.6.
[X] Holding betoogt dat het niet mogelijk is de managementovereenkomst te beëindigen indien niet tevens sprake is van een rechtsgeldig besluit tot ontslag als statutair directeur en dat hierin haar belang bij vernietiging van de besluiten van 18 mei en 4 juni 2012 is gelegen. Voorts stelt zij (in de toelichting op de
grieven 5 en 6) dat de partners in de aandeelhoudersvergadering van 28 februari 2012 hebben besloten dat de managementovereenkomst nog uitsluitend opzegbaar is in gevallen waarin een partner verplicht is zijn aandelen aan de overige partners aan te bieden als omschreven in art. 4 lid 2 aandeelhoudersovereenkomst. In elk geval dient daarvoor een zwaarwegende grond te bestaan. De opzegging van de managementovereenkomst is uitsluitend gebaseerd op verlies aan vertrouwen in het functioneren van[X]. Dit is niet een van de gevallen van art. 4 lid 2 aandeelhoudersovereenkomst. Er is sprake van een onregelmatige en schadeplichtige opzegging en [Y] is gehouden de daardoor geleden schade aan[X] Holding te vergoeden, aldus[X] Holding.
3.7.
Het besluit van de algemene vergadering van 28 februari 2012 dat (tenzij om fiscale redenen) er geen andere reden voor opzegging van de managementovereenkomst kan zijn dan één van de opzeggingsgronden voorzien in de aandeelhoudersovereenkomst, heeft geen direct externe werking. Dit besluit dient te worden geëffectueerd door aanpassing van de managementovereenkomst tussen [Y] en[X] Holding. Niet in geschil is dat [Y] ook stappen heeft gezet tot uitvoering: opdracht is gegeven aan een notaris om de managementovereenkomst aan te passen en op 18 april 2012 is een eerste concept ontvangen. Uiteindelijk is de wijziging van de opzegbepaling in de managementovereenkomst door [Y] niet doorgezet, althans niet vóór 4 juni 2012. Ten tijde van de opzegging van de managementovereenkomst met[X] Holding bij de brieven van 18 mei en 4 juni 2012 gold tussen partijen derhalve nog art. 10 lid 2 zoals hierboven aangehaald. Bij de toetsing van (het besluit tot) de opzegging van de managementovereenkomst aan de eisen van de redelijkheid en billijkheid kan dit besluit wel een rol spelen: alle partners hebben (op 20 maart 2012) de notulen/besluitenlijst van de algemene vergadering van 28 februari 2012 ondertekend en in zoverre is er dan ook (tevens) sprake van een overeenkomst tussen de partners waaraan [Y] weliswaar niet rechtstreeks is gebonden, maar waarvan [Y] wel geacht kan worden kennis te hebben.
3.8.
De reikwijdte van de opzegbepaling – dat wil zeggen of de managementovereenkomst te allen tijde opzegbaar is of uitsluitend tegelijk met ontslag als statutair directeur, is een vraag van uitleg, aan de hand van de Haviltexmaatstaf. Contractspartijen bij de managementovereenkomst zijn[X] Holding en [Y]. Niet in geschil is dat alle partners via hun praktijkvennootschappen een vergelijkbare managementovereenkomst zijn aangegaan met [Y]. De wijze waarop zij hun samenwerking als aandeelhouders en bestuurders van [Y] hebben vormgegeven brengt mee dat een onlosmakelijk band bestaat tussen de hoedanigheid van aandeelhouder, statutair bestuurder en opdrachtnemer. Partijen hebben dit onder andere tot uitdrukking gebracht in de tekst van art. 10 lid 2 door aan de bevoegdheid tot opzegging toe te voegen
onverminderd het in de wet en de statuten bepaalde omtrent schorsing en ontslag van de bestuurder. Naar het oordeel van het hof is hiermee een verbinding gelegd tussen de hoedanigheid van statutair bestuurder en de contractuele relatie als opdrachtnemer. De wijze waarop de partners in de algemene vergaderingen van 18 mei en 4 juni 2012 de besluitvorming over het ontslag van[X] Holding als bestuurder hebben ingericht, strookt met dit uitgangspunt. In de oproeping van 2 mei 2012 voor de algemene vergadering van 18 mei 2012 is het agendapunt als volgt geformuleerd:
het voorgenomen besluit van de aandeelhouders om de managementovereenkomst tussen [Y] B.V. en[X] Holding B.V. op te zeggen, onder gelijktijdig ontslag van[X] Holding B.V. als bestuurder van [Y] B.V.Ook in de brief van 18 mei 2012 waarbij het besluit aan[X] Holding werd medegedeeld, wordt een koppeling gelegd tussen ontslag als bestuurder en opzegging van de managementovereenkomst. Tegen deze achtergrond dient art. 10 lid 2 aldus te worden uitgelegd dat opzegging van de managementovereenkomst in dit geval niet mogelijk is zonder gelijktijdig ontslag van de opdrachtnemer als statutair directeur.
Redelijk belang
3.9.
Het belang van[X] Holding bij vernietiging van de besluiten van 18 mei en 4 juni 2012 is hiermee gegeven.[X] Holding heeft een redelijke belang bij naleving van de statutaire bepalingen aangaande besluitvorming in de algemene vergadering en van de gedragsnormen die door de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW worden vereist, aangezien zonder geldige besluitvorming in de algemene vergadering de opzegging van de managementovereenkomst geen stand kan houden en daarmee ook de verplichting tot aanbieding van de aandelen in [Y] vervalt.
Geldigheid ontslagbesluiten
3.10.
[X] Holding vordert vernietiging van het besluit van de algemene vergadering van 18 mei 2012 tot ontslag van[X] Holding en tot opzegging van de managementovereenkomst wegens strijd met de door art. 2:8 BW geëiste redelijkheid en billijkheid, art. 2:15 lid 1, aanhef en onder b BW, en stelt daartoe het volgende:
(i) aan het bijeenroepen van de algemene vergadering van 18 mei 2012 is geen overleg binnen de directie vooraf gegaan en het besluit tot bijeenroeping is niet de vrucht van onderling overleg van alle leden van de directie die – na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld – aan het directieoverleg wensten deel te nemen;
(ii) de oproepingsbrief van 2 mei 2012 vermeldt wel als agendapunt ‘opzegging van de managementovereenkomst en ontslag van[X] Holding als bestuurder’ maar noemt niet de ontslaggronden;[X] kon zich hierdoor niet op de algemene vergadering voorbereiden waarin het voorgenomen ontslag aan de orde zou komen.
3.11.
Naar het oordeel van het hof is het besluit tot bijeenroeping van de bijzondere algemene vergadering van 18 mei 2012, teneinde aldaar het voorgenomen ontslag van[X] Holding en de opzegging van de managementovereenkomst aan de orde te stellen, tot stand gekomen in strijd met de redelijkheid en billijkheid die door art. 2:8 BW in de onderlinge verhouding tussen de bestuurders en aandeelhouders van [Y] wordt vereist. [Y] heeft onvoldoende gemotiveerd bestreden dat haar (middellijk) bestuurder [C] op 2 mei 2012 de brief van die datum, met de daarbij gevoegde oproepingsbrief voor de bijzondere algemene vergadering, aan[X] heeft onderhandigd en daarbij heeft medegedeeld dat de andere partners (waaronder hijzelf) de samenwerking met[X] wensten te beëindigen. Ook indien juist zou zijn dat [C] het voorgenomen ontslag bij die gelegenheid aan[X] heeft toegelicht, is daarmee nog niet voldaan aan het vereiste dat het besluit tot bijeenroeping van de algemene vergadering na onderling overleg binnen de directie tot stand is gekomen, waaraan ook[X] Holding kon deelnemen. [Y] heeft evenmin voldoende gemotiveerd bestreden dat op het directieoverleg van 3 mei 2012 (‘partnermeeting’) het voorgenomen ontslag van[X] Holding verder niet inhoudelijk is besproken of toegelicht en dat dit onderwerp ook niet als agendapunt was geagendeerd. Bespreking van het voorgenomen ontslag en de voorgenomen opzegging van de managementovereenkomst hebben voor het eerst in de directievergadering van 18 mei 2012 plaatsgevonden. Toen was de algemene vergadering al uitgeschreven en bijeengeroepen. [Y] voert aan dat tijdig overleg niet tot een ander besluit zou hebben geleid. Hiermee wordt de schending van de uit art. 2:8 BW voortvloeiende zorgvuldigheidsnormen niet weggegenomen. Het besluit van 18 mei 2012 tot ontslag van[X] Holding als bestuurder en tot opzegging van de managementovereenkomst zal worden vernietigd wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door art. 2:8 BW wordt vereist. Grieven 2 en 3 slagen in zoverre.
3.12.
[X] Holding stelt (i) dat het besluit van 4 juni 2012 nietig is voor zover is beoogd met dit besluit het ontslagbesluit van 18 mei 2012 te bekrachtigen dan wel te bevestigen en (ii) dat dit besluit vernietigbaar is op grond van art. 2:15 lid 1, aanhef en onder a en b BW aangezien bij de oproepingsbrief geen agenda voor de algemene vergadering was gevoegd (a-grond) en de redenen voor het ontslag daarbij niet zijn medegedeeld (b-grond).
3.13.
Naar het oordeel van het hof kon het besluit van 18 mei 2012 niet bij nader besluit worden bevestigd aangezien er sprake is van vernietigbaarheid op grond van art. 2:15 lid 1, aanhef en
onder bBW en bevestiging bij een nader besluit als bedoeld in art. 2:15 lid 6 BW dan niet mogelijk is. Voor zover het besluit van 4 juni 2012 een dergelijk bevestiging inhoudt, ontbeert het rechtsgevolg. Van nietigheid van dit besluit is echter geen sprake aangezien dit besluit mede inhoudt dat, voor zover nog nodig, opnieuw wordt besloten tot het ontslag van[X] Holding en tot de opzegging van de managementovereenkomst. Naar het oordeel van het hof moet het[X] Holding op grond van de notulen van de op 18 mei 2012 gehouden bestuursvergadering (die zij in de persoon van[X] ook zelf had bijgewoond) en de afzonderlijke oproepingsbrief redelijkerwijs duidelijk zijn geweest dat op de algemene vergadering van 4 juni 2012 het agendapunt ‘ontslag van[X] Holding als bestuurder en opzegging van de managementovereenkomst’ opnieuw aan de orde zou worden gesteld. Ook de redenen voor het ontslag moeten[X] na het overleg in de bestuursvergadering van 18 mei 2012 voldoende duidelijk zijn geweest.[X] Holding heeft de algemene vergadering van 4 juni 2012 bijgewoond en heeft haar raadgevende stem als bestuurder kunnen uitoefenen. Een grond voor vernietiging van het in die vergadering genomen besluit tot ontslag als bestuurder en tot opzegging van de managementovereenkomst doet zich niet voor. De primaire vordering onder b van[X] Holding zal worden afgewezen. Grief 4 kan derhalve niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden.
Geldigheid opzegging
3.14.
De opzegging van de managementovereenkomst bij brief van 4 juni 2012 is geschied ter uitvoering van het besluit van 4 juni 2012 en heeft rechtsgevolg. Grief 5 faalt. De omstandigheid dat de partners in de algemene vergadering van 28 februari 2012 hebben besloten dat (tenzij om fiscale redenen) er geen andere reden voor opzegging van de managementovereenkomst kan zijn dan één van de opzeggingsgronden voorzien in de aandeelhoudersovereenkomst, leidt niet tot een ander oordeel. Op 4 juni 2012 had dit besluit nog niet geleid tot aanpassing van art. 10 lid 2 managementovereenkomst en bestond de aan [Y] in art. 10 lid 2 toegekende contractuele bevoegdheid tot opzegging nog steeds. Ook de omstandigheid dat de partners de besluitenlijst van deze algemene vergadering op 20 maart 2012 hebben ondertekend leidt nog niet tot wijziging van deze bepaling in een overeenkomst tussen [Y] en[X] Holding. Deze omstandigheid kan wel een rol spelen bij de beoordeling of [Y] op redelijke wijze gebruik heeft gemaakt van haar contractuele bevoegdheid tot opzegging. Grief 6 faalt. De verklaring voor recht als primair onder c gevorderd is niet toewijsbaar.
Schadeplichtigheid en omvang schadevergoeding
3.15.
De afwijzing van de primaire vordering onder b aangaande het besluit van 4 juni 2012 brengt mee dat wordt toegekomen aan de subsidiaire vordering tot schadevergoeding.
3.16.
[Y] heeft in de brief van 4 juni 2012 de managementovereenkomst opnieuw opgezegd zonder daarbij opnieuw de opzegtermijn van zes maanden in acht te nemen (tot 1 januari 2013). Zij neemt het standpunt in dat de brief van 18 mei 2012 tot beëindiging van die overeenkomst heeft geleid na ommekomst van de zes maanden (dus met ingang van 1 december 2012). In zoverre is er sprake van een onregelmatige opzegging. Voor zover [Y] de managementvergoeding over de maand december 2012 (een bedrag van € 18.000) niet heeft uitbetaald, zal zij dit alsnog dienen te doen. Dit onderdeel van de subsidiaire vordering van[X] Holding tot schadevergoeding wegens gederfde managementvergoeding is derhalve toewijsbaar op de wijze als hierna vermeld.
3.17.
Met incidentele grief 2 stelt [Y] de vraag aan de orde in hoeverre daarnaast sprake is van een schadeplichtige opzegging. Ook grief 8 van[X] heeft hierop betrekking. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Hiervoor is overwogen dat partijen (en de overige partners en hun management-bv’s) hebben beoogd een koppeling te leggen tussen de hoedanigheden van aandeelhouder, statutair bestuurder en opdrachtnemer (tezamen aangeduid als de positie van partner), aldus dat opzegging van de managementovereenkomst niet goed denkbaar is zonder ontslag als bestuurder en dat in een dergelijke situatie tevens een aanbiedingsplicht voor de aandelen ontstaat. In het aandeelhoudersbesluit van 28 februari 2012 hebben de partners deze koppeling nog versterkt door te bepalen dat de mogelijkheid van opzegging van de managementovereenkomst wordt beperkt tot gevallen waarin ook de aandeelhoudersovereenkomst opzegbaar is, kort gezegd: uitsluitend indien zich een zwaarwegende grond voor beëindiging van de samenwerking voordoet. Deze samenval van rechtsbetrekkingen en samenloop van belangen brengt mee dat een (meerderheids)besluit van de overige partners tot ontslag van[X] Holding als statutair directeur en tot opzegging van de managementovereenkomst met[X] Holding automatisch ook tot gevolg heeft dat[X] zijn financiële belang in en zijn zeggenschap over de onderneming kwijt raakt. Onder deze omstandigheden komt het bij de beoordeling van de redelijkheid van de opzegging van de managementovereenkomst (een duurovereenkomst) niet alleen aan op de vraag of de in acht genomen opzegtermijn aanvaardbaar is met het oog op het verlies van de inkomsten uit die overeenkomst maar ook met het oog op het daarmee onlosmakelijk verbonden verlies van zijn financiële belang in en zeggenschap over [Y] en over de door [Y] uitgeoefende onderneming. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de posities en rollen als opdrachtnemer en directeur respectievelijk aandeelhouder in [Y] tezamen bezien (als som der delen) een meerwaarde hebben ten opzichte van de afzonderlijke rollen en posities, hetgeen tot uitdrukking komt in de aanduiding van deze gezamenlijke rollen en posities met de term ‘partner’ en voorts in het aandeelhoudersbesluit van 28 februari 2012. Onder deze omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat – in geval van een opzegging waaraan geen zwaarwegende grond ten grondslag is gelegd - een op zich genomen niet onredelijke opzegtermijn van de managementovereenkomst van zes maanden tezamen met een in overeenstemming met de aanbiedingsregeling bepaalde prijs voor de aandelen toch onvoldoende compensatie vormt voor de verdere gevolgen van deze opzegging bestaande in het verlies van de positie van ‘partner’ en de daaraan verbonden zeggenschap over en mede-eigendom van de onderneming.
3.18.
Tegen deze achtergrond acht het hof voldoende termen aanwezig om in het kader van de beoordeling van de redelijkheid van de opzegging van de managementovereenkomst onder ogen te zien of een verdere schadevergoeding passend is ter compensatie van het verlies van de door partijen als duurzaam beoogde positie van ‘partner’. De incidentele grief 2 faalt.
3.19.
Het hof is van oordeel dat in dit geval naast de over de opzegtermijn (dus tot 1 januari 2013) reeds uitbetaalde of nog uit te betalen managementvergoeding aanspraak bestaat op verdere schadevergoeding. Hierbij gaat het om de volgende door[X] Holding aangevoerde en door [Y] onvoldoende gemotiveerd betwiste omstandigheden:
a.[X] is tezamen met de overige partners vanaf 2003 als directeur en (via[X] Holding) als mede-eigenaar (partner) betrokken bij Maes&Lunau (na overname daarvan van de vorige eigenaren);
b.[X] heeft van 2003 tot zijn ontslag op 4 juni 2012 als Managing Partner en Algemeen Directeur gefungeerd;
c. tot zijn aankondiging in november 2011 dat hij wilde terugtreden als Algemeen Directeur bestonden geen klachten over zijn functioneren;
d. op 28 februari 2012 hebben de partners gezamenlijk besloten dat voor opzegging van de managementovereenkomst en de daaruit resulterende verplichting tot aanbieding van de aandelen in [Y] een zwaarwegende grond zou dienen te bestaan, als bedoeld in art. 4 lid 2 aandeelhoudersovereenkomst;
e. aan de uitreiking op 2 mei 2012 van de brief waarin het vertrouwen in[X] werd opgezegd en het ontslag van[X] Holding werd aangekondigd is geen gesprek met de overige partners voorafgegaan waarin aan[X] de mogelijkheid werd geboden zich te verdedigen;
f. aan de opzegging is geen zwaarwegende grond als bedoeld in artikel 4 lid 2 van de aandeelhoudersovereenkomst ten grondslag gelegd;
g. op 14 mei 2012 (nog voordat het directieoverleg en de algemene vergadering van 18 mei 2012 hadden plaatsgevonden) hebben de overige partners het ontslag van[X] aan alle aan Maes&Lunau verbonden consultants en medewerkers medegedeeld en hiermee een onomkeerbare situatie geschapen;
h. de overige partners hebben het relatiebeding en het non-concurrentiebeding (met een duur van één jaar) tegenover[X] gehandhaafd zolang geen overeenstemming over o.a. de beëindiging van de managementovereenkomst en aanbieding van de aandelen was bereikt;
i.[X] heeft - afgezien van in overleg met [Y] gedurende de opzegtermijn nog verrichte werkzaamheden - tot 1 juli 2013 geen werkzaamheden als zelfstandig executive search consultant meer verricht;
j.[X] heeft zijn aandelen inmiddels aan de overige partners aangeboden en tussen partijen is een arbitrage aanhangig of zal een arbitrage aanhangig worden gemaakt over de waarde daarvan.
3.20.
Rekening houdende met alle omstandigheden van het geval acht het hof naast de over de opzegtermijn (dus tot 1 januari 2013 betaalde of nog uit te betalen managementvergoeding) een schadevergoeding gelijk aan de managementvergoeding over één jaar passend, te weten een bedrag van € 216.000,-. Voor een vergoeding van waardeverlies op de aandelen bestaat daarnaast geen aanleiding, waarbij het hof in aanmerking neemt dat aangaande de waarde van de aandelen een afzonderlijke arbitrageprocedure aanhangig is of nog zal worden gemaakt. De grieven 7 en 8 slagen in zoverre en grief 9 faalt. De incidentele grieven 3 en 4 falen.
Compensatie proceskosten
3.21.
Partijen zijn in deze procedure (zowel in eerste aanleg als in hoger beroep) over en weer op een aantal punten in het ongelijk gesteld. De rechtbank heeft de proceskosten terecht gecompenseerd. Ook in hoger beroep zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Grief 10 en in incidentele grief 5 falen.
Slotsom en kosten
3.22.
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd voor zover daarbij het
primairgevorderde volledig is afgewezen. Het besluit van de algemene vergadering van [Y] van 18 mei 2012 zal alsnog worden vernietigd. De primair onder b gevorderde verklaring voor recht dat het besluit van de algemene vergadering van [Y] van 4 juni 2012 nietig is, is niet toewijsbaar, evenals de vordering tot vernietiging van dit besluit. De primair onder c gevorderde verklaring voor recht is niet toewijsbaar. Het vonnis zal voorts worden vernietigd voor zover op de subsidiaire vordering een bedrag van € 198.996,20 (€ 108.000,- aan managementvergoeding en € 89.996,20 als saldo van de rekening-courant) is toegewezen. [Y] zal alsnog worden veroordeeld tot betaling aan[X] Holding van een bedrag van in totaal € 306.996,20 (zijnde € 216.000,- aan schadevergoeding en € 89.996,20 als saldo van de rekening-courant), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2012. Voor zover [Y] de managementvergoeding over december 2012 ten bedrage van € 18.000,- nog niet heeft betaald, zal zij daartoe worden veroordeeld als onderdeel van de gevorderde schadevergoeding, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente.
Dit vonnis zal voor het overige worden bekrachtigd. [Y] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis voor zover daarbij de
primaire vordering onder ais afgewezen en in zoverre opnieuw rechtdoende:
vernietigt het besluit van de algemene vergadering van [Y] van 18 mei 2012 tot ontslag van[X] Holding en tot opzegging van de managementovereenkomst wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW wordt vereist;
vernietigt het bestreden vonnis voor zover daarbij van de
subsidiaire vorderingeen bedrag van in totaal € 198.996,20 is toegewezen ;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [Y] tot betaling aan[X] Holding van een bedrag van € 306.996,20 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2012;
veroordeelt [Y] voorwaardelijk – uitsluitend voor het geval zij de managementvergoeding over december 2012 nog niet heeft betaald - tot betaling aan[X] Holding van een bedrag van € 18.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2012;
bekrachtigt dit vonnis voor het overige;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Oranje, W.J. van den Bergh en P.W.A. van Geloven, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 september 2014.