ECLI:NL:GHAMS:2014:3184

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2014
Publicatiedatum
12 augustus 2014
Zaaknummer
200.149.628
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsanering zonder schone lei en de rol van de verificatievergadering

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de schuldsanering van appellant [X] zonder toekenning van een schone lei. Het hoger beroep is ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 mei 2014, waarin de schuldsaneringsregeling van [X] werd beëindigd. De rechtbank had eerder, op 30 december 2013, bepaald dat er een inhoudelijke verificatievergadering zou plaatsvinden, maar deze is niet gehouden. Appellant heeft in zijn verzoekschrift aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de schuldsanering heeft beëindigd zonder dat zijn bezwaren tegen de vorderingen van schuldeisers zijn behandeld. Tijdens de zitting van het hof op 8 juli 2014 heeft [X] zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.T. Willemsen. De bewindvoerder, M. Zomerdijk, was ook aanwezig en heeft verklaard dat hij in de veronderstelling verkeerde dat er geen inhoudelijke verificatievergadering nodig was, omdat de vorderingen door [X] niet betwist waren. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank niet had mogen terugkomen op haar eerdere beslissing om een verificatievergadering te houden. De rechtbank had de bezwaren van [X] tegen de vorderingen niet op de juiste wijze behandeld, wat heeft geleid tot de onterechte beëindiging van de schuldsanering. Desondanks heeft het hof geoordeeld dat de rechtbank niet alsnog een inhoudelijke verificatievergadering kon gelasten, omdat de looptijd van de schuldsanering al was verstreken en [X] in gebreke was gebleven. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.149.628/01
insolventienummer rechtbank Amsterdam : C/13/11/1-R
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 15 juli 2014
in de zaak van
[X]
wonend te [Y],
appellant,
advocaat: mr. J.T. Willemsen te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

Appellant wordt hierna [X] genoemd.
[X] is bij op 26 mei 2014 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 mei 2014, waarbij de op [X] van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling is beëindigd zonder toekenning van de zogenoemde schone lei.
Het hoger beroep is behandeld op de zitting van het hof van 8 juli 2014. Bij die behandeling is [X] verschenen, bijgestaan door mr. Willemse voornoemd die het verzoekschrift heeft toegelicht aan de hand van een pleitnotitie die aan het hof is overgelegd. Voorts is namens de bewindvoerder M. Zomerdijk verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van het verzoekschrift met bijbehorende stukken en het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg. [X] heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

2.Beoordeling

2.1
[X] heeft in het verzoekschrift verzocht om het vonnis waarin de op hem toepasselijke schuldsaneringsregeling werd beëindigd zonder schone lei, te vernietigen en te bepalen dat er een inhoudelijke verificatievergadering gehouden dient te worden, althans dat op een andere wijze gevolg moet worden gegeven aan de beschikking van de rechtbank van 30 december 2013 alvorens de schuldsaneringsregeling wordt beëindigd, althans een beslissing door uw hof in goede justitie te bepalen. Daartoe heeft [X] – samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – het volgende aangevoerd. Bij vonnis van 14 september 2011 is door de rechtbank Amsterdam bepaald dat [X] niet voor een schone lei in aanmerking komt, maar dat de regeling wordt voortgezet teneinde een 100% uitkering aan de schuldeisers te realiseren. Bij beschikking van 30 december 2013 is door de rechtbank bepaald dat er een inhoudelijke verificatievergadering zal worden bepaald voor het geval voorlopig erkende vorderingen bestreden zouden worden door [X]. Ondanks dat [X] tijdig zijn bezwaren tegen verschillende vorderingen heeft kenbaar gemaakt, is er geen inhoudelijke verificatievergadering gehouden en is er niet ingegaan op de door [X] geuite bezwaren. De rechtbank heeft bij vonnis van 21 mei 2014 de schuldsaneringsregeling beëindigd en ten onrechte bepaald dat de beschikbare gelden uitgedeeld zullen worden overeenkomstig de door de schuldeisers ingediende en geverifieerde bedragen, tenzij [X] vóór 1 juli 2014 schriftelijke instemming van de schuldeisers kan overleggen waaruit blijkt dat zij genoegen nemen met een lager bedrag. [X] acht dit een onacceptabele gang van zaken. Omdat er geen inhoudelijke verificatievergadering is gehouden, is niet voldaan aan de beschikking van 30 december 2013. Het stond de rechtbank echter niet vrij terug te komen van deze beslissing. Verzuimd is een inhoudelijke verificatievergadering te houden en dit gebrek is niet op behoorlijke wijze hersteld en daarom zou de schuldsaneringsregeling niet beëindigd moeten worden. [X] verzoekt daarom het vonnis van de rechtbank te vernietigen en opnieuw rechtdoende een inhoudelijke verificatievergadering te gelasten.
2.2
Ten behoeve van de behandeling van het hoger beroep heeft de bewindvoerder op 24 juni 2014 een verslag aan het hof doen toekomen. [X] heeft - naar blijkt uit uitlatingen van zijn advocaat - van dit verslag kennis genomen. De bewindvoerder heeft gesteld dat hij naar aanleiding van de bezwaren van [X] tegen enkele vorderingen contact heeft gehad met de heer Ilic (een vriend van [X] die hem bijstaat met de Nederlandse taal) met wie de desbetreffende vorderingen zijn besproken, waarna de bewindvoerder in de veronderstelling verkeerde dat “het duidelijk was en daarmee geen inhoudelijke verificatievergadering nodig was”. Toen nadien toch weer discussie ontstond over verschillende vorderingen heeft de rechtbank een inhoudelijke beëindigingszitting gehouden. Tijdens deze eindzitting is, in overeenstemming met [X] en zijn advocaat, besloten over te gaan tot beëindiging van de schuldsanering en de slotuitdeling uit te stellen om [X] de mogelijkheid te bieden aan te tonen dat de vorderingen met succes zijn betwist. De betwisting van de vorderingen is bovendien in het proces-verbaal van die zitting vastgelegd. De bewindvoerder adviseert het vonnis te bekrachtigen.
2.3
Het hof stelt voorop dat [X] niet bestrijdt dat, gelet op de inhoud van het vonnis van 14 september 2011, de schuldsanering (uiteindelijk) zal dienen te eindigen zonder schone lei.
2.4
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep staat het volgende vast:
a. Bij beschikking van 30 december 2013 heeft de rechtbank bepaald dat op 13 februari 2014 een verificatievergadering pro forma zal worden gehouden en dat de bewindvoerder [X] daarvan op de hoogte zal stellen en zal mededelen dat aanwezigheid ter verificatievergadering niet nodig is, tenzij niet alle door de bewindvoerder voorlopig erkende vorderingen door [X] erkend worden.
b. Bij brief van 7 januari 2014 heeft [X] aan de bewindvoerder bezwaren kenbaar gemaakt tegen de vorderingen van Zilveren Kruis Achmea, Waternet, Dienst Belastingen en Eneco.
c. Het proces-verbaal van de pro forma verificatievergadering, gehouden op 13 februari 2014, houdt onder meer in dat de bewindvoerder alle ingediende vorderingen heeft erkend en er geen betwiste en achtergestelde vorderingen zijn en dat [X] geen bezwaren kenbaar heeft gemaakt tegen de ingediende schuldvorderingen.
2.5
Ingevolge artikel 328 Faillissementswet (Fw) zijn op de verificatie van vorderingen in het kader van de schuldsaneringsregeling onder meer de artikelen 119 tot en met 127 Fw van toepassing. Op grond van artikel 121 lid 4 en artikel 196 Fw heeft de in het proces-verbaal van de verificatievergadering opgetekende erkenning door de bewindvoerder van een vordering kracht van gewijsde, ook tegen de schuldenaar en is het proces-verbaal een voor tenuitvoerlegging vatbare titel. Uit artikel 126 en artikel 197 Faillissementswet volgt dat indien in het proces-verbaal van de verificatievergadering aantekening wordt gemaakt van een gemotiveerde betwisting door de schuldenaar van een vordering, de erkenning van die vordering door de bewindvoerder tegenover de schuldenaar geen kracht van gewijsde heeft en dat het proces-verbaal geen voor tenuitvoerlegging jegens de schuldenaar vatbare titel oplevert.
2.6
De bewindvoerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat [X] zijn op 7 januari 2014 kenbaar gemaakte bezwaren tegen de in die brief genoemde vorderingen nadien heeft ingetrokken. Dat laatste is ook onaannemelijk gelet op de vanaf 10 maart 2014 door de advocaat van [X] met de bewindvoerder gevoerde correspondentie over deze en andere vorderingen.
2.7
Op grond van het bovenstaande is aannemelijk dat ten onrechte is volstaan met een pro forma verificatievergadering en dat, bij een juiste gang van zaken (overeenkomstig artikel 328a lid 2 Fw), [X] aanwezig zou zijn geweest bij de verificatievergadering en aldaar de in zijn brief van 7 januari 2014 genoemde vorderingen gemotiveerd zou hebben betwist.
2.8
Het bovenstaande doet er evenwel niet aan af dat het proces-verbaal van de verificatievergadering juist is in die zin dat de inhoud daarvan overeenstemt met de inhoud van de pro forma verificatievergadering en dat aan het proces-verbaal kracht van gewijsde toekomt als bedoeld in artikel 121 lid 4 en 196 Fw. Met dat laatste is onverenigbaar dat de rechtbank (of de rechter-commissaris) alsnog een inhoudelijke verificatievergadering gelast alwaar [X] alsnog in de gelegenheid zou zijn vorderingen geheel of gedeeltelijk te betwisten. Anders dan [X] heeft aangevoerd is de rechtbank ook niet teruggekomen van haar beslissing van 30 december 2013; ten tijde van de pro forma verificatievergadering verkeerde de rechter-commissaris in de veronderstelling dat [X] de vorderingen niet betwistte. De grief faalt daarom.
2.9
Nu de rechtbank niet alsnog een inhoudelijke verificatievergadering kon gelasten, de looptijd van de toepassing van de schuldsanering reeds op 10 januari 2014 is verstreken en niet in geschil is dat [X] in de nakoming van een of meer uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten, zal het hof het bestreden vonnis bekrachtigen.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. Makkink, F.J.P.M. Haas en M.A.J.G. Janssen en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.