In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van diefstal van een grote hoeveelheid flessen parfum, waaronder merken als Chanel, Amouage en Tom Ford, op 31 juli 2013 te Schiphol. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte handelde met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De tenlastelegging werd door het hof als wettig en overtuigend bewezen verklaard, waarbij het hof oordeelde dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de diefstal en slechts een ondergeschikte rol had gespeeld, maar het hof verwierp deze stelling. Het hof oordeelde dat de verdachte zich samen met de medeverdachte naar de luchthaven had begeven met de intentie om parfum te stelen, en dat hij actief deelnam aan de uitvoering van het delict. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een gevangenisstraf van zes weken op, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor diefstal. De op te leggen straf was gebaseerd op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.