ECLI:NL:GHAMS:2014:3331

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2014
Publicatiedatum
14 augustus 2014
Zaaknummer
23-004758-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewelddadige overval, afpersingen en wederrechtelijke vrijheidsberoving

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van gewelddadige overvallen, afpersingen en wederrechtelijke vrijheidsberoving, gepleegd in een kort tijdsbestek. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld en bedreiging, waarbij slachtoffers onder druk werden gezet om hun bezittingen af te geven. De verdachte heeft samen met mededaders op verschillende data en locaties, waaronder Oostzaan en Medemblik, gewelddadige overvallen gepleegd waarbij slachtoffers met wapens werden bedreigd en fysiek geweld werd gebruikt. Het hof heeft overwogen dat de redelijke termijn van vervolging is overschreden, maar heeft geen grond gezien om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, maar het hof heeft de strafmaat heroverwogen in het licht van de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade die de slachtoffers hebben geleden als gevolg van de gepleegde feiten.

Uitspraak

parketnummer: 23-004758-13
datum uitspraak: 14 augustus 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 9 oktober 2013 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 14-700969-10 en 14-700804-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 juli 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 14-700969-10:
1
primair:
hij op of omstreeks 21 november 2009 in de gemeente Oostzaan tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een bankpas en/of een creditcard, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die[slachtoffer 1] en/of een persoon, genaamd[slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 1], en/of een persoon, genaamd[slachtoffer 2], heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en/of een bankpas en/of een creditcard, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat er met een knuppel, althans met een (hard) voorwerp, op een ruit van de auto, waarin genoemde[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] was/waren gezeten, is geslagen en/of er een pistool, althans een opeen vuurwapen gelijkend voorwerp, op die[slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is gericht en/of gericht is gehouden, althans dat hem/haar/hen een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, is voorgehouden en/of is getoond en/of die[slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (dreigend) is toegevoegd: “Ik wil jullie geld” en/of “Geef me al jullie geld” en/of “Ik schiet jullie, ik heb een wapen” en/of “Waar is je portemonnee” en/of “Als je de politie belt, weet ik waar je woont”, althans woorden van een dergelijke (dreigende) aard en/of strekking.
2 primair:
hij op of omstreeks 21 november 2009 in de gemeente Medemblik, althans in het arrondissement Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en/of één of meer telefoon(s) en/of een bankpas, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en/of één of meer telefoon(s) en/of een bankpas, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat er een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 3] is gericht en/of gericht is gehouden en/of die [slachtoffer 3] een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, is getoond en/of is voorgehouden en/of die [slachtoffer 3] één of meerma(a)l(en) (met kracht) (met een (hard) voorwerp) op/tegen diens hoofd en/of (elders) op/tegen diens lichaam is geslagen en/of is gestompt en/of die [slachtoffer 3] (met kracht) (in een kofferbak van een auto) is geduwd en/of die [slachtoffer 3] dreigend is toegevoegd: “Geef je portemonnee” en/of “Geef je telefoon” en/of “Uitstappen”, althans woorden van een dergelijke (dreigende) aard en/of strekking.
3:
hij op of omstreeks 21 november 2009 in de gemeente Medemblik en/of (elders) in het arrondissement Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 3], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer 3] (met kracht) in de kofferbak van een/zijn auto geduwd en/of (vervolgens) is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) met die auto weggereden en/of heeft/hebben hij/zij de auto met daarin die [slachtoffer 3] op een andere plaats achtergelaten.
4:
hij op of omstreeks 22 november 2009 in de gemeente Castricum, op de openbare weg, de Laan van Albert’s Hoeve, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, althans één of meer, (sport)tas(sen), inhoudende (onder meer) een geldbedrag van (ongeveer) 15.000 euro, althans enig geldbedrag en/of (ongeveer) 29 toegangskaarten, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd[slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van twee, althans één of meer, (sport)tas(sen), inhoudende (onder meer) een geldbedrag van (ongeveer) 15.000 euro, althans enig geldbedrag en/of (ongeveer) 29 toegangskaarten, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [slachtoffer 4] (met kracht) met een knuppel, althans met een (hard) voorwerp, op/tegen diens hoofd en/of (elders) op/tegen diens lichaam werd geslagen en/of er een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 4] is gericht en/of gericht is gehouden, althans die [slachtoffer 4] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, is getoond en/of is voorgehouden en/of die [slachtoffer 4] dreigend werd toegevoegd: “Schieten, schieten” en/of “Tassen hier”, althans woorden van een dergelijke (dreigende) aard en/of strekking.
Zaak met parketnummer 14-700804-11 (gevoegd):
1
primair:
hij op 27 oktober 2009 in de gemeente Schagen tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, op de openbare weg, de Thorbeckestraat, althans op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, inhoudende (onder meer) een mobiele telefoon en/of een portemonnee en/of geld en/of (een) bankpasje(s) en/of (een) pasje(s) en/of (een) foto(‘s) en/of (een) sleutel(s) en/of een paspoort, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat - die [slachtoffer 5] (omver) is geduwd, en/of - (vervolgens) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, (meermalen) in het lichaam van die [slachtoffer 5] is gestoken en/of gesneden, en/of - (met kracht) aan de tas van die [slachtoffer 5] werd gerukt en/of getrokken, en/of - die [slachtoffer 5] (dreigend) werd toegevoegd: “Ik wil je geld, ik wil je geld, anders maak ik je dood”, althans woorden en/of zinnen van een dergelijke (dreigende) aard en/of strekking;
1
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2009 tot en met 29 oktober 2009 in de gemeente(n) Schagen en/of Den Helder en/of Almere, in elk geval in Nederland, een telefoon en/of een (ING)bankpas (ten name van [slachtoffer 5]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die telefoon en/of die bankpas wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
2 primair:
hij op 15 november 2009 in de gemeente Schagen tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, op de openbare weg, de Loet, althans op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, inhoudende (onder meer) een mobiele telefoon en/of een portemonnee en/of een geldbedrag en/of make-up en/of een make-uptasje en/of een (zilveren) armband en/of één of meer sleutel(s) en/of pasje(s) en/of een MP-3-speler, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat (meermalen)(met kracht) aan de tas van die [slachtoffer 6] werd gerukt en/of werd getrokken;
2
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 15 november 2009 tot en met 30 november 2009, in elk geval in de periode van 15 november 2009 tot en met 15 januari 2010, in de gemeente(n) Schagen en/of Den Helder en/of Almere, in elk geval in Nederland, een make-uptasje en/of een (zilveren) armband heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat make-uptasje en/of die armband wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafmotivering komt dan de rechtbank.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging wegens overschrijding van de redelijke termijn in combinatie met het handelen in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde.
De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte al op 4 februari 2010 door de politie is gehoord over de zaken “Castricum” en “Oostzaan”. De verdachte is vervolgens eerst in augustus 2011 gedagvaard voor de zitting van 30 november 2011. Op de zitting van 30 november 2011 is de zaak verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van getuigen. Het heeft daarna tot 25 september 2013 geduurd voordat de zaak opnieuw ter terechtzitting is aangebracht. Dit tijdsverloop is op generlei wijze toe te rekenen aan de verdachte. Voorts heeft het openbaar ministerie in strijd gehandeld met het verbod van willekeur en het gebod van een redelijke en billijke belangenafweging en het vereiste van zorgvuldig overheidshandelen. Het openbaar ministerie heeft de verdachte in eerste instantie (in Lelystad) alleen vervolgd voor zijn aandeel in het onderzoek
25BOGOTAen niet voor de onderhavige feiten in het onderzoek
10VLOED. Als reden hiervoor werden capaciteitsproblemen aangegeven. In mei 2010 heeft het parket Lelystad aan de officier van justitie te Alkmaar laten weten dat deze beide zaken niet zouden worden meegenomen in de vervolging van de verdachte voor de feiten begaan in Almere in dezelfde periode. Het eindproces-verbaal was toen al gereed. Vervolgens is het onderzoek
10VLOEDom onduidelijke reden op de plank blijven liggen en werd de verdachte voor onderhavige feiten eerst op 30 november 2011 gedagvaard. Het openbaar ministerie is door deze handelwijze tekort geschoten in de vereiste zorgvuldigheid die het als vervolgingsinstantie ten opzichte van de verdachte dient te betrachten. Nadat de zaak op de terechtzitting van 30 november 2011 naar de rechter-commissaris werd verwezen voor het horen van getuigen had, gelet op het vereiste van een redelijke en billijke belangenafweging en gezien de situatie van de verdachte, de zaak zo spoedig mogelijk opnieuw ter zitting dienen te worden aangebracht. Dit heeft evenwel geduurd tot 25 september 2013. De overschrijding van de redelijke termijn, in samenhang met het optreden in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde, dient in de visie van de verdediging te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Het hof overweegt als volgt. Naar aanleiding van de reactie op het verweer tot niet-ontvankelijkheid heeft de officier van justitie op de terechtzitting in eerste aanleg de gang van zaken met betrekking tot de vervolging van de verdachte nader toegelicht. Het hof constateert dat na de aangifte op 22 november 2009 van het in de zaak met parketnummer 14/700969-09 onder 3 ten laste gelegde feit, in het arrondissement Alkmaar een onderzoek is opgestart onder de naam
10VLOED. Gedurende dat onderzoek bleek dat tegen de verdachte, zijnde één van de hoofdverdachten in dit onderzoek, tevens een onderzoek liep in het toenmalige arrondissement Zwolle/Lelystad onder de naam
25BOGOTA. Als gevolg van deze gelijktijdig lopende vervolgingen in verschillende arrondissementen en daarmee gepaard gaande communicatiestoornissen is er veel tijd verloren gegaan. Uiteindelijk bleek dat het arrondissementsparket Zwolle/Lelystad de feiten uit het onderzoek
10VLOEDniet mee zou nemen in de vervolging, waarop de vervolging voor deze feiten alsnog is voortgezet in het arrondissement Alkmaar. De verdachte verbleef vanaf 15 december 2009 in voorarrest in het onderzoek
25BOGOTA. Uit het dossier blijkt dat de verdachte op 4 februari 2010 uit het huis van bewaring is gelicht en is gehoord door de politie te Alkmaar. De verdachte is ten tijde van dit verhoor reeds geconfronteerd met de tegen hem bestaande verdenking van de overvallen in Oostzaan en Castricum. Op grond hiervan stelt het hof vast dat de redelijke termijn in deze zaak is aangevangen op 4 februari 2010. De verdachte is voor deze feiten eerst gedagvaard voor de terechtzitting van 30 november 2011. Op deze terechtzitting is de zaak verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van getuigen. Het gerechtelijk vooronderzoek is op 23 oktober 2012 door de rechter-commissaris gesloten, waarna op 25 september 2013 de inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden. De totale periode van vervolging in eerste aanleg beslaat derhalve ruim drie jaar en zeven maanden. Door de voortvarende behandeling van de zaak bij het hof is de totale termijn van vervolging, inclusief de behandeling in hoger beroep, echter beperkt tot 4 jaar en 6 maanden, zodat de redelijke termijn in totaal met zes maanden is overschreden.
Het hof is verder van oordeel dat het openbaar ministerie bij haar vervolgingsbeslissing en het verloop van de vervolging de belangen van de verdachte onvoldoende in acht heeft genomen. Hetgeen door het openbaar ministerie daartoe is aangevoerd, dat er sprake was van capaciteitsproblemen, is onvoldoende redengevend. Het hof ziet echter geen grond voor het standpunt van de raadsvrouw, dat er sprake is geweest van een doelbewuste grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte, en ziet dan ook geen aanleiding om het openbaar ministerie in de vervolging niet-ontvankelijk te verklaren. Wel zal het hof de onvoldoende zorgvuldige belangenafweging door het openbaar ministerie verdisconteren in de straftoemeting. Bij het bepalen van de strafmaat zal het hof ten voordele van de verdachte verder rekening houden met de vastgestelde overschrijding van de redelijke termijn.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 14-700804-11 onder 1 primair en 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Hoewel de stukken in het dossier blijk geven van een zekere betrokkenheid van de verdachte bij de aan de orde zijnde overvallen, blijkt daar niet uit dat sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] dat medeplegen moet worden aangenomen.
Gelet op de stukken in het dossier is naar het oordeel van het hof niet onaannemelijk dat de verdachte – zoals hij heeft verklaard – geen weet heeft gehad van de intenties van de medeverdachte Alles. Het feit dat de verdachte vervolgens wel wist hoe zijn medeverdachte aan de goederen was gekomen en dat hij die onder zich heeft gehouden doet daaraan niet af.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 14-700969-10 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 14-700804-11 onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 14-700969-10:
1:
hij op 21 november 2009 in de gemeente Oostzaan tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en een bankpas en een creditcard, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die[slachtoffer 1] en[slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat er met een knuppel op een ruit van de auto, waarin genoemde[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren gezeten, is geslagen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die[slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] is gericht en gericht is gehouden, en die[slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] dreigend is toegevoegd: “Ik wil jullie geld” en “Geef me al jullie geld” en “Ik schiet jullie, ik heb een wapen” en “Als je de politie belt, weet ik waar je woont”.
2:
hij op 21 november 2009 in de gemeente Medemblik, althans in het arrondissement Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en een telefoon en een bankpas, toebehorende aan die [slachtoffer 3], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat er een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 3] is gericht en die [slachtoffer 3] met een hard voorwerp tegen diens hoofd is geslagen en die [slachtoffer 3] in een kofferbak van een auto is geduwd en die [slachtoffer 3] dreigend is toegevoegd: “Geef je portemonnee” en “Geef je telefoon” en/of “Uitstappen”, althans woorden van een dergelijke dreigende aard en/of strekking.
3:
hij op 21 november 2009 in de gemeente Medemblik en elders in het arrondissement Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 3], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet die [slachtoffer 3] in de kofferbak van een auto geduwd en vervolgens zijn verdachte en zijn mededader met die auto weggereden en hebben zij de auto met daarin die [slachtoffer 3] op een andere plaats achtergelaten.
4:
hij op 22 november 2009 in de gemeente Castricum, op de openbare weg, de Laan van Albert’s Hoeve, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld[slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van twee sporttassen, inhoudende een geldbedrag en 29 toegangskaarten, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat die [slachtoffer 4] met een knuppel tegen diens hoofd werd geslagen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 4] is gericht en die [slachtoffer 4] dreigend werd toegevoegd: “Tassen hier”.
Zaak met parketnummer 14-700804-11 (gevoegd):
1
subsidiair:
hij in de periode van 27 oktober 2009 tot en met 29 oktober 2009 in de gemeente(n) Schagen en/of Den Helder en/of Almere een telefoon en een ING bankpas (ten name van [slachtoffer 5]) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die telefoon en die bankpas wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
2
subsidiair:
hij in de periode van 15 november 2009 tot en met 30 november 2009, in de gemeente(n) Schagen en/of Den Helder en/of Almere een make-uptasje en een armband heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat make-uptasje en die armband wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 14-700969-10 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 14-700804-11 onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 14-700969-10 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 14-700804-11 onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het in de zaak met parketnummer 14-700969-10 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
het in de zaak met parketnummer 14-700969-10 onder 2 en 4 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
het in de zaak met parketnummer 14-700969-10 onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
het in de zaak met parketnummer onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
telkens:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 14-700969-10 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 14-700804-11 onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregelen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte ten aanzien van het bij parketnummer 14/700969-10 onder 1, 2, 3 en 4 en het bij parketnummer 14/700804-11 onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten aanzien van het bij parketnummer 14/700969-10 onder 1, 2, 3 en 4 en het bij parketnummer 14/700804-11 onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit een andere strafmodaliteit toe te passen, te weten een maximale werkstraf in combinatie met een maximale voorwaardelijke gevangenisstraf, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte zijn leven inmiddels heeft gebeterd. De verdachte heeft een ernstig zieke vrouw die hij moet verzorgen en hij heeft een baan gevonden als elektromonteur. Daarnaast krijgt de verdachte begeleiding en volgt hij leertrajecten.
Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat, gezien het feit dat de verdachte in twee verschillende arrondissementen niet gelijktijdig is vervolgd, terwijl alle feiten ook tezamen afgedaan hadden kunnen worden, hij de facto een hogere straf opgelegd heeft gekregen dan wanneer alle feiten gelijktijdig waren berecht. De verdachte is ten tijde van de onderhavige strafzaak door het Gerechtshof Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren. Aangezien de onderhavige strafzaak ten tijde van zijn detentie nog open stond, kwam hij echter niet in aanmerking voor detentiefasering en heeft hij de gehele duur van zijn detentie in een gesloten inrichting verbleven, waardoor hij – alles optellend – zwaarder bestraft zal worden dan medeverdachte Alles die wél voor het gehele feitencomplex gelijktijdig is veroordeeld en daarom wel in aanmerking is gekomen voor detentiefasering.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, samen met zijn mededader(s), in een kort tijdsbestek meerdere gewelddadige overvallen gepleegd. Door de daders werd het gebruik van lichamelijk geweld niet geschuwd om de slachtoffers te dwingen mee te werken. Op 21 november 2009 hebben de verdachte en zijn mededader een in een auto gezeten paar overvallen en onder bedreiging van wapens hun goederen afgenomen. Diezelfde nacht hebben de verdachte en zijn mededader een man overvallen en hem onder bedreiging van wapens gedwongen tot de afgifte van zijn auto en van andere goederen. Tevens hebben ze het slachtoffer geruime tijd in de kofferbak van zijn eigen auto van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden. In de vroege ochtend van 22 november 2009 hebben de verdachte en zijn mededaders een cafébaas bij zijn woning overvallen en wederom onder bedreiging van wapens gedwongen tot de afgifte van tassen met de kasopbrengst.
De verdachte heeft grote gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij de slachtoffers en een ernstige inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. De verdachte en zijn mededader(s) waren slechts uit op eigen geldelijk gewin en hebben zich op geen enkele wijze bekommerd om de gevolgen van hun daden voor de slachtoffers. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke geweldsmisdrijven nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen hiervan kunnen ondervinden. Aangever [slachtoffer 3] heeft in zijn schriftelijke slachtofferverklaring aangegeven welke verstrekkende gevolgen de overval op hem heeft gehad. Hij verklaart doodsangsten te hebben uitgestaan toen hij in de kofferbak van zijn auto werd achtergelaten. Voorts was hij ten tijde van de overval herstellende van een gebroken rug en heeft de rit in de kofferbak zijn herstel geen goed gedaan.
Op 27 oktober 2009 heeft de verdachte de bij een zeer gewelddadige straatroof buitgemaakte goederen in zijn bezit gehad en gebruikt, terwijl hij wist hoe de dader aan die goederen was gekomen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangeefster [slachtoffer 5] verklaard nog steeds de psychische gevolgen van de beroving te ondervinden. Gevoelens van angst en onveiligheid, zowel voor haarzelf als haar omgeving, beheersen haar leven. De verdachte kan het tijdens de beroving uitgeoefende geweld en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor het slachtoffer in juridische zin niet worden verweten. Het hof rekent het hem wel aan dat hij zonder zich om het slachtoffer te bekommeren gebruik heeft gemaakt van de opbrengst van de straatroof, waarbij hij zich enkel heeft laten leiden door eigen gewin.
Ook op 15 november 2009 heeft de verdachte de bij een straatroof buitgemaakte goederen in zijn bezit gehad en gebruikt. Door de bestuurder van een auto is met geweld de tas van een vrouw weggenomen, terwijl de verdachte tijdens de overval naast de dader zat op de bijrijdersstoel. Dergelijke ernstige feiten wakkeren in de maatschappij voorkomende gevoelens van angst en onveiligheid aan.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 juli 2014 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld.
Bij de oplegging van de straf overweegt het hof dat de rechtbank de verdachte voor het in de zaak met parketnummer 14-700804-11 onder 2 primair tenlastegelegde feit heeft veroordeeld, waarvan het hof de verdachte vrijspreekt. Voorts is door de voortvarende behandeling van de zaak in hoger beroep de overschrijding van de redelijke termijn, zoals die bestond ten tijde van de behandeling in eerste aanleg, ingelopen, zodat de overschrijding nu nog zes maanden bedraagt, hetgeen van belang is voor de invloed van die overschrijding op de op te leggen straf.
Het hof acht, alles afwegende en rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.635,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 759,75. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 14-700969-10 onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 14-700969-10 onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.807,34. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.037,50. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 14-700969-10 onder 2 en 3 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen en de voeging duurt derhalve van rechtswege voort in hoger beroep.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 14-700969-10 onder 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.934,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.653,80. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 14-700969-10 onder 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.024,60. De gestelde schade bestaat voor een bedrag van € 124,60 uit materiële schade en voor een bedrag van € 900,00 uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 124,60, bestaande uit materiële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – conform het vonnis van de rechtbank – op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is voor wat betreft het materiële deel daarvan, maar dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor wat betreft het immateriële deel, aangezien de verdachte de straatroof niet heeft gepleegd maar slechts schuldig kan worden bevonden aan de subsidiair tenlastegelegde opzetheling.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij ten tijde van de diefstal om de hoek op zijn metgezel stond te wachten, dat hij gegil heeft gehoord en dat kort daarop zijn metgezel in de auto terugkeerde en riep: “Rijen, rijen”. Voorts heeft hij verklaard dat hij de tas van het slachtoffer heeft doorzocht en dat hij heeft getracht met de weggenomen pas te pinnen. Uit het dossier blijkt dat het de verdachte is geweest die dezelfde dag de weggenomen mobiele telefoon in gebruik heeft genomen.
Het hof is van oordeel dat uit deze feiten en omstandigheden blijkt dat de voorafgaande diefstal met geweld en de bewezenverklaarde opzetheling in zodanig nauw verband met elkaar staan dat het slachtoffer door de opzetheling rechtstreeks materiële schade is toegebracht als bedoeld in de artikelen 51a en 361, tweede lid onder b, van het Wetboek van Strafvordering. Niet is vast komen te staan dat de verdachte van tevoren wist van het door zijn mededader bij de straatroof uitgeoefende geweld, noch dat hij daaraan anderszins enige significante bijdrage heeft geleverd.
Op grond van voorgaande is het hof van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het in de zaak met parketnummer 14-700804-11 onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit. De vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 124,60, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. Het hof is van oordeel dat het tijdsverloop van de vervolging niet volledig voor rekening van de verdachte dient te komen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat de gestelde immateriële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien de immateriële schade in een te ver verwijderd verband staat van hetgeen waarvoor de verdachte thans wordt veroordeeld, te weten opzetheling. Gelet hierop zal het hof de benadeelde partij voor dat deel van de vordering niet ontvangen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 63, 282, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 14-700804-11 onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 14-700969-10 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 14-700804-11 onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 14-700969-10 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 14-700804-11 onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 14-700969-10 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 759,75 (zevenhonderdnegenenvijftig euro en vijfenzeventig cent) bestaande uit € 9,75 (negen euro en vijfenzeventig cent) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van
€ 759,75 (zevenhonderdnegenenvijftig euro en vijfenzeventig cent) bestaande uit € 9,75 (negen euro en vijfenzeventig cent) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij[slachtoffer 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 14-700969-10 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd[slachtoffer 2], een bedrag te betalen van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij[slachtoffer 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 14-700969-10 onder 2, 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.037,50 (tweeduizend zevenendertig euro en vijftig cent) bestaande uit € 37,50 (zevenendertig euro en vijftig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3], een bedrag te betalen van
€ 2.037,50 (tweeduizend zevenendertig euro en vijftig cent) bestaande uit € 37,50 (zevenendertig euro en vijftig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij[slachtoffer 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 14-700969-10 onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd[slachtoffer 4], een bedrag te betalen van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 14-700969-10 onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 7.653,80 (zevenduizend zeshonderddrieënvijftig euro en tachtig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4], een bedrag te betalen van
€ 7.653,80 (zevenduizend zeshonderddrieënvijftig euro en tachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
73 (drieënzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 5] ter zake van het in de zaak met parketnummer 14-700804-11 onder 1 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 124,60 (honderdvierentwintig euro en zestig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 5], een bedrag te betalen van
€ 124,60 (honderdvierentwintig euro en zestig cent) bestaande uit materiële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. W.H. van Benthem en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Dudok van Heel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 augustus 2014.
mr. W.H. van Benthem en mr. P.F.E. Geerlings zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
_______________________________________________________________ _ _
.
.