“
VASTSTELLING GEWIJZIGDE STATUTEN
(...)
– dat het R.C. Maagdenhuis (...) van ouds is een zelfstandige instelling, gesticht en bestuurd door Rooms Katholieken, met een kapitaal, bijeengebracht door Rooms Katholieken en met een werkzaamheid op Rooms Katholieke grondslag;
– dat de zelfstandigheid onder meer hieruit blijkt:
a. dat coöptatie als systeem voor het benoemen van bestuursleden ononderbroken heeft gegolden;
b. dat het bestuur zijn taak, inclusief beheer van en beschikking over het vermogen, alsook besteden van de inkomsten, in volledige zelfstandigheid heeft uitgeoefend;
– dat degene, aan wie iets is toevertrouwd, daarover ter verantwoording kan worden geroepen, opdat in geval van gebleken wanbeleid kan worden ingegrepen;
– dat op die grond het bestuur het steeds wenselijk heeft geacht, hetgeen ook verwezenlijkt werd, een zekere formele bevoegdheid van de apostolische vicaris en na het herstel van de Bisschoppelijke hiërarchie in Nederland, van de Bisschop van Haarlem, te erkennen en deze hem toe te kennen;
– dat de aldus toegekende bevoegdheid er niet was tot aantasting van de zelfstandigheid van het R.C. Maagdenhuis, maar het karakter had van een dienst van de zijde van de Bisschop van Haarlem, met als consequentie daarvan de mogelijkheid tot ingrijpen, indien daartoe objectief gezien, wegens wanbeleid, een dringende reden zou zijn;
– dat het bestuur deze van ouds bestaande situatie wenst voort te zetten en dat de Bisschop van Haarlem bereid blijft tot de vermelde dienst;
– dat in de vanaf het jaar negentienhonderdtien bekende reglementen en statuten voor de Bisschop van Haarlem een naar de letter ruime, zelfstandig door hem uit te oefenen bevoegdheid is opgenomen, ruimer dan overeenkomstig het bovenstaande is bedoeld;
– dat deze ruimere bevoegdheid nimmer in praktijk is gebracht;
– dat immers feitelijk het systeem van coöptatie is blijven gelden, waardoor het bestuur benoemt en de Bisschop van Haarlem bekrachtigt, terwijl de verantwoording, anders dan bedoeld, in feite zelfs wel achterwege bleef;
– dat inmiddels het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie (...) het recht van Rooms Katholieke leken, om instellingen van ‘barmhartigheid en liefde’ op te richten en te leiden, heeft erkend;
– dat derhalve de letter van de statuten dient te worden verstaan aldus, dat door een op het bestuur drukkende verantwoordingsplicht, zover gaande als voor de Bisschop van Haarlem nodig is om zijn toetsingsrecht te kunnen uitoefenen aan hem wordt toegekend een in objectiviteit te hanteren marginaal toetsingsrecht en wel om in de samenstelling van het bestuur in te grijpen, voorzover daartoe naar objectief oordeel wegens wanbeleid een dringende reden zou bestaan;
– dat tot het waarborgen van objectiviteit, bij ontbreken van een daartoe bevoegde kerkelijke rechter in de Nederlandse Rooms Katholieke Kerkprovincie, het oordeel van de burgerlijke rechter dient te kunnen worden ingeroepen bij meningsverschil over de vraag, of de Bisschop van Haarlem terecht van zijn marginaal toetsingsrecht gebruik heeft gemaakt;
– dat het gewenst is gebleken de huidige statuten, met inachtneming van de vorengemelde overwegingen, aan de bestaande situatie aan te passen;
(...)
– dat voor deze statutenwijziging de goedkeuring werd verkregen van de Bisschop van Haarlem (...)
Artikel 1
1. De stichting draagt de naam: STICHTING HET ROOMSCH CATHOLIJK MAAGDENHUIS.
2. Zij is gevestigd te Amsterdam.
3. De stichting is een instelling van de Rooms Katholieke Kerk in de zin van canon 100 paragraaf 1 van de Codex Iuris Canonici en van artikel VII van het Reglement voor het Rooms Katholieke Kerkgenootschap in Nederland en bezit als zelfstandig onderdeel volgens het kerkelijk recht rechtspersoonlijkheid, welke ingevolge artikel 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig is erkend naar Nederlands recht.
Doel
Artikel 2
1. De stichting heeft ten doel:
a. in de eerste plaats steun te verlenen aan Rooms Katholieke ouderzorg missende of tekortkomende kinderen, bij voorkeur uit Amsterdam, zo nodig ook na hun minderjarigheid en aan initiatieven op het gebied van de Rooms Katholieke jeugdzorg:
b. voorts huisvesting, verzorging en verpleging te verlenen aan naar het oordeel van het bestuur andere daarvoor in aanmerking komende personen – bij voorkeur bejaarden – zulks eveneens op Rooms Katholieke grondslag, zomede het steunen van initiatieven op dit gebied.
(...)
Artikel 3
(...)
3. Leden van het bestuur kunnen slechts zij zijn, die de bestuurszaken binnen de stichting op de grondslag van de Rooms Katholieke levenshouding zullen behartigen.
4. De bestuursleden worden door het bestuur zelf benoemd. Elke benoeming wordt ter bekrachtiging door de Bisschop aan hem voorgelegd.
(...)
5. Het bestuurslidmaatschap eindigt:
(...)
d. na verlening van ongevraagd ontslag door de Bisschop op een door deze te bepalen datum.
6. Een ongevraagd ontslag kan door de Bisschop worden verleend uitsluitend indien daartoe naar objectief oordeel in een bepaald geval wegens wanbeleid een dringende reden zou bestaan. Bij meningsverschil met het bestuur over de vraag of de Bisschop in een bepaald geval terecht van zijn marginaal toetsingsrecht gebruik heeft gemaakt, zal op daartoe door de meest gerede partij gedaan verzoek, door de burgerlijke rechter worden beslist.
(...)
8. Indien door welke oorzaak ook geen enkel bestuurslid meer in funktie mocht zijn, behoort aan de Bisschop het recht een nieuw bestuur aan te stellen. Intussen gaat onmiddellijk vanaf het ogenblik van het ontbreken van alle bestuursleden het gehele bestuur tijdelijk op de Bisschop over, die alle funkties, bevoegdheden en rechten van het bestuur uitoefent, totdat een nieuw bestuur zal zijn aangesteld.
(...)
Artikel 11
1. Een besluit tot wijziging van de statuten of tot ontbinding van de stichting kan slechts worden genomen met een meerderheid van twee/derde der geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarin alle bestuursleden aanwezig zijn.
(...)
4. Een besluit als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt niet van kracht dan na schriftelijke goedkeuring door de Bisschop.
(...)”
“– dat
Het Roomsch Catholijk Maagdenhuiseen publiekrechtelijke kerkelijke rechtspersoon is, zoals dat volgt uit art. 1 lid 3 van de (...) statuten (...) en het op deze rechtspersoon toepasselijk canoniek recht;
– dat op grond van art. 2:2 van het Burgerlijk Wetboek
Het Roomsch Catholijk Maagdenhuistevens een zelfstandig onderdeel van het R.K. kerkgenootschap is;
(...)
– dat volgens art. 3 lid 4 van de Statuten bestuursleden door het bestuur worden benoemd en elke benoeming aan mij ter bekrachtiging wordt voorgelegd;
– dat de benoeming van degenen die thans feitelijk
Het Roomsch Catholijk Maagdenhuis besturen, niet aan mij ter bekrachtiging is voorgelegd noch door mij is bekrachtigd;
– dat deze benoemingen niet rechtsgeldig zijn (...);
– dat er sinds 2009 verschillende pogingen zijn gedaan om in goed overleg de ontstane situatie minnelijk op te lossen, maar dat deze pogingen helaas niet zijn geslaagd;
– dat geconstateerd is dat de personen die thans feitelijk
Het Roomsch Catholijk Maagdenhuisbesturen het eigen kerkrechtelijk karakter van de instelling, met alle daaraan voor bestuurders, instelling en diocesane bisschop verbonden rechten en plichten, niet erkennen;
– dat het canoniek recht mij de verplichting oplegt kerkelijke instellingen te visiteren, over het beheer van de goederen te waken en ervoor te zorgen dat alle apostolaatswerken onder mijn leiding gecoördineerd worden (...)
– dat op mij de taak rust de Stichting tijdelijk te besturen wanneer door welke oorzaak ook geen enkel bestuurslid in functie is en te voorzien in de aanstelling van een nieuw bestuur (Statuten art. 3 lid 8);
– dat hierna te benoemen personen aangegeven hebben bereid te zijn het bestuursambt te aanvaarden;
besluit