Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
grieven 1 en 2keert Iprem zich tegen de veroordeling tot betaling van € 49.157,41 en de gronden waarop deze beslissing berust.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap ONROEREND GOEDONTWIKKELING- EN EXPLOITATIE IPREM B.V. (hierna: Iprem) tegen de besloten vennootschap FLEXABRAM B.V. (hierna: Flexabram) over de uitleg van een koopovereenkomst van een bedrijfsverzamelgebouw. De koopovereenkomst, gesloten op 7 maart 2007, bevatte een huurgarantie voor een onverhuurde ruimte. Na de verkoop heeft Flexabram het pand doorverkocht aan Warburg-Henderson, wat leidde tot geschillen over de huurgarantie en de verplichtingen van Iprem. Het hof oordeelt dat de huurgarantie eindigt bij de doorverkoop van het pand, wat niet expliciet in de overeenkomst was opgenomen, maar wel in de context van de overeenkomst moet worden begrepen. Het hof vernietigt gedeeltelijk het vonnis van de rechtbank, waarbij Iprem gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, en wijst de vorderingen van Flexabram af. De kosten van het incidenteel beroep worden aan Flexabram opgelegd.