Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klaagster op 23 april 2014 een beroepschrift ingediend tegen een beslissing van de kamer voor het notariaat in 's-Hertogenbosch, die op 17 maart 2014 haar klacht tegen de notaris ongegrond had verklaard. De notaris heeft een verweerschrift ingediend, maar is niet verschenen op de zitting van het hof op 24 juli 2014. Het hof heeft de stukken van het geding bestudeerd en zich gebogen over de ontvankelijkheid van klaagster in het hoger beroep.
Het hof oordeelt dat klaagster niet tijdig beroep heeft ingesteld. Volgens artikel 107 lid 1 van de Wet op het notarisambt diende het hoger beroep binnen dertig dagen na verzending van de beslissing van de kamer te worden ingesteld. De termijn eindigde op 17 april 2014, maar het beroepschrift is pas op 23 april 2014 ingediend. Klaagster heeft aangevoerd dat zij dacht dat de termijn van dertig dagen in werkdagen gold en dat zij in afwachting was van het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg. Het hof oordeelt echter dat deze omstandigheden niet als bijzonder kunnen worden aangemerkt en dat klaagster verantwoordelijk is voor de termijnoverschrijding.
Daarom verklaart het hof klaagster niet-ontvankelijk in haar hoger beroep. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 9 september 2014 door de rolraadsheer, en is genomen door de rechters W.J.J. Los, C.H.M. van Altena en C.P. Boodt.