Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEDISCH CENTRUM BOERHAAVE B.V.,
als lasthebber van [X],
1.Het geding in hoger beroep
Voor het verloop van het geding tot die dag verwijst het hof naar dat arrest.
Op 3 december 2013 is eveneens een comparitie van partijen gehouden, welke op 18 maart 2014 is voortgezet.
Van de getuigenverhoren en de comparitie van partijen is telkens proces-verbaal opgemaakt. Afschriften daarvan behoren tot de processtukken.
2.Beoordeling
[geïntimeerde] kreeg de gelegenheid om het omstreden gedeelte van de tariefafspraken waarop hij zich beroept te bewijzen, als volgt:
- dat de vergoeding voor operaties wordt berekend aan de hand van de prijs die staat in de prijslijst van Boerhaave;
- dat [geïntimeerde] voor het injecteren van aquamid, pms, botox en esthelis een vaste prijs ontvangt per gebruikte milliliter, te weten voor aquamid € 225,- en voor pms, botox en esthelis € 125,- per milliliter gebruikt product;
- dat de klant die via (de website van) [geïntimeerde] in contact komt met Boerhaave en zich daar laat behandelen, wordt beschouwd als een door [geïntimeerde] aangebrachte klant;
- dat [geïntimeerde] niet deelt in het debiteurenrisico van Boerhaave terzake van de door hem behandelde klanten.
horen, te weten [A] en [B]. Verder heeft Boerhaave bij haar laatste akte een schriftelijke verklaring van mevrouw [C] in het geding gebracht. Omdat [geïntimeerde] niet de gelegenheid heeft gehad om op dit stuk te reageren, zal het hof vooralsnog geen acht slaan op deze verklaring.
Getuige
[geïntimeerde]herinnert zich in 1999 tariefafspraken te hebben gemaakt met mevrouw [C]-Kreps, de toenmalige statutair directeur van Boerhaave. Bij die gelegenheid is niet aan de orde geweest dat hetgeen hem toekwam zou worden berekend aan de hand van hetgeen Boerhaave aan de patiënt factureerde. Het ging over de tarieven die in de prijslijst van Boerhaave stonden. Er werd 24% aangeboden en dat heeft hij aanvaard. Hij heeft jarenlang overeenkomstig deze afspraak gedeclareerd.
Hij is in enkele gevallen na overleg akkoord gegaan met een lager bedrag.
Getuige
[Y]heeft verklaard dat hij vanaf maart 2001 tot en met maart 2003 voor Boerhaave heeft geopereerd. In die periode ontving hij een vergoeding voor zijn werkzaamheden die werd berekend aan de hand van de consumentenprijs. Hij weet niet hoe het ging ingeval er korting was verleend. Hij heeft aangenomen dat de door hem gemaakte tariefafspraken gelijk waren aan die van [geïntimeerde]. Dat was hem verteld door mevrouw [C] en [B].
Getuige
[Z]heeft verklaard dat hij van 1999 tot maart 2013 voor Boerhaave heeft geopereerd. Tarievenafspraken heeft hij gemaakt met mevrouw [C]. Die afspraken zijn in 2008 schriftelijk vastgelegd. De schriftelijke vastlegging week niet af van hetgeen hij in 1999 had afgesproken en hield in dat hij 24% ontving van hetgeen de patiënt betaalde nadat op die som de inkoopprijs van de implantaten in mindering was gebracht. Hij verleende wel eens korting aan de patiënt. Die korting werd doorgelegd naar de behandelend arts. Hij ontving dan ook niet meer dan 24% van het netto bedrag dat de kliniek van de patiënt ontving. Bij het opstellen van zijn declaraties maakte hij gebruik van de patiëntenstaat waarvan een proforma factuur deel uitmaakte.
Getuige
[A]heeft verklaard dat hij begin 2008 in dienst is getreden van Boerhaave. Hij heeft van [B] vernomen dat Boerhaave met alle artsen dezelfde afspraken had gemaakt alsmede dat Boerhaave zich had verbonden om aan artsen te betalen 24% van hetgeen de patiënt aan Boerhaave betaalde na aftrek van kosten. Zo is bij zijn weten ook gehandeld door Boerhaave
Getuige
[C]heeft van zijn moeder gehoord dat zij met [geïntimeerde] tariefafspraken had gemaakt, bevestiging van die afspraken heeft hij aangetroffen in de bedrijfsadministratie. Die afspraken hielden in dat [geïntimeerde] van het door de patiënt aan Boerhaave betaalde bedrag na aftrek van relevante kosten 24% ontving.
Getuige [Y] lijkt de gestelde afspraak te bevestigen maar hij weet niet hoe ingeval van korting werd gehandeld. Dat doet ernstig afbreuk aan de bewijskracht van zijn verklaring, omdat juist dat de moeilijkheid is die partijen verdeeld houdt.
De verklaring van [Z] wijst niet in de richting die [geïntimeerde] heeft bepleit, doordat hij ervan uitgaat dat kortingen naar de arts worden doorgelegd. Hetzelfde geldt voor de verklaringen van de getuigen [A] en [C].
Voor het schriftelijke bewijsmateriaal waarop [geïntimeerde] zich heeft beroepen, geldt hetzelfde. De verklaring per e-mail van de toenmalige echtgenote van getuige [Z] baat [geïntimeerde] niet, zij bevat op dit punt niets relevants. Wat betreft de declaraties waarop [geïntimeerde] zich heeft beroepen, is vermeldenswaard dat de getuige [A] heeft verklaard dat Boerhaave geen declaraties van artsen ontving en de getuige [C] dat hij niets van door [geïntimeerde] ingezonden overzichten weet; in zover bevatten de verklaringen van [A] en [C] dus specifiek tegenbewijs.
Slotsom van deze overwegingen is dat [geïntimeerde] er niet in is geslaagd om te bewijzen dat was afgesproken dat de vergoeding voor operaties wordt berekend aan de hand van de prijs die staat in de prijslijst van Boerhaave.
heeft als getuige verklaard dat hij met [B] op diens voorstel heeft afgesproken dat Boerhaave en hij het verschil tussen de prijs in de prijslijst en de inkoopprijs zouden delen en dat hij aldus voor de injectables een vaste prijs zou ontvangen, voor aquamid € 225,- en voor pms, botox en esthelis € 125,- per milliliter gebruikt product. Die prijsstelling valt, aldus [geïntimeerde] als getuige, goed te verklaren, omdat er bij injectables nauwelijks overheadkosten zijn.
Getuige
[Y]heeft verklaard dat hij in de jaren 2001-2003 ongeveer tien keer te maken heeft gehad met injectables. Daarvoor mocht hij een vast bedrag in rekening brengen. Hij had vooral van doen met aquamid en declareerde daarvoor 750 gulden respectievelijk 350 euro per milliliter. Voor pms gold naar zijn herinnering een lager tarief. Deze vaste bedragen heeft hij bij Boerhaave gedeclareerd; de declaraties zijn zonder commentaar betaald. De tariefstelling had een goede reden. Bij de werkzaamheden in verband met injectables is geen verpleegkundige of andere bijzondere ondersteuning nodig; daarbij past dat een groter deel van de consumentenprijs aan de chirurg toevalt.
Getuige
[Z]heeft in deze kwestie aanvankelijk verklaard dat hij met Boerhaave had afgesproken dat op het totale bedrag dat de patiënt betaalde de inkoopprijs van de injectables in mindering werd gebracht en dat hij van het verschil 24% ontving. Geconfronteerd met andersluidende getuigenverklaringen is de getuige [Z] bij deze verklaring gebleven. Op vragen van de advocaat van Boerhaave heeft de getuige [Z] vervolgens verklaard dat hij zich eigenlijk niet herinnert dat er voor injectables vaste bedragen golden en dat hij zich met het noemen van 24% moet hebben vergist. Aan de hand van een eigen declaratie heeft hij geconstateerd dat hij meer kreeg dan 24%.
Getuige
[A]heeft verklaard dat ten aanzien van injectables de afspraak gold dat Boerhaave de arts 24% betaalde van hetgeen de patiënt betaalde na aftrek van kosten.
Dat heeft hij van [B] vernomen. Dienovereenkomstig is betaald aan de betrokken artsen in de periode dat hij bij Boerhaave werkzaam was; hij neemt aan ook voordien. Hij heeft erop gewezen dat ook bij behandeling met injectables allerhande vaste kosten doorlopen.
Getuige
[C]heeft verklaard dat met [geïntimeerde] was afgesproken dat hij ontving 24% van het door de patiënt aan Boerhaave betaalde bedrag met aftrek van relevante kosten. Dat gold ook voor injectables. Dienovereenkomstig is door Boerhaave betaald. [C] heeft verder nooit tariefafspraken met [geïntimeerde] gemaakt.
De verklaring van de getuige [Y] biedt in dit verband steun.
Ook het schriftelijke bewijsmateriaal waarop [geïntimeerde] zich heeft beroepen, biedt steun, met name de verklaring per e-mail van de toenmalige echtgenote van [Z].
Ook de verklaring van de getuige [C] levert op een specifiek punt tegenbewijs op. Hij herinnert zich niet ooit tariefafspraken met [geïntimeerde] te hebben gemaakt.
Wat betreft de declaraties waarop [geïntimeerde] zich heeft beroepen overweegt het hof tot slot dat de getuige [A] heeft verklaard dat Boerhaave geen declaraties van artsen ontving en de getuige [C] dat hij niets van door [geïntimeerde] ingezonden overzichten weet; in zover bevatten de verklaringen van [A] en [C] dus ook specifiek tegenbewijs.
heeft als getuige verklaard dat hij met [B] heeft afgesproken dat hij 10% extra zou krijgen voor patiënten die met hem in contact kwamen via zijn website en voor patiënten die hij al in zijn praktijk in Helvoirt had gezien.
De getuige
[Y]heeft verklaard dat hij had afgesproken dat Boerhaave 10% meer zou betalen voor patiënten die hij had meegenomen. Het ging in het bijzonder om patiënten die hij had gezien in het ziekenhuis in Ede waar hij werkzaam was, en die hij doorverwees naar Boerhaave omdat in het ziekenhuis in Ede geen esthetische operaties plaatshadden.
De getuige
[Z]had geen aparte tariefafspraken voor meegenomen patiënten.
De getuige
[A]heeft verklaard dat de categorie meegenomen patiënten nauwelijks meer voorkwam, toen hij bij Boerhaave begon. Hij weet niet uit eigen wetenschap hoe die categorie was gedefinieerd en welke tariefafspraak daarvoor gold.
Hij heeft van [B] gehoord dat het ging om patiënten die bij Boerhaave terecht kwamen nadat ze bij een andere kliniek bij de arts een intake hadden gehad en dat de arts daarvoor 10% extra ontving.
De getuige
[C]heeft verklaard dat [geïntimeerde] 10% extra ontving als het ging om patiënten die door hem op consult waren gezien in een andere kliniek en in Boerhaave werden geopereerd. Dienovereenkomstig heeft Boerhaave volgens hem betaald aan [geïntimeerde].
Dat bewijs is ontoereikend om [geïntimeerde] op dit punt in het van hem verlangde bewijs geslaagd te achten.
Vastgesteld kan dan ook worden dat de voor meegenomen patiënten geldende tariefafspraak inhield dat [geïntimeerde] 10% extra ontving voor patiënten die hij eerder elders zag en doorverwees naar Boerhaave.
Getuige
[geïntimeerde]heeft verklaard dat hij met Boerhaave nooit afspraken heeft gemaakt over wie het debiteurenrisico van Boerhaave zou dragen. Hij sprak daarover wel met [B] en deze heeft hem gezegd dat hij zich daarover geen zorgen behoefde te maken.
Getuige
[Y]heeft verklaard dat Boerhaave geen debiteurenrisico had, omdat patiënten pas werden geopereerd, nadat ze hadden betaald. Hij heeft geen weet van enige afspraak op dit punt.
Getuige
[Z]heeft verklaard dat de patiënt in beginsel vooraf betaalde, zodat een debiteurenrisico zich eigenlijk niet voordeed. Het is in de jaren dat hij voor Boerhaave werkzaam is geweest maar een enkele keer voorgekomen dat hij patiënten heeft behandeld die niet hadden betaald. Hij wist in zo’n geval dat hij deelde in het debiteurenrisico.
Getuige
[A]heeft van [B] gehoord dat artsen een percentage kregen van hetgeen patiënten aan Boerhaave betaalden en aldus deelden in het debiteurenrisico.
Dat risico was niet groot. Patiënten betaalden operaties vooraf, injectables gedeeltelijk achteraf.
Getuige [C] heeft verklaard dat de afspraak was dat [geïntimeerde] een percentage van het door de patiënt aan Boerhaave betaalde bedrag ontving na aftrek van kosten en dat hij in zoverre deelde in het debiteurenrisico.
Die vorderingen zal het hof vooralsnog laten rusten in verband met hetgeen hierna volgt.
Voor het geval het partijen niet zou lukken om zelf hun geschil op te lossen overweegt het hof nog als volgt.
Ingeval de door [geïntimeerde] gestelde tariefafspraken niet komen vast te staan, dienen partijen af te rekenen overeenkomstig de door Boerhaave gestelde tariefafspraken. Daaraan zij ter verduidelijking toegevoegd dat het 34%-tarief geldt voor patiënten die [geïntimeerde] eerder heeft gezien, in zijn eigen kliniek of elders, en heeft doorverwezen naar Boerhaave.
De geldende tariefafspraken houden aldus in:
- voor operaties van patiënten die rechtstreeks bij Boerhaave klant werden, is Boerhaave verschuldigd 24% van het verschil tussen het bedrag dat zij factureerde aan haar klant, en de prijs van de gebruikte hulpmiddelen;
- voor operaties van patiënten die [geïntimeerde] eerder in zijn eigen kliniek of elders heeft gezien en heeft doorverwezen naar Boerhaave, is Boerhaave verschuldigd 34% van het verschil tussen het bedrag dat zij factureerde aan haar klant, en de prijs van de gebruikte hulpmiddelen;
- voor het injecteren met aquamid, esthelis, pms respectievelijk botox van patiënten die rechtstreeks bij Boerhaave klant werden was Boerhaave verschuldigd 24% van het verschil tussen het bedrag dat zij factureerde aan haar klant, en de prijs van het te injecteren materiaal; per geïnjecteerde milliliter ontvangt [geïntimeerde] aldus € 102,80 voor het injecteren met aquamid, € 42,00 voor het injecteren met pms, € 102,80 voor het injecteren met botox en € 60,00 voor het injecteren met esthelis;
- voor het injecteren met aquamid, esthelis, pms respectievelijk botox van patiënten die [geïntimeerde] eerder in zijn eigen kliniek of elders heeft gezien en heeft doorverwezen naar Boerhaave, is Boerhaave verschuldigd 34% van het verschil tussen het bedrag dat zij factureerde aan haar klant, en de prijs van het te injecteren materiaal;
- gebruikte hulpmiddelen die [geïntimeerde] zelf aanleverde, worden door Boerhaave vergoed;
- [geïntimeerde] deelt in het incassorisico; ontvangt Boerhaave geen betaling van haar klant, dan behoeft Boerhaave niet aan [geïntimeerde] te betalen.
De inhoud van het partijdebat in aanmerking genomen kan zonder nader onderzoek niet worden vastgesteld hoe partijen de financiële relatie die tussen hen heeft bestaan dienen af te wikkelen.
Onderzocht moet in het bijzonder nog worden
- welke werkzaamheden zijn door [geïntimeerde] ten behoeve van Boerhaave verricht?
- aan de hand van welke feitelijke bedragen moet de vergoeding worden berekend?
- welke kosten mogen in mindering strekken?
- op hoeveel klanten moet het 34%-tarief worden toegepast?
Het voorschot op het loon van de deskundige zal het hof voor rekening brengen van beide partijen, elk voor de helft.
Als een geordend overzicht beschikbaar is gekomen, zal het hof bezien of aanvullende bewijslevering dient plaats te hebben.
Het hof voorziet dat al dit onderzoek nog geruime tijd in beslag zal nemen en de nodige kosten zal opleveren, reden waarom partijen in de gelegenheid worden gesteld aan de hand van de hiervoor genoemde bewijsbeslissingen zelf tot een oplossing te komen.