Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
CANON NEDERLAND N.V.,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief 1bestrijdt [appellant] het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan. Het hof oordeelt als volgt.
grief 4- betoogd dat de opdrachten voor bedoelde advertenties mondeling aan [A] zijn gegeven door medewerkers van Canon, in vertrouwen en goed overleg, en dat sprake was van een bestendige werkwijze als gevolg waarvan geen schriftelijke opdrachtbevestiging werd verstuurd. Canon heeft dat betwist, heeft betoogd dat tevoren schriftelijk opdracht pleegt te worden gegeven, en aangevoerd dat zij de facturen die 2004 en 2005 betreffen voor het eerst enkele dagen vóór 17 juli 2006 heeft ontvangen. Tegenover deze gemotiveerde betwisting van Canon heeft [appellant] nagelaten zijn stelling (voldoende) feitelijk te onderbouwen, bijvoorbeeld door overlegging van een schriftelijke verklaring van [A] en/of andere stukken waaruit blijkt dat - zoals [appellant] stelt - Canon alle gegevens die nodig waren voor het maken van bedoelde advertenties aan FMP heeft verstrekt en/of dat FMP telkens een bewijsexemplaar van het vakblad Digifoto aan Canon heeft doen toekomen. Evenmin heeft [appellant] voldoende toegelicht door wie de opdrachten bij of namens Canon zijn gegeven en onder welke omstandigheden. De enkele stelling dat de opdrachten van de heer [B] danwel de heer [C] danwel mevrouw [D], allen (voormalig) medewerkers van Canon, afkomstig waren, is in het licht van het voorgaande onvoldoende. [appellant] heeft zich ter onderbouwing van zijn stellingen nog beroepen op een brief van mevrouw [E] van Canon van 25 augustus 2006 (onder meer omdat daaruit volgens hem blijkt dat Canon tegenstrijdige standpunten inneemt over degene die de opdrachten verstrekt) en de omstandigheid dat op twee facturen een korting van 15% is toegepast (hetgeen volgens hem wijst op een mondelinge opdracht, omdat kortingen volgens hem altijd mondeling werden gegeven), maar dat volstaat niet ter voldoening aan zijn eigen stelplicht, dat de opdrachten voor de desbetreffende advertenties door (medewerkers van) Canon zijn gegeven. Ditzelfde geldt voor het - niet onderbouwde - betoog van [appellant] dat het feit dat het materiaal voor tenminste twee advertenties is aangeleverd door een Engels reclamebureau Vertsprs erop wijst dat die opdrachten van Canon kwamen.
grief 5stelt, heeft de kantonrechter dan ook terecht geoordeeld dat van [appellant] een voldoende concrete onderbouwing van de (juistheid van de) factureren had mogen worden verwacht, temeer gelet op de omstandigheid dat de facturen dateren uit 2004 en 2005 en dat Canon reeds vanaf de aanvang van de vordering in 2006 heeft aangevoerd dat zij geen opdracht voor de desbetreffende advertenties heeft gegeven. [appellant] had moeten begrijpen dat Canon door dat tijdsverloop zou kunnen zijn belemmerd in haar verweersmogelijkheden. De grieven 4 en 5 falen derhalve.
grief 3heeft [appellant] nog het oordeel van de kantonrechter bestreden dat, gelet op het verweer van Canon dat zij al haar opdrachten een PO-nummer geeft, haar opdrachtnemers verplicht dit nummer op hun facturen te vermelden en onbetwist is gebleven dat bij de door Canon erkende opdrachten door FMP ook een PO-nummer op de factuur is vermeld, het op de weg van [appellant] had gelegen zijn stelling dat opdracht is gegeven voor facturen waarop geen PO-nummer is vermeld, nader toe te lichten. Deze grief, wat daar ook van zij, kan niet tot een ander oordeel - en derhalve tot vernietiging van het bestreden vonnis - leiden dan onder 3.10 gegeven. Grief 3 faalt daarom ook.
grief 6faalt eveneens.