Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie die de man moet betalen voor zijn minderjarige kind, geboren in 2011. De man is op 6 februari 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin werd bepaald dat hij vanaf 25 september 2013 een bijdrage van € 140,- per maand moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. De vrouw, die met het kind een eenoudergezin vormt, heeft op 27 februari 2014 een verweerschrift ingediend en verzocht om een lagere bijdrage van € 25,- per maand, te verhogen met wettelijke indexering.
Tijdens de zitting op 7 mei 2014 is de man verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de vrouw, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet aanwezig was. De man heeft aangevoerd dat hij geen draagkracht heeft om de vastgestelde kinderbijdrage te voldoen, aangezien hij een WAJONG-uitkering ontvangt en schulden heeft, waaronder een betalingsachterstand bij Energiedirect en een schuld aan DUO. Hij doet een beroep op de aanvaardbaarheidstoets, die inhoudt dat hij niet in staat is om de minimale bijdrage te betalen.
Het hof heeft vastgesteld dat beide partijen een WAJONG-uitkering ontvangen en dat de man door beslaglegging op zijn uitkering slechts € 820,- netto per maand overhoudt. Gezien de financiële situatie van de man en zijn verplichtingen, concludeert het hof dat hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen draagkracht heeft om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind te voldoen. De bestreden beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en het verzoek van de vrouw wordt afgewezen.