ECLI:NL:GHAMS:2014:3436

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2014
Publicatiedatum
21 augustus 2014
Zaaknummer
200.128.067-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen voor advertenties van Canon in fotografenvakblad

In deze zaak gaat het om een vordering tot betaling van openstaande facturen door [appellant] aan Canon Nederland N.V. voor advertenties die zijn geplaatst in het fotografievakblad Digifoto. [appellant], voormalig aandeelhouder van Foto Media Publishing B.V. (FMP), heeft Canon gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 13.760,27 voor advertenties die in 2004 en 2005 zijn geplaatst. Canon heeft echter slechts twee van de facturen voldaan en betwist dat zij opdracht heeft gegeven voor de overige advertenties waarvoor betaling wordt gevorderd.

De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vordering van [appellant] afgewezen, omdat hij niet voldoende bewijs had geleverd dat Canon de opdracht voor de advertenties had gegeven. [appellant] is in hoger beroep gegaan en heeft zijn vordering verminderd tot € 9.180,26 voor vijf facturen. Het hof heeft de grieven van [appellant] besproken, waarbij het hof oordeelt dat [appellant] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan. Het hof stelt vast dat Canon in 2004 en 2005 weliswaar enkele advertenties heeft laten plaatsen, maar dat dit niet automatisch betekent dat zij ook opdracht heeft gegeven voor de advertenties waarvoor nu betaling wordt gevorderd.

Het hof concludeert dat [appellant] onvoldoende concrete feiten heeft gesteld om zijn vordering te onderbouwen. De argumenten die hij aanvoert, zoals mondelinge afspraken en het ontbreken van een schriftelijke bevestiging, zijn niet voldoende om de stelling van Canon te weerleggen dat zij geen opdracht heeft gegeven. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering van [appellant] af, waarbij hij wordt veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.128.067/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 1362101/HA EXPL 12-899
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 augustus 2014
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ([land]),
appellant,
advocaat: mr. R.W. van Voorst Vader te Terneuzen,
tegen
de naamloze vennootschap
CANON NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R. Arnoldus te Veghel.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Canon genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 8 mei 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 13 februari 2013, dat onder bovenvermeld zaaknummer is gewezen tussen [appellant] als eiser en Canon als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Vervolgens is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vordering van [appellant] zal toewijzen, met veroordeling van Canon in de kosten van het geding in beide instanties.
Canon heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.
[appellant] heeft in hoger beroep bewijs van zijn stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in overweging 1 van het bestreden vonnis, onder 1.1 tot en met l.8, een aantal feiten vermeld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Omdat deze feiten niet in geschil zijn, zal ook het hof daarvan uitgaan. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[appellant] was aandeelhouder van Foto Media Publishing B.V. (hierna: FMP). FMP hield zich bezig met het uitgeven van het fotografenvakblad Digifoto en het plaatsen van advertenties in dit blad. [A], de schoonzoon van [appellant] (hierna: [A]), was werkzaam bij FMP.
2.2
In 2004 en 2005 heeft FMP advertenties van het merk Canon in het blad Digifoto geplaatst. Voor de geplaatste advertenties heeft FMP facturen verstuurd naar Canon. Canon heeft twee facturen voldaan.
2.4
Bij faxbericht van 7 juni 2006 heeft FMP Canon gesommeerd tot betaling van openstaande facturen voor een bedrag van in totaal € 13.760,27. Dit betreft volgens [appellant] de facturen met doc.nummers 241155, 241801, 250915, 251445, 251616, 251912 en 252482 die de periode 10 maart 2004 tot en met 16 november 2011 beslaan.
2.5
Partijen hebben in 2006 gecorrespondeerd over de openstaande facturen.
2.6
Bij brief van 26 februari 2007 is aan Canon meegedeeld dat de vorderingen van FMP zijn gecedeerd aan [appellant].
2.7
In 2008 heeft Canon gereageerd op een e-mailbericht over de openstaande facturen van het boekhoudkantoor van FMP. Vervolgens is in 2010 tussen partijen opnieuw gecorrespondeerd over de openstaande facturen.

3.Beoordeling

3.1
In eerste aanleg heeft [appellant] van Canon, kort gezegd, betaling gevorderd van de hiervoor in 2.4 genoemde facturen ten bedrage van in totaal € 13.760,27, te vermeerderen met rente en kosten. De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met zijn grieven op.
3.2
Alvorens de grieven te bespreken overweegt het hof het volgende. [appellant] heeft in zijn memorie van grieven gesteld dat de factuur met doc.nummer 241155 reeds door Canon is voldaan (memorie van grieven, pagina 4, tweede alinea) en dat hij (ook) niet langer de betaling vordert van de factuur met doc.nummer 241801 (idem, pagina 2, onderaan). [appellant] heeft zijn vordering aldus - kennelijk - verminderd tot betaling van de vijf overige facturen die zijn genoemd in 2.4, met een totaalbedrag van € 9.180,26.
3.3
Met
grief 1bestrijdt [appellant] het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan. Het hof oordeelt als volgt.
3.4
Uitgangspunt is dat het aan [appellant] is om voldoende concrete feiten te stellen en, zo nodig, te bewijzen waaruit volgt dat Canon opdracht heeft gegeven voor het plaatsen van de aan genoemde vijf facturen ten grondslag liggende advertenties.
3.5
Tussen partijen is niet in geschil dat bedoelde advertenties door FMP zijn geplaatst. Daarnaast staat vast dat Canon in 2004 en 2005 FMP opdracht heeft gegeven om enkele advertenties te plaatsen. Het voorgaande is echter op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat Canon ook opdracht heeft gegeven voor de advertenties waarvoor [appellant] in dit geding betaling vordert, nu Canon het verstrekken van die opdrachten betwist.
3.6
[appellant] heeft - met
grief 4- betoogd dat de opdrachten voor bedoelde advertenties mondeling aan [A] zijn gegeven door medewerkers van Canon, in vertrouwen en goed overleg, en dat sprake was van een bestendige werkwijze als gevolg waarvan geen schriftelijke opdrachtbevestiging werd verstuurd. Canon heeft dat betwist, heeft betoogd dat tevoren schriftelijk opdracht pleegt te worden gegeven, en aangevoerd dat zij de facturen die 2004 en 2005 betreffen voor het eerst enkele dagen vóór 17 juli 2006 heeft ontvangen. Tegenover deze gemotiveerde betwisting van Canon heeft [appellant] nagelaten zijn stelling (voldoende) feitelijk te onderbouwen, bijvoorbeeld door overlegging van een schriftelijke verklaring van [A] en/of andere stukken waaruit blijkt dat - zoals [appellant] stelt - Canon alle gegevens die nodig waren voor het maken van bedoelde advertenties aan FMP heeft verstrekt en/of dat FMP telkens een bewijsexemplaar van het vakblad Digifoto aan Canon heeft doen toekomen. Evenmin heeft [appellant] voldoende toegelicht door wie de opdrachten bij of namens Canon zijn gegeven en onder welke omstandigheden. De enkele stelling dat de opdrachten van de heer [B] danwel de heer [C] danwel mevrouw [D], allen (voormalig) medewerkers van Canon, afkomstig waren, is in het licht van het voorgaande onvoldoende. [appellant] heeft zich ter onderbouwing van zijn stellingen nog beroepen op een brief van mevrouw [E] van Canon van 25 augustus 2006 (onder meer omdat daaruit volgens hem blijkt dat Canon tegenstrijdige standpunten inneemt over degene die de opdrachten verstrekt) en de omstandigheid dat op twee facturen een korting van 15% is toegepast (hetgeen volgens hem wijst op een mondelinge opdracht, omdat kortingen volgens hem altijd mondeling werden gegeven), maar dat volstaat niet ter voldoening aan zijn eigen stelplicht, dat de opdrachten voor de desbetreffende advertenties door (medewerkers van) Canon zijn gegeven. Ditzelfde geldt voor het - niet onderbouwde - betoog van [appellant] dat het feit dat het materiaal voor tenminste twee advertenties is aangeleverd door een Engels reclamebureau Vertsprs erop wijst dat die opdrachten van Canon kwamen.
3.7
Dat door de heer [C] namens Canon de toezegging is gedaan dat de onbetaalde facturen betaald zouden worden, heeft [appellant] evenmin voldoende concreet toegelicht, hetgeen temeer op zijn weg had gelegen nu Canon de vermeende toezegging reeds bij brief van 28 september 2006 heeft betwist.
3.8
Anders dan [appellant] verder in
grief 5stelt, heeft de kantonrechter dan ook terecht geoordeeld dat van [appellant] een voldoende concrete onderbouwing van de (juistheid van de) factureren had mogen worden verwacht, temeer gelet op de omstandigheid dat de facturen dateren uit 2004 en 2005 en dat Canon reeds vanaf de aanvang van de vordering in 2006 heeft aangevoerd dat zij geen opdracht voor de desbetreffende advertenties heeft gegeven. [appellant] had moeten begrijpen dat Canon door dat tijdsverloop zou kunnen zijn belemmerd in haar verweersmogelijkheden. De grieven 4 en 5 falen derhalve.
3.9
Tussen partijen is niet in geschil dat ook Canon Europe Ltd en MediaEdge CIA advertenties voor het merk Canon door FMP lieten plaatsen en Canon heeft gesuggereerd dat de bewuste advertenties mogelijk in opdracht van die ondernemingen zijn geplaatst. Anders dan [appellant] stelt, is het echter niet aan Canon om aan te tonen dat de opdrachten van Canon Europe Ltd, MediaEdge CIA of een andere vennootschap afkomstig zijn, maar is het aan hem, [appellant], om voldoende te onderbouwen dat de opdrachten voor de onderhavige advertenties door Canon zijn gegeven, hetgeen hij heeft nagelaten. Het betoog van [appellant] dat de opdrachten niet van MediaEdge CIA of Canon Europe Ltd afkomstig kunnen zijn geweest, volstaat daarom niet ter toelichting van zijn stellingen. Dit betekent dat ook grief 2 faalt, althans niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kan leiden.
3.1
Nu [appellant] onvoldoende heeft gesteld om de grondslag van de vordering te kunnen dragen, moet het aanbod van [appellant] om door middel van getuigen bewijs te leveren worden gepasseerd. Grief 1 faalt.
3.11
Met
grief 3heeft [appellant] nog het oordeel van de kantonrechter bestreden dat, gelet op het verweer van Canon dat zij al haar opdrachten een PO-nummer geeft, haar opdrachtnemers verplicht dit nummer op hun facturen te vermelden en onbetwist is gebleven dat bij de door Canon erkende opdrachten door FMP ook een PO-nummer op de factuur is vermeld, het op de weg van [appellant] had gelegen zijn stelling dat opdracht is gegeven voor facturen waarop geen PO-nummer is vermeld, nader toe te lichten. Deze grief, wat daar ook van zij, kan niet tot een ander oordeel - en derhalve tot vernietiging van het bestreden vonnis - leiden dan onder 3.10 gegeven. Grief 3 faalt daarom ook.
3.12
Al het voorgaande betekent dat de kantonrechter de vordering van [appellant] terecht heeft afgewezen. De kantonrechter heeft [appellant] dan ook op goede gronden, als de in het ongelijk gestelde partij, verwezen in de proceskosten in eerste aanleg. De tegen die proceskostenveroordeling aangevoerde
grief 6faalt eveneens.
3.13
De slotsom is dat de grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal derhalve worden bekrachtigd. Het bewijsaanbod van [appellant], voor zover hiervoor nog niet besproken, wordt als niet ter zake dienend en te vaag van de hand gewezen. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Canon begroot op € 1.862,- aan verschotten en € 894,- voor salaris advocaat;
verklaart dit arrest ten aanzien van deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, J.H. Huijzer en J.E. Molenaar en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2014.