ECLI:NL:GHAMS:2014:3186
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging schuldsaneringsregeling op grond van niet-opgegeven UWV-inkomsten
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellant [X], die op 9 juli 2014 in hoger beroep ging tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 juli 2014. De rechtbank had de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd op basis van een schuld aan het UWV van € 1.367,69, die bekend werd na de indiening van het verzoekschrift tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft op 5 augustus 2014 de zaak behandeld, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.E. Groenenberg, en de bewindvoerder, M. Schuitemaker, ook aanwezig was.
Appellant stelde dat hij niet op de hoogte was van de terugvordering van het UWV en dat hij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van de schuld. Hij voerde aan dat hij geen vast adres had en daardoor geen post ontving. De bewindvoerder daarentegen betoogde dat appellant op de hoogte had moeten zijn van zijn verplichtingen en dat hij eerder al boetes had gekregen voor het niet doorgeven van inkomsten. Het hof oordeelde dat appellant onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was geweest, vooral gezien zijn eerdere ervaringen met het UWV en zijn opleidingsniveau.
Het hof concludeerde dat de schuld aan het UWV ten tijde van de indiening van het verzoekschrift niet bekend was bij de rechtbank, en dat appellant verantwoordelijk was voor het niet correct invullen van de schuldenlijst. Het hof bekrachtigde daarom het vonnis van de rechtbank, waarmee de schuldsaneringsregeling van appellant werd beëindigd. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 5 augustus 2014, en er kan binnen acht dagen na de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld.