Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
gevestigd te Amsterdam,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 17 december 2013, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 augustus 2014 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen de besloten vennootschap Capital Group B.V. en de geïntimeerde. De zaak betreft de huurprijsindexatie en de vraag of de verhuurster, Capital, recht heeft op bepaalde buitengerechtelijke kosten. Het hof heeft vastgesteld dat de huurder, [geïntimeerde], niet in bewijs is geslaagd voor zijn stelling dat hij tijdig op de hoogte zou worden gesteld van huurverhogingen, wat essentieel was voor zijn onderhuurders. De getuigenverklaringen van [geïntimeerde], zijn vader en een derde getuige werden in overweging genomen, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor bindende afspraken over de aanzegging van huurverhogingen.
Daarnaast heeft Capital bezwaar gemaakt tegen de memorie na enquête van [geïntimeerde], maar het hof heeft dit bezwaar gepasseerd. Het hof heeft ook geoordeeld dat de kantonrechter ten onrechte de vordering van Capital met betrekking tot buitengerechtelijke kosten en vertragingsrente heeft afgewezen. De vorderingen van Capital in hoger beroep zijn gedeeltelijk toegewezen, maar het hof heeft Capital wel in de gelegenheid gesteld om een gewijzigde berekening van haar vorderingen in het geding te brengen. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen voor verdere behandeling, waarbij [geïntimeerde] ook de mogelijkheid heeft om te reageren op de herberekening van Capital.
Het hof heeft de beslissing aangehouden en verdere stappen in de procedure uitgesteld, waarbij de rol van 23 september 2014 is vastgesteld voor het inbrengen van de herberekening door Capital.