ECLI:NL:GHAMS:2014:3713
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.V.T. de Bie
- R.G. Kemmers
- J.A. van Keulen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling rechtsmacht Nederlandse rechter in alimentatiegeschil met internationale elementen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtsmacht van de Nederlandse rechter in een alimentatiegeschil. De appellant, een man, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 22 mei 2013, waarin hij niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoeken met betrekking tot de alimentatie voor zijn zoon. De man en de vrouw zijn in 1993 in Jeruzalem getrouwd en hebben een zoon, die in Nederland is geboren. De vrouw en de zoon wonen sinds 1994 niet meer in Nederland. De man heeft de Nederlandse nationaliteit en is in 2010 in gebreke gebleven met de betaling van alimentatie, wat heeft geleid tot een aanzienlijke achterstand.
Tijdens de zitting op 6 maart 2014 is de man verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de vrouw en de zoon niet verschenen. Het hof heeft ambtshalve de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld aan de hand van de Verordening (EG) nr. 4/2009. Het hof concludeert dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft op basis van artikel 3 van de verordening, omdat de vrouw en de zoon geen gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Het hof onderzoekt vervolgens of er andere gronden zijn voor rechtsmacht, zoals artikel 6 en artikel 7 van de verordening.
Het hof oordeelt dat de man, die in Nederland woont, een beroep kan doen op artikel 7 van de verordening, mits hij kan aantonen dat het voor hem onmogelijk is om een procedure in Israël aanhangig te maken. Het hof heeft de man de gelegenheid gegeven om binnen drie maanden schriftelijke stukken over te leggen ter onderbouwing van zijn stellingen. De beslissing is aangehouden totdat de man deze stukken heeft ingediend. De uitspraak benadrukt de complexiteit van internationale alimentatiegeschillen en de noodzaak voor de rechter om de rechtsmacht zorgvuldig te beoordelen.