Uitspraak
1.[verzoekster sub 1],
[verzoekster sub 2],
[verzoekster sub 3],
[verzoeker sub 4],
mr. E.L. Hoogstraate, kantoorhoudende te Haarlem,
mr. R. Klarus, kantoorhoudende te Emmen,
mr. R. Klarus,kantoorhoudende te Emmen.
Het verloop van het geding
- verzoekster sub 1 als [A];
- verzoekster sub 2 als [B];
- verzoekster sub 3 als [C];
- verzoeker sub 4 als [D];
- verzoekers gezamenlijk als [verzoekers];
- verweerster als ‘t Pierement;
- belanghebbende als [E].
2.De feiten
de handel in curiosa en antiquiteiten” en “
het beleggen van vermogen in registergoederen”.
alle overige tot mijn nalatenschap behorende goederen die zij zal verkiezen, onder verplichting om de waarde daarvan te vergoeden aan de nalatenschap”, verder het keuzelegaat. Met betrekking tot dit keuzelegaat is in het testament verder – voor zover hier relevant – het volgende bepaald:
(..)
Door de heer [D] is gevraagd om zekerheid te verstrekken voor de vorderingen op mevrouw [F]. Een pandrecht op de aandelen van de B.V. acht u niet toereikend. Als alternatief wordt door mevrouw [F] aangeboden om door de B.V. zekerheid te laten verstrekken op een pand van de B.V.”
;
indien het belang of de waarde van die rechtshandelingen voor de vennootschap het minimaal aan te houden eigen vermogen van de vennootschap, gelijk aan de som van de vorderingen van de kinderen van de heer [G] vermeerderd met een buffer van (10%) hierdoor wordt geschonden, of dat deze handelingen er toe leiden dat het eigen vermogen van de vennootschap daalt onder genoemd minimaal aan te houden eigen vermogen”.
Daarnaast maak ik van de gelegenheid gebruik om de bewindvoerders er op te wijzen dat de vordering van de kinderen [G] door de instelling van het bewind over het vermogen van mevrouw [F] opeisbaar zijn geworden. Van mijn zijde zal ik geen actie ondernemen, waarbij ik aanneem dat de bewindvoerders de benodigde acties ondernemen”
.
uiteenzetting financiële mogelijkheden en implicaties van uitbetaling erfdelen aan pandhouders” het volgende in:
De BV bezit drie bedrijfspanden (...)
De bestuurder geeft aan leiding te willen geven vanuit het buitenland. (…) De bestuurder geeft aan voor beide bedrijfspanden er een netwerk aan mensen bestaat dat de verkoop, verhuur en onderhoud middels aansturing vanuit het buitenland kan bestieren. (..). De pandhouders geven aan bezorgd te zijn over deze constructie en stellen voor een tweede directeur aan te stellen in Nederland.
Vanaf het moment dat het bewind voor mevrouw [F] is uitgesproken, is er veel contact geweest tussen [E], CSI Bewindvoeringen en zijn stiefbroer en stiefzussen. Naast veel mailcontact is er ook overleg geweest bij [E] thuis, bij een notaris in Leiden en in Lelystad. [E] geeft telkenmale openheid van zaken. Hij informeert CSI Bewindvoeringen en vraagt toestemming als dit nodig is.