ECLI:NL:GHAMS:2014:349

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2014
Publicatiedatum
14 februari 2014
Zaaknummer
200.125.126-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement van incassobureau en verjaring van vordering op beroepsaansprakelijkheidsverzekering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Juresta International Holding B.V. en Juresta Nederland B.V. tegen de naamloze vennootschap Amlin Europe h.o.d.n. Corporate Insurance. Juresta, een incasso- en juridisch adviesorganisatie, had in 2003 een samenwerkingsovereenkomst met advocatenkantoor Legal Point B.V. In 2007 werd Legal Point failliet verklaard, wat leidde tot schadeclaims van klanten van Juresta. Juresta had een beroepsaansprakelijkheidsverzekering afgesloten bij Fortis Corporate Insurance, de rechtsopvolger van Amlin, en maakte aanspraak op vergoeding van bereddingskosten die zij had gemaakt om schade te voorkomen.

De rechtbank Amsterdam wees op 2 januari 2013 de vorderingen van Juresta af, met als argument dat de vordering was verjaard op grond van artikel 7:942 BW. Juresta ging in hoger beroep, waarbij zij stelde dat de verjaringstermijn pas begon te lopen op het moment dat zij daadwerkelijk aansprakelijk werd gesteld door haar klanten. Het hof oordeelde echter dat Juresta vanaf 23 juni 2007 bekend was met haar opeisbare vordering op Amlin, en dat de verjaringstermijn op dat moment begon te lopen.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en oordeelde dat Juresta niet had aangetoond dat zij de verjaring had gestuit. Juresta werd veroordeeld in de proceskosten van Amlin in hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige actie bij het indienen van vorderingen en de gevolgen van verjaring in het verzekeringsrecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer 200.125.126/01
zaaknummer rechtbank 510945 / HA ZA 12-210
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 februari 2014
inzake

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

JURESTA INTERNATIONAL HOLDING B.V.,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

JURESTA NEDERLAND B.V.,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JURESTA CARD B.V.,
allen gevestigd te Apeldoorn,
appellanten, tevens voorwaardelijk incidenteel geïntimeerden,
advocaat: mr. E.F.E. van Essen te Apeldoorn,
tegen:
de naamloze vennootschap,
AMLIN EUROPE h.o.d.n. CORPORATE INSURANCE,
gevestigd te Amstelveen,
geïntimeerde, tevens voorwaardelijk incidenteel appellante,
procesadvocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Juresta en Amlin genoemd.
Juresta is bij dagvaarding van 28 maart 2013 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 januari 2013 in bovenvermelde zaak, gewezen tussen Juresta als eiseres en Amlin als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in het voorwaardelijk incidenteel appel;
- memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 30 oktober 2013 doen bepleiten, Juresta door mr. E.F.E. van Essen, voornoemd, en Amlin door mr. K. Baetsen, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Juresta heeft in het principaal appel geconcludeerd dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Juresta alsnog zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten. Juresta heeft in het voorwaardelijk incidenteel appel geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde.
Amlin heeft in het principaal appel geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten. In het voorwaardelijk incidenteel appel heeft Amlin geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis onder verbetering van gronden met beslissing over de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het in deze zaak gewezen vonnis van 2 januari 2013 onder 2. (2.1. t/m 2.14.) de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1. 1.
1. Het gaat in deze zaak om het volgende. Juresta is een incasso- en juridisch
adviesorganisatie. Juresta besteedde de behandeling van incasso-opdrachten uit aan advocatenkantoren. Zo is Juresta in 2003 een samenwerkingsverband aangegaan met advocatenkantoor Legal Point B.V. (Legal Point).
3.1.2.
Juresta heeft op in maart 2007 via haar makelaar AON Nederland Makelaars in Assurantiën en Risico-adviseurs (AON) een beroepsaansprakelijkheidsverzekering afgesloten bij Fortis Corporate Insurance N.V. (Fortis). De polisvoorwaarden vermelden dat bereddingskosten worden vergoed. Artikel 1.8. van de polisvoorwaarden bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekering omschrijft bereddingskosten als “Kosten van maatregelen die tijdens de geldigheidsduur van de verzekering door of vanwege verzekeringnemer of een verzekerde worden getroffen en redelijkerwijs geboden zijn om het onmiddellijk dreigend gevaar van schade af te wenden waarvoor (…) een verzekerde aansprakelijk zou zijn en de verzekering dekking biedt, of om die schade te beperken. (…)”. Amlin is de rechtsopvolger van Fortis.
3.1.3.
Juresta kreeg in mei 2007 signalen dat Legal Point problemen had met de belastingdienst. Op 7 juni 2007 heeft een gesprek plaatsgehad tussen de directeur van Juresta, [X] ([X]), en de directie van Legal Point, onder meer over door de belastingdienst gelegd beslag op inventaris van Legal Point en het mogelijk te leggen beslag op de bankrekening van Legal Point. Juresta heeft vervolgens bij brief van 12 juni 2007 de samenwerking met Legal Point opgezegd.
3.1.4.
Bij brief van 27 juni 2007 heeft Juresta aan AON het volgende geschreven.
“Het een en ander leidde tot een gesprek op woensdag 20 juni 2007 ten kantore
van Legal Point B.V. (…) Bij die gelegenheid heeft [Y] meegedeeld dat hij verwachtte, dat Legal Point B.V. op termijn in staat van faillissement zou worden verklaard. (…) In die omstandigheid hebben wij aan [Y] gevraagd wat hij dacht te doen met de nog 1.237 lopende dossiers van Juresta, om niet te vergeten ook de enkele tientallen Juresta legalmanagement dossiers. [Y] deelde mee dat hij (…) reeds opdracht had gegeven om de dossiers in verhuisdozen te stoppen en deze naar Juresta te retourneren. (…) In verband met de op ons rustende verplichting om de schade zoveel mogelijk te beperken in deze situatie heb ik dat (…) goed gevonden. (…) De dossiers zijn vervolgens door medewerkers van Juresta (…) opgehaald. Vervolgens zijn wij in het weekend van 23 juni 2007 gaan categoriseren. Het een en ander heeft ertoe geleid dat we thans bezig zijn om de dossiers dan wel over te nemen voor verdere behandeling, dan wel uit te zetten bij advocatenkantoren voor verdere behandeling van lopende gerechtelijke procedures. (…) Het is uiteraard niet denkbeeldig dat uit deze malaise ook voor klanten van Juresta c.s. schade voortvloeit. (…) Ik ken de claims niet expliciet. Ik wil echter niet nagelaten hebben u deze op handen zijnde claims te melden. (…) Tot slot deel ik u mede dat ik nog geen enkele claim binnen heb. Zodra dit het geval is, zal ik die hoe aan ook aan u melden. (…)”.
3.1.5.
Legal Point is op 5 juli 2007 in staat van faillissement verklaard.
3.1.6.
Op 16 augustus 2007 heeft er een gesprek plaatsgehad op het kantoor van AON, waarbij aanwezig waren [X] en [Z] namens Juresta, [A] namens AON en [B] namens Fortis. [B] heeft bij emailbericht van 20 augustus 2007 aan [A] het volgende bericht.
“Naar aanleiding van ons gesprek met de heren [Z] en [X] van Juresta noteerde ik ten behoeve van mijn dossier het volgende. (…) Vooralsnog is er geen aansprakelijkstelling van derden binnen. De dossiers zijn, voor zover tot op het moment van de bespreking is geconstateerd, bij Legal Point goed behandeld. Dit wordt zowel geconstateerd door Juresta als door de advocatenkantoren die de dossiers hebben overgenomen. Vooralsnog is er derhalve geen reden om te vrezen voor fouten in de behandeling van de dossiers. (…) Juresta heeft toegezegd nadere informatie te sturen met betrekking tot (…) schade. Ik heb specifiek gevraagd om de contractuele stukken die van toepassing zijn tussen Juresta en Legal Point. Juresta neemt contact op met de curatoren om te bezien of verhaal c.q. beslag op (…) een van de vennoten van Legal Point zinvol zal zijn. (…) Juresta is vooralsnog bezig met haar eigen onderzoek, met het oog op het verhaal van haar eigen kosten heeft zij nog geen advocaat ingeschakeld. Jij hebt de suggestie gedaan om wel de kosten/uren te registreren ten behoeve van het schadeverhaal. Wij zullen vooralsnog een afwachtende houding aannemen en verdere ontwikkelingen afwachten (…)”.
3.1.7.
Bij brief van 1 juli 2011 heeft [X] namens Juresta aan AON, met kopie aan Fortis, onder meer het volgende geschreven.
“(…) In bovengenoemde zaak kom ik hierbij terug op de door ons op 27 juni 2007 voorlopig gemelde schade welke wij hebben geleden als gevolg van het faillissement van Legal Point Advocaten B.V., medio 2007. Sindsdien hebben vele klanten ons (beroeps)aansprakelijk gesteld voor geleden en eventueel nog te lijden schade. Juresta maakt hierbij, als verzekerde, aanspraak op kosten van bereddering die wij hebben moeten maken. (…)”.
3.1.8.
Bij brief van 7 november 2011 heeft Amlin de aanspraak op bereddingskosten afgewezen.
3.1.9.
Juresta heeft vervolgens in eerste aanleg onder meer gevorderd te verklaren voor recht dat Amlin op grond van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering gehouden is de bereddingskosten die Juresta redelijkerwijs heeft moeten maken te vergoeden en voorts Amlin te veroordelen tot betaling van de schade die Juresta als gevolg van de wanprestatie van Amlin lijdt, nader op te maken bij staat.
3.2.
De rechtbank heeft bij vonnis van 2 januari 2013 de vorderingen van Juresta afgewezen en Juresta in de proceskosten van Amlin veroordeeld.
3.3.1.
Tegen de beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering met betrekking tot de verjaring van de vordering van Juresta komen zowel Juresta als Amlin op. Tegen de beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering met betrekking tot de grondslag voor vergoeding van bereddingskosten komt Juresta op.
3.3.2.
De meest verstrekkende grief is de grief van Amlin, inhoudende dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de vordering van Juresta slechts gedeeltelijk is verjaard. Het hof zal deze grief eerst beoordelen. Amlin heeft wel gesteld dat zij deze grief voorwaardelijk aanvoert, maar het hof begrijpt de - niet geëxpliciteerde - voorwaarde zo, dat Amlin beoogt te betogen dat indien en voor zover het hof zou menen dat enig deel van de vordering van Juresta toewijsbaar is, de verjaring aan de toewijzing in de weg staat.
3.4.1.
Ingevolge artikel 7:942 BW, zoals dat luidde ten tijde van de rechtsfeiten in geding, verjaart een rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van een uitkering door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden. De verjaring wordt gestuit door een schriftelijke mededeling, waarbij aanspraak op uitkering wordt gemaakt.
3.4.2.
Voor opeisbaarheid van een vordering tot vergoeding van bereddingskosten is niet vereist dat klanten van Juresta haar reeds daadwerkelijk aansprakelijk hebben gesteld voor beroepsfouten. Bereddingswerkzaamheden strekken immers mede ter voorkoming van dergelijke claims. Uit bovenvermelde brief van Juresta van 27 juni 2007, waarop Amlin ter motivering van haar grief heeft gewezen, volgt dat Juresta sedert het weekend van 23 juni 2007 bekend is met een opeisbare vordering van bereddingskosten jegens Amlin. Juresta is in dat weekend gestart met het categoriseren van de dossiers van Legal Point. Zij stelt dat zij deze en daarop gevolgde andere werkzaamheden is gaan verrichten omdat zij wilde voorkomen dat in de van Legal Point afkomstige dossiers (alsnog) beroepsfouten werden gemaakt, en - indien van fouten sprake was - de schade als gevolg daarvan wilde beperken. Juresta was derhalve reeds vanaf 23 juni 2007 van oordeel dat zij kosten maakte die redelijkerwijs geboden waren om het onmiddellijk dreigend gevaar van schade af te wenden waarvoor zij aansprakelijk zou zijn en de verzekering dekking biedt, of om die schade te beperken, als bedoeld in de bij haar beroepsaansprakelijkheidsverzekering behorende voorwaarden. Daarom oordeelt het hof dat de verjaringstermijn van drie jaren als bedoeld in artikel 7:942 BW op 23 juni 2007 is gaan lopen.
3.4.3.
De stelling van Juresta dat steeds op ieder tijdstip dat zij in een van Legal Point afkomstig dossier bereddingswerkzaamheden is gaan verrichten een nieuwe verjaringstermijn van een vordering tot vergoeding van de daarmee gepaard gaande kosten gaat lopen, wordt verworpen. Vanaf het moment dat Juresta bekend is met haar opeisbare vordering op Amlin ter zake van bereddingskosten die verband houdt met de volgens Juresta onmiddellijk dreigende claims van klanten van wie het dossier bij Legal Point moest worden teruggehaald, loopt de verjaringstermijn ter zake van alle daarmee samenhangende bereddingskosten. Niet is aldus vereist dat Juresta op dat moment al bekend is met de totale omvang van de vordering ter zake van (reeds gemaakte en/of nog te maken) bereddingskosten.
3.4.4.
Juresta heeft niet gesteld dat zij de verjaring binnen drie jaren vanaf 23 juni 2007 heeft gestuit met een schriftelijke mededeling waarbij aanspraak op uitkering van bereddingskosten wordt gemaakt. Het doorgeven van louter een claim van een klant (Scorpio) in mei/juni 2008 aan AON kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet als zodanig gelden.
3.4.5.
De stellingen van Juresta die betrekking hebben op bovenvermeld gesprek tussen Juresta, Fortis en AON van 16 augustus 2007 kunnen niet leiden tot de conclusie dat Amlin vergoeding van de onderhavige kosten heeft toegezegd en dat daarom van verjaring geen sprake is. Noch in het daarvan door Fortis gemaakte verslag, noch in het daarvan door Juresta zelf gemaakte verslag (productie 7 bij dagvaarding), ziet het hof steun voor het standpunt van Juresta dat zij toen toestemming heeft verkregen om bereddingskosten te maken of dat partijen afspraken over bereddingskosten hebben gemaakt. Daarbij is van belang dat kosten ter beperking van schade alleen dan ook als bereddingskosten kunnen worden aangemerkt indien die kosten zijn gemaakt voor werkzaamheden ter afwending van een onmiddellijk dreigend gevaar voor schade. In het verslag van Fortis is alleen vermeld dat aan Juresta is gezegd de door haar aan de dossiers van Legal Point bestede uren bij te houden in verband met een mogelijke verhaalsactie jegens Legal Point of haar bestuurders. In het verslag van Juresta is vermeld: “(…) Mbt de kosten, die Juresta in deze maakt om de schade te beperken en het e.e.a. in goede banen te leiden is het goed om een kosten/baten analyse te maken. (…)”. Nergens in het verslag is echter vermeld dat dit bijhouden van kosten naar aanleiding van een afspraak over (vergoeding van) bereddingskosten zou geschieden of dat Fortis in het maken (en vergoeden) van bereddingskosten had toegestemd. Op Amlin rustte geen waarschuwingsplicht in het kader van de stuiting van de verjaring, zodat van schending daarvan ook geen sprake kan zijn. Gelet op de duidelijke tekst van artikel 1.8. van de polisvoorwaarden, waarin kosten ter beperking van schade - onder voorwaarden - onder bereddingskosten worden begrepen, bezien in relatie tot het eigen standpunt van Juresta dat zij vanaf het weekend van 13 juni 2007 werkzaamheden is gaan verrichten ter beperking van schade als bedoeld in dat artikel, is er geen grond een waarschuwingsplicht voor het stuiten van een verjaringstermijn bij Fortis te leggen. De stelling dat het beroep van Amlin op verjaring in strijd met de redelijkheid en billijkheid is dan wel als misbruik van recht is aan te merken wordt om dezelfde reden verworpen. Omdat een concreet gespecificeerd bewijsaanbod met betrekking tot de beweerdelijke toezegging van dekking van de onderhavige kosten tijdens een gesprek in augustus 2007 ontbreekt, is bewijslevering niet aan de orde.
3.5.
Uit het vorenstaande volgt dat de (voorwaardelijke) grief van Amlin tegen het oordeel van de rechtbank dat de vordering terzake van bereddingskosten na 2 juli 2008 niet is verjaard, slaagt. Omdat de vordering op deze grond reeds geheel dient te worden afgewezen, zal het vonnis waarvan beroep worden bekrachtigd.
3.6.
Juresta wordt als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Amlin in hoger beroep veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Juresta in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Amlin begroot op € 683,- aan verschotten en € 2.682,- voor salaris;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. Oranje, P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en P.W.A. van Geloven en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2014.