Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1],2.[appellant sub 2],
1.Het geding in hoger beroep
grief 1en
grief 2.
Grief 1 richt zich tegen r.o. 2.1 en grief 2 tegen r.o. 2.2 van het vonnis. Op deze grieven zal het hof (hierna sub 3) ingaan bij de bespreking van de grieven. Voor het overige zijn de vastgestelde feiten niet in geschil en dienen zij ook het hof als uitgangspunt.
“Vastgoed PRO-KOOPAKTE t.b.v. consumentenkoop”.
Voor zover in hoger beroep van belang, is in voormelde “
Koopakte” het hiernavolgende vermeld: “
… hebben op 27-02-2012 mondelinge overeenstemming bereikt en als gevolg daarvan komen overeen dat verkoper verkoopt aan koper, die van verkoper koopt: … het woonhuis … staande en gelegen te[adres] … voor de prijs van € 390.000,-- kosten koper …
Aanvulling op de koopovereenkomst van [adres]” waarin, voor zover in hoger beroep van belang, onder meer het volgende is vermeld: “
Aanvulling op koopakte van de woning aan [adres] d.d. 27-02-2012. Art. 6.1.d.1 inzake de ontbindende voorwaarden. Koper kan deze overeenkomst ontbinden als op27 november 2012de woning aan [adres] niet definitief verkocht is, evenwel met inachtneming van het in lid 2 bepaalde (onherroepelijk maken koop)”.2.2.3 Art. 13 van de Koopakte uit maart 2012 bepaalt, voor zover thans van belang, het hiernavolgende: “
Indien één der partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen na die ingebrekestelling nalatig blijft in de nakoming van zijn uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen zal deze overeenkomst van rechtswege zonder rechterlijke tussenkomst ontbonden zijn, tenzij de wederpartij alsnog van de nalatige partij uitvoering van de overeenkomst verlangt. In beide gevallen zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete verbeuren van 10% van de koopsom, met een minimum van€ 5.000,--, onverminderd het recht op verdere schadevergoedingen en vergoeding van kosten van verhaal, waaronder begrepen de kosten van rechtskundige bijstand”.
biedingen vanaf € 250.000,--“.
€ 250.000,-- kosten koper geboden.
wij gaan niet akkoord met het bod: met vriendelijke groet fam. [appellanten]”.
“Hierbij stel ik u schriftelijk in kennis tot het verzoek van ontbinding van de koopakte van [adres], zoals is afgesproken in het contract”.
Biedingen vanaf € 250.000,--” waaraan het bod van [geïntimeerde] ter hoogte van € 250.000,-- volgens de rechtbank voldeed, had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van [appellanten] gelegen om op z’n minst een tegenbod te doen of [geïntimeerde] te vragen een hoger bod te doen, teneinde de deur naar onderhandeling open te zetten. Ook indien zou komen vast te staan dat [appellanten] hun makelaar hebben gevraagd om over te brengen dat [appellanten] een hoger bod van [geïntimeerde] wensten, kunnen [appellanten] dit naar het oordeel van de rechtbank [geïntimeerde] niet met succes tegenwerpen, nu [geïntimeerde] onbetwist heeft gesteld dat de makelaar van [appellanten] haar niet heeft gevraagd om een hoger bod te doen. Voor zover de makelaar van [appellanten] in dit kader iets heeft nagelaten, komt dit naar het oordeel van de rechtbank voor rekening van [appellanten] nu deze hun makelaar is.
1 tot en met 3strekken, tot de kern teruggebracht, ten betoge dat de rechtbank heeft miskend dat de koopovereenkomst van maart 2012 (en in ieder geval de aanvullende koopovereenkomst van 26 april 2012) niet een ontbindende voorwaarde bevat, maar een opschortende voorwaarde, inhoudende dat “
[appellanten] pas hadden gekocht in het geval ze zelf hun eigen woning uiterlijk op 27 november 2012 definitief hadden verkocht”(appeldagvaarding, pag. 9). Zulks brengt, aldus betogen [appellanten], mee dat de werking van de verbintenis eerst aanvangt met het plaatsvinden van de gebeurtenis (in casu door partijen omschreven als de definitieve verkoop van de woning van [appellanten]). Gevolg hiervan is, aldus [appellanten], dat ook de boetebepaling van art. 13 van de koopovereenkomst eerst werking heeft c.q. van kracht is indien de woning van [appellanten] definitief zou zijn verkocht, hetgeen niet is geschied.
grieven 1-3falen derhalve.
grieven 4 en 5die zich voor gezamenlijke bespreking lenen nu zij, tot de kern teruggebracht, ten betoge strekken dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat op [appellanten] een inspanningsverbintenis rustte die meer omvatte dan het (enkel) te koop aanbieden van hun woning, dat [appellanten] aan de wel op hen rustende inspanningsverbintenis hebben voldaan en dat, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, niet valt in te zien waarom het feit dat de makelaar ([A]) heeft nagelaten namens [appellanten] aan [geïntimeerde] over te brengen dat [appellanten] een hoger bod van [geïntimeerde] verlangden, dit voor rekening van [appellanten] dient te komen.
Koper heeft een inspanningsverplichting en dient al het redelijk mogelijke te doen teneinde tot de verkoop van de woning te geraken en zal de woning te koop aanbieden”. Mede gelet op de tekst van deze bepaling brengt naar het oordeel van het hof een redelijke uitleg daarvan mede – [appellanten] hebben in deze geen (relevante) feiten en omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel nopen – dat op [appellanten] een inspanningsverplichting rustte om, kort gezegd, al hetgeen redelijkerwijs van hen kon worden gevergd te doen om tot verkoop van hun woning te geraken, vóór 27 november 2012.
grieven 4 en 5falen derhalve.
grieven 6 en 7lenen zich voor gezamenlijke behandeling nu zij zich, tot de kern teruggebracht, richten tegen het oordeel van de rechtbank in r.o. 4.12 van het vonnis dat, kort gezegd, matiging van de contractuele boete ad. € 39.000,-- niet aan de orde is. In deze stelt het hof voorop dat de Hoge Raad in het arrest van 13 juli 2012 LJN BW 4986 betreffende een verzoek tot matiging van een contractuele boete bij een koopovereenkomst tussen “particulieren” betreffende een woning het volgende heeft overwogen: “
Ingevolge art. 6:94 lid 1 BW kan een bedongen boete door de rechter op verzoek van de schuldenaar worden gematigd indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Zoals ook het hof heeft onderkend, noopt deze maatstaf de rechter tot terughoudendheid. In genoemd arrest van 27 april 2007 (toevoeging hof: het arrest van de Hoge Raad inzake Infrahof/Bart Smit)
is dit aldus verwoord dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, waarbij niet alleen zal moeten worden gelet op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. De omstandigheden van het geval zijn uiteindelijk beslissend, en niets verhindert de rechter in dat verband gewicht toe te kennen aan de hoedanigheid van partijen. Van de door het middel gesignaleerde onvolledigheid is dan ook geen sprake. Voor zover het middel een verfijning verdedigt in die zin dat de rechter in een geval als het onderhavige – koop en verkoop van een woning tussen particulieren – minder terughoudend behoeft te zijn bij de uitoefening van zijn bevoegdheid tot matiging, is het eveneens tevergeefs voorgesteld. Voor een zodanige, ongewenste, nuancering bestaat geen grond”.
grieven 6 en 7falen derhalve.