In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toestemming van de rechter-commissaris voor het openbreken van een safeloket dat door [appellante] was gehuurd bij ING Bank N.V. De zaak betreft een geschil tussen [appellante], die in schuldsanering was, en ING Bank N.V. over de rechtmatigheid van het openbreken van het safeloket door de bank op verzoek van de bewindvoerder van de ouders van [appellante]. De bewindvoerder had toestemming gevraagd aan de rechter-commissaris om het safeloket open te breken, wat op 7 augustus 2007 is gebeurd in aanwezigheid van een notaris. De ouders van [appellante] waren eerder in een schuldsaneringsregeling geplaatst en later failliet verklaard. De curator had de sieraden die in het safeloket waren aangetroffen, verkocht. [appellante] vorderde schadevergoeding van ING, maar het hof oordeelde dat ING niet toerekenbaar tekort was geschoten en dat er geen onrechtmatige daad was gepleegd. Het hof verklaarde het hoger beroep tegen eerdere vonnissen niet ontvankelijk en bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij de vorderingen van [appellante] waren afgewezen. [appellante] werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.