ECLI:NL:GHAMS:2014:3530

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2014
Publicatiedatum
28 augustus 2014
Zaaknummer
200.111.507-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de CAO met betrekking tot forenzenvergoeding en de meest gebruikelijke route

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep van Connexxion Openbaar Vervoer N.V. tegen twee werknemers, aangeduid als [A], die beiden in dienst zijn van Connexxion. De werknemers vorderen een nabetaling van reiskosten en een herziening van hun forenzenvergoeding op basis van de CAO Openbaar Vervoer. De zaak is ontstaan na een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de vorderingen van [A] werden toegewezen. Connexxion is in hoger beroep gegaan, waarbij zij drie grieven heeft ingediend tegen de beslissing van de kantonrechter.

De kern van het geschil betreft de uitleg van artikel 47 van de CAO, dat betrekking heeft op de forenzenvergoeding. Connexxion stelt dat de kantonrechter de stellingen van [A] verkeerd heeft weergegeven en dat de uitleg van de CAO-bepaling niet correct is. De werknemers beweren dat zij recht hebben op een hogere forenzenvergoeding, gebaseerd op een langere afstand dan Connexxion hanteert. Het hof heeft de argumenten van Connexxion beoordeeld en geconcludeerd dat de kantonrechter de CAO-bepaling juist heeft uitgelegd. Het hof oordeelt dat de meest gebruikelijke route niet noodzakelijk de kortste route is, maar dat deze moet worden vastgesteld op basis van de specifieke omstandigheden van de zaak.

Uiteindelijk heeft het hof de grieven van Connexxion verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Connexxion is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op een totaal van € 2.187,=, inclusief verschotten en salaris voor de advocaat. Dit arrest is uitgesproken op 26 augustus 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.111.507/01
kenmerk rechtbank Amsterdam : CV 11-5824
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 26 augustus 2014
inzake:
de naamloze vennootschap
CONNEXXION OPENBAAR VERVOER N.V.,
gevestigd te Hilversum,
appellante,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen

1.[Appellant sub 1]

2.
[Appellant sub 2],
beiden wonende te[woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. A.A.M. Broos te Utrecht.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Connexxion en [A]genoemd.
Connexxion is bij dagvaarding van 30 juli 2012 in hoger beroep gekomen van het op 11 juli 2012 onder bovenvermeld kenmerk uitgesproken vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Hilversum (hierna de kantonrechter), gewezen tussen haar als gedaagde en [A] als eisers.
Partijen hebben hierna de volgende stukken gewisseld:
- memorie van grieven,
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak ter terechtzitting van 4 december 2013 doen bepleiten, Connexxion door mr. W.M. Hes, advocaat te Amsterdam en [A] door mr. Broos voornoemd.
Connexxion heeft geconcludeerd dat het hof het voornoemde vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van [A] alsnog zal afwijzen, met veroordeling tot terugbetaling, met rente, van hetgeen Connexxion aan [A] op grond van het vonnis heeft voldaan en veroordeling van [A] in de proceskosten van beide instanties, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
[A] hebben geconcludeerd tot verwerping van de grieven en tot bekrachtiging van het vonnis, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Connexxion in de kosten van het geding in hoger beroep.

2.De feiten

Voor de vaststaande feiten verwijst het hof naar overweging 1, onder 1.1 tot en met 1.8, van het bestreden vonnis van de kantonrechter. De juistheid daarvan is tussen partijen niet in geschil, zodat ook in hoger beroep van die feiten wordt uitgegaan.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. [A] zijn beiden in dienst van Connexxion, respectievelijk als buschauffeur en administratief medewerker. Op hun arbeidsovereenkomst is de algemeen verbindend verklaarde CAO Openbaar Vervoer (hierna: de CAO) van toepassing.
b. [A] ontvangen op basis van artikel 47 van de CAO een ‘forenzenvergoeding’, tot 2004 op basis van 6-7 zones en daarna op basis van 4-5 zones. [A] hebben bij brieven van 3 maart 2011 aan Connexxion meegedeeld van mening te zijn recht te hebben op een forenzenvergoeding op basis van 6-7 zones. Voor geïntimeerde sub 1 ([B]) betekent dit in concreto dat zijn forenzenvergoeding wordt gecorrigeerd over de periode tot 1 februari 2009, omdat zijn standplaats toen werd gewijzigd van Hilversum in Huizen en hij vanaf dat moment een juiste vergoeding (gebaseerd op 4-5 zones) ontvangt. Voor geïntimeerde sub 2 ([C]) houdt dit in dat zijn forenzenvergoeding nog steeds niet juist zou zijn berekend.
c. Connexxion heeft geantwoord de forenzenvergoeding niet te zullen herzien.
d. Artikel 47 van de CAO luidt in de relevante periode, voor zover van belang, als volgt:
“1. Aan een werknemer die voor het dagelijks woon-/werkverkeer kosten moet maken die een hierna nader aan te duiden grens te boven gaan, wordt een tegemoetkoming in die kosten toegekend.
2. Geen tegemoetkoming in de kosten wordt toegekend aan werknemers die binnen de afstand van 5 km, gemeten langs de meest gangbare kortste route van de standplaats af, wonen of binnen dezelfde zone (volgens het landelijk tariefsysteem voor streek en stadvervoer) wonen als waarin de standplaats is gelegen.
(...)
4.
a) De tegemoetkoming in de kosten van woon/werk verkeer wordt vastgesteld afhankelijk van de afstand van woonplaats naar standplaats, gemeten langs de meest gebruikelijke weg. Deze afstand wordt uitgedrukt in zones overeenkomstig het landelijk tariefsysteem voor streek- en stadvervoer. Bepalend is het aantal zones, waarover de afstand van de woonplaats tot de standplaats zich uitstrekt. Als woonplaats geldt de dichtst bij de woning gelegen bushalte. De standplaats wordt steeds geacht in één zone te liggen.
b) Het bedrag van de tegemoetkoming wordt afgeleid van de prijs van de bij het op grond van het gestelde in sub a behorende ster-abonnement per maand, echter met een franchise die gelijk is aan de prijs van een één ster-abonnement en met een maximum gelijk aan de prijs van een 5-ster-abonnement verminderd met de franchise.
c) De vergoeding bedraagt: (....)”
d. [A] hebben, voor zover in hoger beroep nog van belang, gevorderd dat Connexxion zal worden veroordeeld tot betaling aan [B] van € 1.106,55 netto en aan[C] van € 2.138,80 netto ter zake van nabetaling reiskosten en tot uitbetaling aan[C] van de juiste forenzenvergoeding op basis van 6-7 zones vanaf september 2011, een en ander te vermeerderen met wettelijke rente.
e. De kantonrechter heeft deze vorderingen toegewezen, met veroordeling van Connexxion in de proceskosten. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Connexxion in hoger beroep met drie grieven op.
3.2.
In
grief 1klaagt Connexxion erover dat de kantonrechter het standpunt van [A] verkeerd heeft weergegeven. De klacht faalt omdat [A] in hun memorie van antwoord expliciet de interpretatie door de kantonrechter van hun stellingen onderschrijven. Ook al zou de uitleg die de kantonrechter heeft gegeven aan de stellingen van [A] in eerste aanleg niet stroken met het toen door hen daadwerkelijk ingenomen standpunt, mist de klacht doel omdat een procespartij het door haar ingenomen standpunt in hoger beroep mag aanpassen en daarop recht gedaan moet worden.
3.3.
Grief 2klaagt over het oordeel van de kantonrechter dat de uitleg die [A] aan artikel 47 lid 4 sub a van de CAO geven, moet worden gevolgd. Die uitleg houdt in dat de betekenis van de woorden “
gemeten langs de meest gebruikelijke weg” niet (steeds) identiek is aan “gemeten langs de standaard kortste route” hetgeen het standpunt van Connexxion is.
3.4.
De klacht van Connexxion dat de kantonrechter de CAO-bepaling niet zou hebben uitgelegd volgens de CAO-norm faalt. Volgens die norm zijn de bewoordingen van de bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao en een eventueel schriftelijke toelichting daarop in beginsel van doorslaggevende betekenis, waarbij het erop aankomt de betekenis vast te stellen die naar objectieve maatstaven uit de bewoordingen van de cao volgt, waarbij naast de taalkundige betekenis, ook moet worden achtgeslagen op de kenbare ratio, strekking en systematiek van de regeling waartoe de bepaling behoort en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe verschillende op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Geheel terecht merkt de kantonrechter op dat het onaannemelijk is dat de hiervoor gecursiveerde woorden in artikel 47 lid 4 onder a de betekenis hebben die Connexxion bepleit, aangezien lid 2 van artikel 47 reeds de woordcombinatie “
de meest gangbare kortste route” kent. Deze laatste woorden zijn dus kennelijk bewust niet gekozen ter bepaling van de afstand aan de hand waarvan de forenzenvergoeding vastgesteld moet worden. Het argument van Connexxion dat reeds gelet op de grammaticale uitleg van de woorden ‘de meest gebruikelijke weg’ het duidelijk is dat haar uitleg de juiste is, kan niet worden gevolgd. Waar zij opmerkt dat “in de meeste gevallen de kortste weg de gebruikte (het hof leest: gebruikelijke) weg is om van huis naar werk te komen”, miskent zij immers dat het er niet om gaat hoe “in de meeste gevallen” de meest gebruikelijke weg kan worden gevonden, maar dat het zaak is vast te stellen wat de meest gebruikelijke weg is in het geval dat voorligt.
3.5.
In het onderhavige geval hebben [A] met kracht van argumenten betoogd dat de meest gebruikelijke weg niet de kortste route is (hoe die route ook loopt; Connexxion heeft in de procedure op geen enkel moment duidelijk gemaakt welke route zij voor ogen heeft als zij stelt dat [A] een afstand van 4-5 zones te overbruggen hebben tussen Almere en Hilversum) omdat die voor hen ernstig bezwaarlijk is aangezien zij dan vier keer zouden moeten overstappen, maar een route is die loopt langs de route die ook door buslijn 156 van Almere naar Hilversum wordt genomen en door 7 zones loopt. Ook het argument van Connexxion dat haar uitleg een duidelijk criterium geeft terwijl het standpunt van [A] “onduidelijkheid, onzekerheid en ongelijkheid” oplevert, is door de kantonrechter adequaat weerlegd. De door [A] aangewezen route is namelijk in elk geval de snelste route (kennelijk ongeacht het vervoermiddel dat genomen wordt: auto of openbaar vervoermiddel) en dat kan in de regel als duidelijk en uniform criterium worden gebruikt ter bepaling van de weg die het meest gebruikelijk is. Connexxion heeft, ten slotte, nog aangevoerd dat [A] en de kantonrechter miskennen dat artikel 47 van de CAO voorziet in een tegemoetkoming in de kosten en dus niet in een volledige kostenvergoeding. Maar aangezien op geen enkele manier is onderbouwd waaruit kan worden opgemaakt dat [A] en de kantonrechter dit miskennen, faalt ook dit argument.
3.6.
Grief 2 faalt derhalve. Ook grief 3, die zich in algemene zin tegen de toewijzing van de vorderingen van [A] richt, deelt gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dit lot.

4.Slotsom en proceskosten

De grieven zijn tevergeefs voorgesteld. Het vonnis waarvan beroep moet worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij dient Connexxion te worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Connexxion in de kosten van het hoger beroep, en begroot die kosten voor zover aan de zijde van [A] gevallen op € 291,= aan verschotten en € 1.896,= voor salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.A.J. Dun, J.E. Molenaar en M.L.D. Akkaya en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2014.