ECLI:NL:GHAMS:2014:3066

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
1 augustus 2014
Zaaknummer
200.138.075-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Vereniging van Eigenaars om gebruik van gemeenschappelijke ruimte te regelen

In deze zaak gaat het om de bevoegdheid van de Vereniging van Eigenaars (VvE) om een lid toestemming te geven voor het gebruik van een gemeenschappelijke ruimte, in dit geval het dak van een gebouw, als dakterras. De appellante, eigenaar van appartement [nummer], is in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin de VvE toestemming had gegeven voor het aanleggen van vlonders op het dak boven de fietsenstalling. De VvE had eerder aan de eigenaar van appartement [nummer] toestemming gegeven om het dak als dakterras te gebruiken, maar deze toestemming was niet permanent en kon worden ingetrokken. De VvE heeft in haar besluit van 25 juni 2013 de toestemming voor het leggen van vlonders onder voorwaarden verleend, waarbij de verplichting gold om deze te verwijderen bij verkoop van het appartement.

Het hof heeft overwogen dat de VvE, op basis van artikel 5:126 lid 1 BW, het beheer over de gemeenschappelijke gedeelten voert en dat zij bevoegd is om regels te stellen over het gebruik daarvan. De artikelen 12 en 13 van het splitsingsreglement geven de VvE de mogelijkheid om toestemming te verlenen voor het gebruik van gemeenschappelijke gedeelten en deze toestemming ook in te trekken. Het hof concludeert dat het besluit van de VvE niet in strijd is met de wet of de akte van splitsing, en dat het gebruik van het dak als dakterras geen afbreuk doet aan de bestemming van het dak als gemeenschappelijk gedeelte.

De beslissing van de kantonrechter, die het verzoek van de geïntimeerden om het besluit van de VvE te vernietigen had toegewezen, is door het hof vernietigd. De vordering van de geïntimeerden is afgewezen en zij zijn veroordeeld in de kosten van het geding. Het hof heeft geoordeeld dat de VvE bevoegd was om het gebruik van het dak als dakterras te regelen en dat de toestemming die was verleend niet als permanent kon worden beschouwd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.138.075/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : EA VERZ 13-842
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 mei 2014
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. A.C. Kool te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde sub 1] en

2.
[geïntimeerde sub 2],
wonende te [woonplaats]
geïntimeerden,
advocaat: mr. S.L. Schram te Amsterdam.

1.Procesverloop

Partijen worden hierna [appellante], [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] genoemd. Geïntimeerden worden gezamenlijk [geïntimeerden]genoemd.
[appellante] is bij beroepsschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op 29 november 2013, tezamen met de Vereniging van Eigenaars van het gebouw Kerkstraat 415 tot en met 423 (oneven nummers) te Amsterdam (hierna: de VvE) in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 29 oktober 2013 (hierna: de kantonrechter).
Bij brief van haar raadsvrouw van 27 januari 2014, bij de griffie van het hof ontvangen op 28 januari 2014, heeft de VvE haar hoger beroep ingetrokken.
Op 4 februari 2014 is het proces-verbaal van de mondelinge behandeling door de kantonrechter bij de griffie van het hof ontvangen.
Op 20 februari 2014 is ter griffie van het hof een verweerschrift met producties van [geïntimeerden]ingekomen.
Op 6 maart 2014 zijn bijlagen 17 en 18 van [appellante] ter griffie van het hof ingekomen.
De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op 20 maart 2014. Bij die gelegenheid heeft namens [appellante] mr. Kool voornoemd het woord gevoerd en namens [geïntimeerden]mr. Schram voornoemd, beiden aan de hand van aan het hof overgelegde aantekeningen.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten. Uitspraak is bepaald op heden.

2.Beoordeling

2.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking onder 1 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. De grieven I, II en III richten zich tegen een onderdeel van deze feitenvaststelling. Het hof zal daarmee rekening houden. Voor het overige zijn deze feiten in hoger beroep niet in geschil en dienen deze derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat - en voor zover in deze procedure van belang - gaat het in deze zaak om het volgende.
a. Het pand aan de Kerkstraat 415 t/m 423 te Amsterdam bestaat uit 5 woonlagen met in totaal 12 woningen en enkele atelierruimten (hierna: het gebouw). Aan de achterzijde van het gebouw is op de begane grond in het midden een uitbouw met daarin bergingen ten behoeve van de appartementen. In een deel van het dak van de bergingen is een lichtkoepel geplaatst. De eerste, tweede en derde verdieping hebben op iedere verdieping 3 woningen. Op deze verdiepingen heeft ieder appartement aan de achterzijde een betrekkelijk klein halfrond balkon. Op verzoek van de eerste eigenaar van het middelste appartement op de eerste verdieping, gelegen aan Kerkstraat [nummer] te Amsterdam (hierna te noemen: appartement [nummer]), is in of omstreeks 1989 het appartement [nummer] niet voorzien van een halfrond balkon. In plaats daarvan is over de gehele breedte van dat appartement op het dak van de bergingen (fietsenstalling) een terras aangelegd, dat slechts toegankelijk is vanuit appartement [nummer].
b. Bij notariële akte van 16 mei 1989 is het toen nog te bouwen gebouw op het erfpachtrecht gesplitst in appartementsrechten. De splitsing in appartementsrechten is geschied volgens de aan de notariële akte gehechte splitsingstekening. Op de splitsingstekening is onder meer een rechthoekig dakterras ten behoeve van appartement [nummer] ingetekend. Dat deel is ongeveer 1,5 meter diep. Het resterende deel van het dak is ongeveer 2 meter diep.
c. Op de appartementsrechten zijn van toepassing verklaard het modelreglement bij splitsing in appartementsrechten van november 1983 (hierna het splitsingsreglement) en een huishoudelijk reglement.
Sub F van het splitsingsreglement betreft de artikelen 9 t/m 15 en heeft betrekking op het gebruik, beheer en onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken. In artikel 9 van het splitsingsreglement is onder meer bepaald dat het dak tot het gemeenschappelijke gedeelte wordt gerekend. Ingevolge artikel 11 van het splitsingsreglement heeft iedere eigenaar het gebruik van het gemeenschappelijke gedeelte volgens de bestemming daarvan. De eigenaar moet bij het gebruik van het gemeenschappelijke gedeelte het splitsingsreglement en het huishoudelijk reglement in acht nemen. Artikel 12 van het splitsingsreglement geeft regels ter zake het gebruik van gemeenschappelijke ruimten. Lid 3 van dat artikel bepaalt:
De vergadering kan tot de in het eerste en tweede lid genoemde handelingen toestemming verlenen en een reeds verleende toestemming intrekken.
Artikel 13 van het splitsingsreglement geeft regels omtrent het aanbrengen van zaken op of aan het gebouw. Lid 3 van dat artikel bepaalt:
De vergadering kan bij het verlenen van de toestemming bepalen, dat deze weer kan worden ingetrokken.
Voorts zijn in het huishoudelijk reglement onder meer de volgende regelingen opgenomen:
Artikel 7 Gemeenschappelijke gedeelten
1. Hetgeen tot de gemeenschappelijke gedeelten wordt gerekend wordt genoemd onder punt F van het modelreglement.
(…)
Artikel 8 Het gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten en/of gemeenschappelijke zaken
1. De vergadering van eigenaars is bevoegd regels te stellen betreffende het gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten, voor zover dit reglement daarover geen bepalingen bevat.
(…)
3. Een eigenaar (of gebruiker) heeft het genot van de gemeenschappelijke gedeelten en/of de gemeenschappelijke zaken, volgens de bestemming daarvan.
4. Hij/zij moet daarbij de akte van splitsing, het modelreglement en het huishoudelijk reglement naleven en mag geen inbreuk maken op het recht van genot van de andere eigenaars of gebruikers.
(…)
Artikel 11 Privé gedeelten
1. De privé gedeelten zijn die gedeelten van het gebouw welke niet genoemd zijn in artikel 7.
d. [geïntimeerden]hebben, na inschrijving van de notariële akte van 16 mei 1989 in de openbare registers, in eigendom verkregen het appartementsrecht aan de Kerkstraat 419B (hierna: appartement 419B).
e. Op de eerste verdieping, direct onder appartement 419B is appartement [nummer] gelegen. De eerste eigenaar van appartement [nummer] was [X], de opvolgend eigenaar was[Y] (hierna “[Y]”). Zij maakten beide gebruik van het onder a. genoemde dakterras.
f. [Y] heeft in de VvE-vergadering van 26 mei 2010 de wens te kennen gegeven een vlonder te leggen en een balustrade aan te brengen op zijn terras, teneinde een veilige speelmogelijkheid voor zijn kind(eren) te hebben. Voorafgaand aan die vergadering had [Y] aan[geïntimeerde sub 1] als voorzitter van de VvE gemaild dat dit ook de verkoop van zijn appartement ten goede zou komen. [geïntimeerde sub 2] had als enige van de aanwezigen bezwaar tegen de balustrade. In diezelfde vergadering is volgens de notulen aan de orde geweest dat appartement [nummer] waarschijnlijk over enkele maanden te koop zou worden aangeboden. Kort nadien heeft [Y] appartement [nummer] met dakterras te koop aangeboden.
Omdat op de vergadering van 26 mei 2010 niet alle noodzakelijke informatie was uitgewisseld, is op 28 augustus 2010 een extra vergadering over het dakterras ingelast. Daarin is afgesproken dat [Y] geen vlonders en balustrade zou plaatsen totdat in de najaarsvergadering de mening van de gehele VvE over het al dan niet gedogen daarvan of het terugbrengen naar de oude situatie zoals met [Y] voorganger (beperkt meubilair, alleen rustig krantje lezen, geen vlonder en omheining) zou zijn gepeild.
g. De vereniging Vereniging van Eigenaars [adres], waarvan de eigenaren/bewoners zicht hebben op de achterzijde met balkons en dakterras van het gebouw, heeft bij brief van 9 november 2010 bezwaar gemaakt tegen het dakterras van appartement [nummer].
h. In de notulen van de najaarsvergadering van de VvE van 16 november 2010 is het navolgende opgenomen:

4.Gebruik dak boven algemene bergingen

- 1/3 deel van het terras is eigendom van de eigenaar van het appartement en 2/3 deel is eigendom van de VvE,
- Sinds de oplevering van het appartement van [Y] (in de tijd dat Gerard hier gaat wonen) zijn de tegels en plantenbakken geplaatst en is er een gedoogsituatie/gebruikssituatie/privilege wat betreft het gebruik van het hele dakterras,
- In de brochure/advertentie van [Y] staat bij het dakterras dat een deel bij het appartement hoort en een deel eigendom van de VvE is. Verder staat vermeld dat het gebruik exclusief is waarmee wordt bedoeld dat andere eigenaren niet op het dakterras kunnen komen. De brochure/advertentie blijkt feitelijk juist.
Stemming terugdraaien verkregen toestemming voorjaarsvergadering 2010
- In de voorjaarsvergadering van 2010 is aan Tijn toestemming gegeven voor het plaatsen van een omheining op het dakterras.
- Doordat een aantal bewoners deze toestemming niet juist vindt, omdat de keuze voor deze toestemming gebaseerd was op naar hun mening misleidende informatie, wordt er in deze vergadering opnieuw gestemd om deze toestemming voor het plaatsen van deze omheining in te trekken. Anderen vonden dat geen sprake was van misleiding, maar willen de toestemming wel persoonsgebonden houden (en het appartement van [Y] is inmiddels verkocht). Alle leden van de VvE, behalve [Y], stemmen voor het intrekken van deze toestemming.
Nieuwe stemming betreft gebruik dakterras
A. Terugdraaien van de gedoog/gebruikssituatie/privilege van gebruik van gehele dakterras en dit beperken tot slechts 1/3 deel
B. De situatie behouden zoals deze nu is waarbij gebruik van gehele dakterras wordt toegestaan. Dit met als voorbehoud dat er geen overlast zal zijn en het huishoudelijk reglement wordt gehandhaafd. Eventuele schade moet worden vergoed door de veroorzaker (in de praktijk zal dat niet altijd makkelijk vast te stellen zijn).
Het voorstel B is door de VvE aanvaard.
i. In 2011 is [appellante] de eigenaresse van appartement [nummer] geworden.
j. Op de vergadering van de VvE van 25 juni 2013 is gestemd over het verzoek van [appellante] om houten vlonders op het dakterras te mogen leggen. Het verzoek van [geïntimeerden]om het gebruik van het dakterras van appartement [nummer] te agenderen is afgewezen. In de concept-notulen is onder meer het navolgende opgenomen:
De conclusies van [geïntimeerde sub 2] [hof: [geïntimeerde sub 2]] relaas: [Y] heeft de VvE misleid, het besluit van 16 november gold alleen [Y] en een beperkt gebruik en [Y] heeft [appellante] [hof: [appellante]] opgezadeld met een nare erfenis. Daarom moet er nu eerst opnieuw over het gebruik van het plat gesproken worden.
De vergadering gaat daar niet mee akkoord. Wel staat het [geïntimeerde sub 1] [hof: de [geïntimeerde sub 1]] en [geïntimeerde sub 2] natuurlijk vrij om hun punt voor een volgende vergadering te laten agenderen.
(…)
Stelling 1 De VvE gaat akkoord met het leggen van een vlonder op het dak boven de fietsenstalling. Het vlonder wordt betaald door [appellante]. Eventuele schade die voortvloeit uit het plaatsen zal vergoed worden door [appellante].
Uitslag Aangenomen met 6 stemmen voor, 3 tegen. Verder 2 blanco en 1 niet uitgebracht.
Stelling 2 Zodra [appellante] haar appartement verkoopt, dient zij het vlonder te verwijderen.
Uitslag Aangenomen met 6 voor, 3 tegen, 2 blanco en 1 niet uitgebracht.

3.Beoordeling

3.1
[geïntimeerden]hebben in dit geding de kantonrechter verzocht het besluit van de VvE van 25 juni 2013, voor zover daarbij toestemming is gegeven voor het leggen van vlonders op het dak boven de fietsenstalling, te vernietigen met veroordeling van de VvE in de proceskosten. Zij hebben op verschillende grondslagen betoogd dat het besluit nietig dan wel vernietigbaar is en daartoe in het bijzonder aangevoerd, dat nu het niet tot appartement [nummer] behorende gedeelte van het dak behoort tot het gemeenschappelijke gedeelte van het gebouw, het besluit strekt tot uitbreiding van het privé gedeelte van [appellante]. Zij menen dat dat zonder aanpassing van de splitsingstekening niet is toegestaan en dat de algemene ledenvergadering van de VvE niet bevoegd is tot het in exclusief gebruik geven van een gemeenschappelijk deel van het gebouw aan één lid van de VvE.
3.2
De kantonrechter heeft het verzoek toegewezen. Daartoe werd - samengevat - allereerst overwogen dat het besluit van 25 juni 2013 (strekkend tot het verlenen van toestemming onder voorwaarden tot het leggen van vlonders op het gemeenschappelijk gedeelte van het dak van de berging), voortbouwt op het besluit van 16 november 2010, waarin aan [Y] het gebruik van het gehele dak van de berging als dakterras werd toegestaan. Dat laatste besluit is volgens de kantonrechter nietig op grond van artikel 2:14 BW wegens strijd met de akte van splitsing. Ingevolge artikel 9 sub a van het splitsingsreglement behoort het dak van de fietsenstalling tot het gemeenschappelijke gedeelte. Ingevolge artikel 11 van het splitsingsreglement (dat in de akte van splitsing is opgenomen) heeft iedere eigenaar en gebruiker - en daarmee ook [appellante] - het gemeenschappelijke dak volgens de bestemming te gebruiken. Dit betekent naar het oordeel van de kantonrechter dat [gezien] de bestemming "dak" het gebruik van dakterras - door één appartementseigenaar - niet is toegestaan. Bij het stellen van regels omtrent het gebruik van gemeenschappelijke gedeelten kan de vergadering niet afwijken van de bepalingen in het splitsingsreglement. Nu voorts aannemelijk werd geacht dat het aanleggen van vlonders een intensiever gebruik van het gehele dak als dakterras mogelijk maakt, denkbaar is dat de VvE door dat gebruik met (kosten van) juridische procedures wordt geconfronteerd en de gemeente Amsterdam aanvullende eisen zal stellen, achtte de kantonrechter het besluit van 25 juni 2012 in strijd met de redelijkheid en de billijkheid.
3.3
Tegen die beslissing en de gronden waarop het berust is [appellante] met haar (acht) grieven in hoger beroep opgekomen.
3.4
De grieven IV en V zijn gericht tegen het oordeel dat het besluit van 25 juni 2013 voortbouwt op het besluit van 16 november 2010 en dat laatstgenoemd besluit nietig is. De grieven, die gezamenlijk worden behandeld, slagen. Het volgende is daartoe redengevend.
3.4.1
Het besluit van 25 juni 2013 betreft uitsluitend de toestemming aan [appellante] om - op eigen kosten - op het dak boven de (gemeenschappelijke) fietsenstalling een vlonder te leggen, onder de verplichting eventuele schade die uit die aanleg voortvloeit te vergoeden en de vlonder te verwijderen zodra zij haar appartement verkoopt. [appellante] wenst de vlonders aan te leggen in verband met gebruik van het dak boven de fietsenstaling als dakterras. De door de VvE gegeven toestemming kan daarom niet anders worden uitgelegd dan dat het mede behelst de impliciete toestemming aan [appellante] om dat dak als dakterras te gebruiken, zolang zij althans haar appartement niet heeft verkocht. In zoverre betreft het besluit van de VvE het gebruik door [appellante] van een gemeenschappelijke ruimte, te weten het gebruik van het dak boven de bergingen, als dakterras. Ter beantwoording ligt dan voor de vraag of de VvE bevoegd is tot het nemen van een dergelijk besluit. Gegeven deze uitleg is niet meer van belang of het besluit al dan niet voortbouwt op een in 2010 genomen besluit (hetgeen overigens op zichzelf aannemelijk is).
3.4.2
Anders dan de kantonrechter beantwoordt het hof de vraag naar de bevoegdheid van de VvE bevestigend. Ingevolge artikel 5:126 lid 1 BW voert de VvE het beheer over de gemeenschap. Uit het bepaalde in artikel 5:128 lid 1 BW volgt, dat de vergadering van eigenaars van de VvE bevoegd is om ten aanzien van de gemeenschappelijke gedeelten regels te stellen. Die regels zijn (onder meer) in de artikelen 12 en 13 van het splitsingsreglement gesteld. Uit die artikelen leidt het hof af, dat de vergadering van de VvE toestemming kan geven tot gebruik van gemeenschappelijke gedeelten en deze toestemming ook kan intrekken. Hoewel genoemde artikelen 12 en 13 reppen van andere handelingen met betrekking tot gemeenschappelijke gedeelten dan het plaatsen van een vlonder op het dak van de bergingen, brengt een redelijke uitleg van de splitsingsakte mede dat ook dat handelen onder de werkingssfeer van genoemde artikelen valt. Dat is met name het geval omdat de vergadering van de VvE heeft beslist dat de gegeven toestemming zich niet uitstrekt tot na de verkoop van appartement [nummer] ([appellante] moet dan de vlonders immers weer verwijderen), waarmee de vergadering zich kennelijk het recht heeft voorbehouden op dat tijdstip een ander besluit te nemen. Er is dus geen sprake van een toestemming met een permanent karakter. Dat strookt met het bepaalde in de artikelen 12 en 13 van het splitsingsreglement, waar eveneens sprake is van toestemming ter zake gemeenschappelijke gedeelten die kan worden ingetrokken en die op zichzelf dus geen permanent karakter heeft. Het hof overweegt daarbij dat het gebruik als (dak)terras op zichzelf geen afbreuk doet aan de (hoofd)bestemming van het dak als gemeenschappelijk gedeelte.
3.4.3
Het hof zou tot een ander oordeel zijn gekomen wanneer uit de feiten zou volgen dat het besluit van de VvE van 25 juni 2013 ertoe strekt om op permanente basis een gemeenschappelijke gedeelte van het gebouw exclusief aan de eigenaar van appartement [nummer] in gebruik te geven. Dan zou immers geen sprake meer zijn van beheer, als bedoeld in artikel 5:126 BW, maar van een beschikkingshandeling, waartoe de vergadering van de VvE niet bevoegd is. [geïntimeerden]menen kennelijk dat daarvan in het onderhavige geval sprake is, maar het hof volgt hen daarin niet. Uit de gedingstukken en de bijbehorende producties (zoals de notulen van de voorjaarsvergadering 2010, de extra ledenvergadering van 28 augustus 2010 en de najaarsvergadering van 16 november 2010) volgt enerzijds, dat de VvE weliswaar van aanvang af heeft ingestemd met (enige mate van) gebruik van het gemeenschappelijke dak als dakterras voor de eigenaar van appartement [nummer], doch anderzijds, dat het hier geen permanente toestemming betrof doch het onderwerp bij herhaling in enige vorm aan de vergadering ter besluitvorming is voorgelegd, waarbij steeds de mogelijkheid bestond dat de toestemming niet zou worden verlengd. Dat tot op heden steeds is besloten het gebruik als dakterras op enigerlei wijze wel te accepteren maakt op zichzelf niet dat van een permanent karakter kan worden gesproken.
3.4.4
De slotsom luidt daarom, dat het bestreden besluit niet in strijd is met de wet, de akte van splitsing of het huishoudelijk reglement.
3.5
Thans moet worden beoordeeld of het besluit in strijd is met de redelijkheid en de billijkheid. In dat verband dient voor ogen te worden gehouden, dat in dit geding in confesso is dat de opeenvolgende eigenaars van appartement [nummer] het dak van de bergingen op enigerlei wijze als dakterras gebruikten en dat het dak was en is betegeld. Het gaat er dus om te beoordelen welk verschil wordt teweeggebracht door het bestreden besluit dat ertoe strekt dat vlonders mogen worden aangebracht.
3.5.1
Daarbij gaat het ten eerste om de vraag, of de aanwezigheid van vlonders leidt tot een zodanige intensivering van het gebruik van het terras, dat dat gebruik in redelijkheid door de andere appartementseigenaars niet geduld hoeft worden. Het enkele feit dat enige mate van intensivering plaatsvindt hoeft dat immers nog niet te betekenen. [appellante] heeft aangevoerd dat zij slechts heeft gekozen de thans op het dakterras aanwezige tegels te vervangen door houten vlonders omdat zij dat mooier vindt. In het gebruik verandert hierdoor volgens haar niets, zodat geen aanleiding is te veronderstellen dat het besluit om de vlonders toe te staan tot een intensivering van het terras leidt. Tegenover dit betoog hebben [geïntimeerden]onvoldoende concrete feiten aangevoerd waaruit het hof kan afleiden dat vlonders tot een mate van intensivering van het dakterras leidt die zij niet behoeven te dulden. Dat hun privacy door het toelaten van vlonders op onaanvaardbare wijze in het geding is, in vergelijking met een dakterras dat slechts van tegels is voorzien, vermag het hof verder niet in te zien.
3.5.2
[geïntimeerden]hebben gewezen op het risico van overlast (van daadwerkelijke overlast is, zoals zij ter zitting in hoger beroep hebben toegegeven, geen sprake) maar daarvoor heeft te gelden dat het [appellante] krachtens de toepasselijke reglementen hoe dan ook niet is toegestaan overlast op het dakterras te veroorzaken. In het voorkomen van overlast voorzien die reglementen al zodat daarin geen reden is gelegen om het besluit van 25 juni 2013 te vernietigen.
3.5.3
Wat de kosten van juridische bijstand betreft, is in dit geding niet gebleken dat er thans concrete dreiging is van bezwaren tegen het gebruik als dakterras door de Vereniging van Eigenaars [adres] en dat de onder 2.1.g aangehaalde brief, die van 9 november 2010 dateert, op enigerlei wijze door die vereniging is opgevolgd. Daar komt bij dat de kosten van juridische bijstand in zoverre beheersbaar zijn dat de VvE – onbetwist – beschikt over een rechtsbijstandsverzekering.
3.5.4
Ook wat betreft het optreden van de gemeente Amsterdam geldt dat inmiddels een omgevingsvergunning is verstrekt voor gebruik van het dak als dakterras. Dat de mogelijkheid van bezwaar en beroep nog openstaat én dat daarvan gebruik dreigt te worden gemaakt hebben [geïntimeerden]onvoldoende concreet aangevoerd. Datzelfde geldt voor het risico dat de gemeente Amsterdam als gevolg van het bestreden besluit nog met aanvullende, voor [geïntimeerden]in redelijkheid niet aanvaardbare, eisen komt.
Indien de gemeente - zoals zij vrezen - de voorwaarde stelt dat een balustrade wordt aangebracht, zal [appellante] ook toestemming moeten vragen aan de VvE om deze te mogen realiseren, welke toestemming de VvE overigens, gelet op het voorgaande, niet verplicht is te verlenen.
3.6
De slotsom luidt dat het besluit van 25 juni 2013 evenmin in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De beschikking van de kantonrechter zal daarom worden vernietigd. De vordering van [geïntimeerden]zal alsnog worden afgewezen. Hetgeen zij in het geding in hoger beroep of in eerste aanleg meer of anders hebben aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. [geïntimeerden]zullen als in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter van 29 oktober 2013;
en opnieuw rechtdoende:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [geïntimeerden]in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van [appellante] ter zake het geding in eerste aanleg begroot op nihil voor verschotten en salaris advocaat, en ter zake het geding in hoger beroep op € 683,= voor verschotten en € 1.788,= voor salaris advocaat;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.C. Meijer, J.C.W. Rang en M.E. van Rossum en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2014.