Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
mr. R.A.M. Koolente Amsterdam,
WOONSTICHTING LIEVEN DE KEY,
mr. E. van der Hoedente Amsterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een huurder, aangeduid als [appellant], en de Woonstichting Lieven de Key, hierna De Key. De appellant was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, dat op 7 augustus 2012 was gewezen. De appellant had vijf grieven geformuleerd en vorderingen ingesteld, waaronder het verzoek aan De Key om zorg te dragen voor vervangende woonruimte en teruggave van een deel van de huursom. De Key had de vorderingen betwist en verzocht om bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 13 februari 2014 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant na de ontruiming van zijn woning zijn intrek had genomen bij zijn echtgenote en geen overlast meer ondervond. Het hof oordeelde dat de appellant geen belang meer had bij de vordering tot het aanbieden van een andere woning, omdat hij inmiddels passende woonruimte had gevonden. De vordering tot huurvermindering werd afgewezen, omdat de appellant geen bewijs had geleverd van de door hem gestelde overlast en eerdere uitspraken van de Geschillencommissie en de kantonrechter in zijn nadeel hadden beslist.
Het hof concludeerde dat de grieven van de appellant geen afzonderlijke bespreking behoefden, omdat deze niet tot toewijzing van de vorderingen konden leiden. Het vonnis van de kantonrechter werd bekrachtigd en de appellant werd verwezen in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van een belang bij vorderingen in huurgeschillen en de gevolgen van eerdere uitspraken in het kader van het gezag van gewijsde.