Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
,vennoot van de vennootschap onder firma [firma],
1.Het geding in hoger beroep
Delta Lloyd heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van de vonnissen van 16 mei 2012 en 31 oktober 2012, met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten inclusief nakosten.
heeft in hoger beroepbewijs van zijn stellingen aangeboden.
2.Feiten
3.Beoordeling
Omdat het eindvonnis voortbouwt op deze onderdelen van het tussenvonnis, zal het hof deze grieven bespreken, hoewel [appellant] slechts in hoger beroep kwam van het eindvonnis.
Op 8 augustus 2010 heeft volgens [appellant] wederom een voorval bij en in de winkel plaatsgehad.
stelt dat hij ten gevolge van deze twee evenementen schade heeft geleden en dat deze schade valt onder de verzekeringsdekking die met, onder meer, Delta Lloyd is overeengekomen ten behoeve van [firma] v.o.f.
De verzekeringen zijn gesloten door tussenkomst van de tussenpersoon [bedrijf 1]. (verder: [bedrijf 1]). [bedrijf 1] trad op aan de zijde van de verzekeraars.
heeft op 11 juli 2006 ten behoeve van [firma] v.o.f. polissen afgegeven ingaand 30 december 2005 en, gedeeltelijk, voor 36 maanden doorlopend. Deze verzekeringen waren op dezelfde leest geschoeid als die van de vorige eigenaar van de winkel.
De verzekeringen zijn met ingang van 1 januari 2008 voortgezet.
In december 2009 zou [bedrijf 1] bij brief gedateerd december 2009 een nieuw polisaanhangsel aan [firma] v.o.f. hebben gezonden onder mededeling dat de meest recente polisvoorwaarden van toepassing zouden zijn; [appellant] betwist het aanhangsel te hebben ontvangen.
Inbraak-preventie (‘Garantie’)
Deze verzekering is ten aanzien van het diefstal/vandalisme-risico aangegaan onder het beding, dat het/de op het polisblad genoemde adres(sen) is/zijn beveiligd (bouwkundig, elektronisch en organisatorisch) overeenkomstig de ‘Borg’ beveiligingsklasse en de daarbij behorende ‘Borg’ risicoklasse-indeling van het bedrijf van verzekerde. Deze beveiliging dient aangelegd te zijn door een ‘Borg’gecertificeerd beveiligingsbedrijf dan wel door een erkend beveiligingsbedrijf, mits de beveiligingsmaatregelen en het beveiligingsbedrijf vooraf door de verzekeraar zijn goedgekeurd. (…)
Clausule 1 op hetzelfde clausuleblad luidt:
(…)
In geval van schade is verzekeraar slechts gehouden tot vergoeding van dat gedeelte van de schade waarvan door verzekerde wordt bewezen dat deze niet het gevolg is van, noch is verergerd door de niet-nakoming van ‘garanties’. (…)
Het eerste dateert van 26 april 2004 en is uitgereikt aan [firma]. Daarin wordt vermeld dat de geconstateerde risicoklasse nummer 3 is.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het evenement van 9 mei 2010 in beginsel onder de verzekeringsdekking valt en het evenement van 8 augustus 2010 niet.
Vervolgens heeft de kantonrechter onderzocht of Delta Lloyd wat betreft de inbraak van 9 mei 2010 recht kan ontlenen aan de clausule die gaat over inbraakpreventie. De vraag is bevestigend beantwoord op de grond dat het op de weg van [firma] v.o.f. had gelegen om informatie in te winnen over de Borg-beveiligingseisen die in clausule 3 staan. Dat [firma] v.o.f. dat niet heeft gedaan, dient voor haar rekening te blijven. Delta Lloyd mocht zich op de clausule beroepen.
Na een aktewisseling over de vraag wat de beveiligingseisen voor [firma] v.o.f. bij gelegenheid van de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomsten in december 2005 inhielden, heeft de kantonrechter tot slot geoordeeld dat de uitwerking van de beveiligingseisen staat in het Handboek Risicoklassen-indeling N.C.P. uit 2004 en dat daaruit volgt dat Borg Risicoklasse 3 dient te worden toegepast. Het Handboek eist voor die risicoklasse alarmopvolging. Nu deze ontbrak heeft Delta Lloyd op goede grond geweigerd schade uit te keren, aldus de kantonrechter.
4. Beoordeling
[appellant] heeft in de toelichting op deze grieven niet bestreden dat een redelijke uitleg van de bepalingen die de dekkingsomvang regelen, meebrengt dat moet worden aanvaard dat het evenement van 8 augustus 2010 niet onder de overeengekomen dekking valt. In de kern komt de toelichting van [appellant] op deze grieven erop neer dat de dekkingsafgrenzing hem door Delta Lloyd niet mag worden tegengeworpen, omdat zij verzuimd heeft hem tijdig op de hoogte te stellen van de inhoud van de overeenkomsten.
De enkele omstandigheid dat [appellant] niet in staat zou zijn gesteld om kennis te nemen van de bewoordingen van de verzekeringsovereenkomsten brengt niet mee, dat de door [appellant] gewenste royalere dekkingsomvang jegens Delta Lloyd gelding heeft gekregen. Die royalere dekkingsomvang is immers, naar in hoger beroep vast staat, niet overeengekomen.
Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, biedt verder een ontoereikend aanknopingspunt om te oordelen dat [appellant] in de omstandigheden van dit geval gerechtvaardigd mocht verwachten dat ingeval van het door hem gestelde evenement schade-uitkering zou volgen. Er is daarom ook geen grond voor het oordeel dat Delta Lloyd hem de dekkingsafgrenzing niet mag tegenwerpen.
Ook heeft [appellant] zich nog beroepen op de omstandigheid dat hij de Nederlandse taal niet goed beheerst. Dat argument is niet verenigbaar met het argument dat hij geen kennis heeft kunnen nemen van de polisvoorwaarden, doordat hij deze niet heeft ontvangen, en overtuigt alleen al daarom niet. Los daarvan is gesteld noch gebleken dat deze omstandigheid - als al waar - bij Delta Lloyd bekend was of had behoren te zijn, reden waarom het ervoor wordt gehouden dat dit niet het geval is, hetgeen eraan in de weg staat dat dat argument aan Delta Lloyd wordt tegengeworpen.
De vraag is dus of er rechtens desalniettemin toereikende grond bestaat voor het oordeel dat Delta Lloyd zich daarop niet mag beroepen.
Verder valt op dat op niet-voldoening aan clausule 3 een zware sanctie rust. Alleen schade die niet het gevolg is dan wel niet is verergerd door niet-nakoming van de garantie van clausule 3, wordt vergoed.
Delta Lloyd heeft het hof er niet van overtuigd dat kennisneming van het Handboek Risicoklassen-indeling N.C.P. Deel 1 [firma] v.o.f. zonder meer in staat had gesteld zich een beeld te vormen van hetgeen van haar werd verlangd. Voor iemand die niet thuis is in deze materie, is de inhoud van dit handboek minder helder dan Delta Lloyd lijkt te veronderstellen. Het handboek kent een indeling naar risicoklasse aan de hand van de variabelen attractiviteit en verzekerde waarde. Binnen de gevonden klasse wordt bovendien nog onderscheid gemaakt tussen verschillende pakketten van beveiligingsmaatregelen. Dat betekent dat Delta Lloyd er niet zonder meer op mocht rekenen dat haar verzekeringnemer [firma] v.o.f. op basis van dit handboek haar beveiliging naar behoren kon inrichten.
In de fase van de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst lag het op de weg van Delta Lloyd om haar (potentiële) verzekeringnemer te informeren over de inhoud van de eisen die zij aan inbraakpreventie stelt, en te waarschuwen voor de gevolgen als die inbraakpreventie niet aan de contractuele eisen zou voldoen. [firma] v.o.f. hoefde niet op zoek te gaan naar die informatie. Dat brengt de zorgplicht van Delta Lloyd jegens haar (potentiële) verzekeringnemer mee.
De enkele toezending van de polisvoorwaarden na totstandkoming van de verzekeringsovereenkomsten door de vertegenwoordiger van Delta Lloyd, [bedrijf 1], voldoet niet aan die maatstaf. Daarom laat het hof de kwestie of [firma] v.o.f. die overeenkomsten heeft ontvangen vooralsnog rusten.
- Delta Lloyd heeft een opleveringsbewijs uit april 2004 in het geding gebracht, waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat haar toenmalige verzekeringnemer [firma] op de hoogte was van het vereiste beveiligingsniveau. [firma] kreeg immers, naar uit dat bewijs blijkt, dat rapport uitgereikt en in dat rapport wordt melding gemaakt van het vereiste beveiligingsniveau 3. Onduidelijk is evenwel of [firma] v.o.f. die in 2005 nieuwe verzekeringsovereenkomsten met Delta Lloyd sloot, op één lijn mag worden gesteld met de in dat opleveringsbewijs genoemde [firma]. Zo is niet bekend gemaakt wie in april 2004 respectievelijk in (december) 2005 de vennoten van [firma] waren.
- Verder is op basis van het opleveringsbewijs uit 2004 de vraag gerezen of Delta Lloyd van dat rapport indertijd kennis heeft genomen en of zij de blijkens dat rapport aangebrachte beveiliging met het oog op de geldende polisvoorwaarden toereikend heeft gevonden.
Zo ja, dan vergt uitleg waarom bij de geconstateerde risicoklasse 3 mocht worden volstaan met niveau “En” aan uitgevoerde maatregelen. Uit het Handboek waarop Delta Lloyd zich heeft beroepen, zou immers kunnen worden opgemaakt dat niveau “En” bij risicoklasse 3 niet volstaat.
Zo neen, dan verneemt het hof graag, hoe Delta Lloyd vervolgens heeft gehandeld en in het bijzonder of Delta Lloyd haar standpunt aan haar verzekeringnemer [firma] heeft bekend gemaakt.
- Zou Delta Lloyd de informatie uit het opleveringsbewijs uit 2004 ten onrechte hebben laten passeren, dan rijst tot slot de vraag of eerst [firma] en later [firma] v.o.f. daaraan de gerechtvaardigde verwachting heeft mogen ontlenen dat zij haar winkel had beveiligd op de wijze die Delta Lloyd van haar vroeg.
Daaraan zij voor de goede orde toegevoegd dat ingeval de grieven die deze kwestie aan de orde stellen slagen, het hof de in eerste aanleg onbesproken gebleven verweren van Delta Lloyd nog onder ogen heeft te zien.
In dit stadium van het geding zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.