Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
VOORZITTER ONDERNEMINGSKAMER
mr. A.A.H.J. Huizingen
mr. W. de Jong,kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. A.N. Krol, kantoorhoudende te Amsterdam,
[G],
mr. R.C. de Molen
mr. M.R. Martin, kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
3 [A],
[B],
[C],
[D],
[E],
1.Het verloop van het geding
- mr. A.N. Krol als mr. Krol;
- verzoekster als RCM;
- [H] als [H];
- RCM en [H] tezamen als [H] c.s.;
- verweerster sub 1 als MEI;
- verweersters tezamen als de vennootschappen;
- belanghebbende sub 1 en 2: tezamen als [G] c.s. en afzonderlijk als [I] en [G];
- mr. W.G. van Hassel als mr. Van Hassel;
- H.H. Kloos RBA als Kloos;
- ir. W.P.M. van der Schoot als Van der Schoot.
mr. Krol voornoemd, niet in haar hoedanigheid van advocaat van de vennootschappen, doch voor zich, de voorzitter van de Ondernemingskamer verzocht
2.De gronden van de beslissing
mr. Krol in haar hoedanigheid van advocaat een klacht ingediend bij de deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten (hierna: de deken). Deze klacht heeft betrekking op het optreden van mr. Krol als advocaat van de vennootschappen in deze enquêteprocedure. [H] c.s. verwijten mr. Krol onder meer, aldus mr. Krol:
- dat zij ter terechtzitting van 19 september 2011 van de Ondernemingskamer opzettelijk onjuiste mededelingen zou hebben gedaan en ten onrechte het verzoek van [G] c.s. heeft ondersteund;
- dat zij ten onrechte bij een brief aan de Ondernemingskamer van 5 oktober 2011 het verzoek van Kloos met betrekking tot zijn kosten van verweer heeft ondersteund, omdat toen reeds uit het onderzoek in de enquêteprocedure zou zijn gebleken dat Kloos zich aan onbehoorlijke taakvervulling zou hebben schuldig gemaakt;
- dat zij zich schuldig zou hebben gemaakt aan valsheid in geschrifte door het opstellen van overeenkomsten in verband met de overdracht van de aandelen in MEI.