Onverkort en volledig van kracht is tevens de eerder overeengekomen concurrentiebeding voor de onderhavige functie.
Ten slotte is tussen partijen op 30 december 2011 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen partijen gesloten die onder meer inhoudt:
8.4. Onverkort en volledig van kracht is tevens de eerder overeengekomen concurrentiebeding voor de onderhavige functie.
De arbeidsovereenkomsten en het addendum zijn op schrift gesteld en telkens door [appellant] ondertekend. Gelet daarop en gelet op de inhoud van voormelde bepalingen is geen andere conclusie mogelijk dan dat het concurrentiebeding zoals dat luidde in de eerste arbeidsovereenkomst in de opvolgende arbeidsovereenkomsten telkens opnieuw tussen partijen is overeengekomen en dat daarbij aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan, ook indien zou moeten worden aangenomen dat door het prestatiebeding in de tweede arbeidsovereenkomst de functie van [appellant] was verzwaard.
2.4.3.2 Allereerst geldt in de regel dat van vernietiging van een concurrentiebeding in een kort geding procedure geen sprake kan zijn. Daarvoor dient een bodemprocedure. Voor zover [appellant] heeft bedoeld te vorderen het beding (voorlopig) buiten toepassing te laten is de vraag te beantwoorden of voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat [appellant] door het beding in verhouding tot het te beschermen belang van [geïntimeerde]onbillijk wordt benadeeld en op die grond het beding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen. [appellant] heeft niet onderbouwd waarom hij in verhouding tot de belangen van [geïntimeerde]onbillijk wordt benadeeld door het beding. Hij heeft weliswaar naar voren gebracht dat hij te goeder trouw bij [Y] B.V. aan de slag is gegaan, geen oneerlijke concurrentie heeft gepleegd, noch misbruik van kennis heeft gemaakt of zich ongunstig heeft uitgelaten over [geïntimeerde], maar voert niet aan welke belangen hij erbij had juist in de vestiging van zijn werkgever bij [Y] B.V. werkzaam te zijn en niet elders. Daartegenover staan de door [geïntimeerde]bij gelegenheid van het pleidooi in eerste aanleg naar voren gebrachte belangen van deze, kort gezegd het voorkomen van een voorsprong van een concurrent bij de aan de orde zijnde overstap van [appellant], welke belangen door [appellant] onvoldoende zijn betwist. Dit leidt voorshands tot de slotsom dat er geen grond is het concurrentiebeding buiten toepassing te laten.
2.4.3.3 Ingevolge art 6:94 lid 1 BW kan een bedongen boete door de rechter op verzoek van de schuldenaar worden gematigd indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Deze maatstaf noopt de rechter tot terughoudendheid. De rechter mag pas van zijn matigingsbevoegdheid gebruik maken als de toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarmee onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij dient niet slechts te worden gelet op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. Voor wat betreft die aspecten stelt het hof bij de beoordeling van het onderhavige boetebeding voorop dat het een gebruikelijk beding is als aanvulling op een concurrentiebeding. Het bevat een prikkel tot nakoming van het concurrentiebeding ten behoeve van de gerechtvaardigde belangen van een werkgever. In zoverre draagt het naar zijn aard bij aan het voorkomen van oneerlijke concurrentie. Voorts stelt het hof vast dat het onderhavige beding uitsluitend van toepassing is op een - als zwaarwegend te kwalificeren - verzuim dat betrekking heeft op benadeling van een (voormalige) werkgever. Bij het antwoord op de vraag of de hoogte van de contractueel bedongen boete ten opzichte van de door [geïntimeerde]werkelijk geleden schade buitensporig is, is het volgende van belang. De hoogte van de boete bedraagt rondom de (ruim) 2 bruto maandsalarissen van [appellant]. [geïntimeerde]heeft naar voren gebracht dat hij ten behoeve van het opstarten van de ‘in house’ vestiging heeft moeten investeren en daarvoor een lening heeft afgesloten van € 20.000,- welke investering mede door de overstap van [appellant] niet kon worden terugverdiend. Alles overziend kan voorshands niet worden gezegd dat de bedongen boete buitensporig is. Het bovenstaande brengt naar 's hofs voorlopig oordeel mede dat het onderhavige beding in beginsel niet voor matiging vatbaar is.
Ad d.
2.4.4 De vraag of en in hoeverre het geheimhoudingsbeding is overtreden vergt, gelet op de gemotiveerde betwisting van [appellant] dat daarvan sprake, is nader feitenonderzoek waarvoor in dit kort geding geen plaats is. Voor zover de (tegen)vorderingen van [geïntimeerde]op overtreding van dat beding gebaseerd zijn kunnen deze daarom niet worden toegewezen.
2.4.5 De slotsom is dat de loonvorderingen van [appellant] voor zover deze niet zijn betwist in beginsel toewijsbaar zijn. Zijn andere vorderingen moeten worden afgewezen. De vordering van [geïntimeerde][appellant] te verbieden verder te werken voor [Y] B.V. zal worden afgewezen nu vaststaat dat [appellant] daar niet meer werkt en overigens [Y] B.V. inmiddels failliet is verklaard. Hetzelfde geldt voor de vordering tot teruggave van de bedrijfseigendommen van [geïntimeerde]. Deze zijn geretourneerd. De vordering van [geïntimeerde]betreffende (overtreding van) het geheimhoudingsbeding dient alsnog te worden afgewezen. Wel slaagt de vordering tot nakoming van het concurrentiebeding, alsmede het beroep van [geïntimeerde]op verrekening, in zoverre dat - mede gezien de verklaring van [appellant] bij pleidooi in hoger beroep dat hij per 27 augustus 2013 is gestopt met zijn werkzaamheden bij [Y] B.V. - voorshands voldoende aannemelijk is dat de tegenvordering ter zake, tenminste het beloop van de loonvorderingen van [appellant] bedraagt. Voor een nauwkeuriger bepaling van de vorderingen van [geïntimeerde]is in dit kort geding geen plaats omdat dit nader feitenonderzoek zou vergen naar de precieze hoeveelheid overtredingen van [appellant]. Daarnaast is het spoedeisend belang bij de betaling van een boetebedrag, voor zover dat het bedrag van de loonvordering overstijgt, onvoldoende onderbouwd. In zoverre moeten de vorderingen van [geïntimeerde]voor het meerdere daarom worden afgewezen. De vordering van [appellant] zal gelet op het beroep op verrekening van [geïntimeerde]met diens tegenvordering worden afgewezen. Hetzelfde lot deelt daarom de vordering van [geïntimeerde]tot betaling van een boete.
2.4.6 De overige punten die in de grieven aan de orde worden gesteld zijn niet relevant voor enige te nemen beslissing dan wel leiden bij gegrondbevinding niet tot een ander oordeel. Bespreking daarvan kan dus achterwege blijven. Voor bewijslevering is in dit kort geding geen plaats. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd voor zover het hof tot andere beslissingen komt. Nu (onderdelen van) vorderingen van beide partijen stranden bestaat er aanleiding de proceskosten te compenseren.
3. Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, behoudens voor zover [appellant] daarbij is veroordeeld tot nakoming van zijn concurrentiebeding door zich te onthouden van werkzaamheden als intercedent van enig uitzendbureau voor klanten in [gemeente], op straffe van een dwangsom van € 4.500,- per overtreding en € 450,- per dag dat een overtreding voortduurt, met een maximum van € 25.000,- en bekrachtigt het vonnis in zoverre;
bepaalt dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt van de eerste aanleg en het hoger beroep;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders door [appellant] en [geïntimeerde]gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Kingma, L.A.J. Dun en J.E. Molenaar en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2014.