ECLI:NL:GHAMS:2014:3796

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2014
Publicatiedatum
12 september 2014
Zaaknummer
23-002830-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor het vervoeren van hasj

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte was eerder vrijgesproken van het ten laste gelegde feit van het vervoeren en/of aanwezig hebben van hasj. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1993, in hoger beroep is gegaan tegen deze vrijspraak, maar dat volgens artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering geen hoger beroep openstaat tegen een vrijspraak. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak.

Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gehouden op 2 mei 2013 en 28 augustus 2014. De advocaat-generaal heeft betoogd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, verwijzend naar de aanhouding van de verdachte op 28 april 2011 in een pand te Amsterdam, waar ook hasj werd aangetroffen. De verdediging heeft echter aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen, aangezien zijn aanwezigheid in het pand niet impliceert dat hij ook de beschikking had over de hasj.

Na zorgvuldige overweging heeft het hof geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij het vervoeren van de hasj. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet kan worden veroordeeld voor het onder 1 ten laste gelegde feit, en heeft hem vrijgesproken. Het vonnis van de rechtbank Haarlem is vernietigd voor zover het aan het oordeel van het hof onderworpen was, en het hof heeft opnieuw recht gedaan door de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

parketnummer: 23-002830-12
datum uitspraak: 11 september 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 22 juni 2012 in de strafzaak onder parketnummer 15-973011-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
adres: [adres 1].

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Haarlem vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 mei 2013 en 28 augustus 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover thans in hoger beroep nog aan de orde- ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 28 april 2011 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of (in een woning [adres 2] te Amsterdam) aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van in totaal ongeveer 245,33 kilogram, althans een hoeveelheid (van een materiaal bevattende) hasjish, zijnde hasjish een middel als vermeld op de bij die wet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Het standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De advocaat-generaal heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd. De verdachte is op 28 april 2011 aangetroffen en aangehouden in een pand aan de [adres 2] te Amsterdam, alwaar ook 10 dozen met hasjisj werden aangetroffen. Kort daarvoor is waargenomen dat de bestuurder, met Noord-Afrikaans uiterlijk en ongeveer 20 jaar oud, van een scooter met kenteken [kenteken], welke scooter op naam van verdachte stond, uit een auto ongeveer 10 dozen ter hoogte van perceel [adres 2], een woning heeft binnengedragen.
Verdachte is een dag eerder op dezelfde scooter waargenomen. Naar het oordeel van de advocaat-generaal kan het niet anders zijn dan verdachte op 28 april ook de bestuurder van die scooter met kenteken [kenteken] was.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit de verdachte vrij te spreken van het aan hem onder 1 ten laste gelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de enkele aanwezigheid van de verdachte in het pand aan de [adres 2] te Amsterdam waar de dozen met hasjisj zijn aangetroffen geenszins impliceert dat hij wetenschap had of in enige mate de beschikking en/of zeggenschap had over die dozen.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.

Oordeel van het hof

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof als volgt.
De verdachte is op 28 april 2011 aangetroffen en aangehouden in een pand aan de [adres 2] te Amsterdam, alwaar ook 10 dozen met hasjisj worden aangetroffen. Naar het oordeel van het hof is de daadwerkelijke betrokkenheid van verdachte bij de dozen hasjisj, buiten het aanwezig zijn in een pand waarin de dozen worden aangetroffen, niet gebleken, zodat het loutere feit dat verdachte in die woning verblijft geenszins impliceert dat hij wetenschap had of in enige mate de beschikking en/of zeggenschap had over die dozen. Dat kort daarvoor is waargenomen dat een bestuurder, gekleed in een blauw trainingspak van het merk Adidas, met Noord-Afrikaans uiterlijk, zwart krullend haar en ongeveer 20 jaar, van een scooter, welke scooter op naam van verdachte stond, ongeveer tien dozen een woning ter hoogte van perceel [adres 2] heeft binnengedragen, waarna de bestuurder is vertrokken, maakt dit niet anders, nu naar het oordeel van het hof hieraan niet de conclusie kan worden verbonden dat het de verdachte is geweest die dat moment die scooter heeft bestuurd en de dozen de woning heeft binnengedragen.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de inhoud van het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor een veroordeling van de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. P.A.M. Hoek en mr. D.C. van Reekum, in tegenwoordigheid van
mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 september 2014.
Mr. D.C. van Reekum is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]
.